Waar blijft de vrije zelfstandige jeugdbeweging

Wij gaan verhuizen. Dat betekent voor ons, dat wij met z’n achten uit een gezellig-grote pastorie in een gewoon Haags huurhuis geperst worden. En dat betekent ook, dat ik langs de stoffige boekenkasten op zolder snor om te zien wat wèg kan. Een weemoedige en traagmakende bezigheid.

En daar kreeg ik ze weer in handen: gebonden jaargangen van „Jonge Strijd” en „Jonge Kracht”, de bladen van de blauwe zelfstandige jeugdbewegingen J.G.0.8. en N.B.A.S. van vlak na de eerste wereldoorlog. Vlammende artikelen, die pleitten voor levensvernieuwing, voor persoonlijke verantwoordelijkheid. Oproepen tot de jeugd om in het persoonlijk levensgedrag door geheelonthouding en fris jeugdleven de nieuwe levenswil uit te dragen. En daartussen verhalen van kampeertochten, ingezonden stukken in ruzietoon en congresverslagen. Namen, veel namen kom je tegen. Velen wekken een herinnering.

Maar met dat al: door de vrije zelfstandige jeugdbeweging zijn enige tienduizenden aangeraakt, enige duizenden gevormd. Een beweging, die de zelfwerkzaamheid voorop stelde, die scherp de fouten van het voorgeslacht zag, die niet van tradities uitging althans dacht uit te gaan niaar wat er aan waarden leefde zelf, door zwaarwichtig bomen en in uitgelaten activiteit, wilde veroveren.

Bij alle critiek, die wij achterna kunnen hebben, mag één ding niet vergeten worden: hier heerste een gezond principe. Hier ging men met het oer jeugdig verlangen naar ruimte, uit op verovering der geestelijke en zedelijke waarheden. En ik mag verklaren: alle sombere voorspellingen van ouderen ten spijt, de jongeren, die er werkelijk deel aan hebben gehad, zijn in hun leven gevormd op een wijze, die elders niet mogelijk was.

Daar komt nog iets bij. Deze vrije jeugdbeweging, ofschoon haar ledental nooit geweldig groot was (NBAS hijgde jaren lang naar de 2000) heeft een stimulerende invloed op andere, geleide jeugdbewegingen gehad. Noch de AJC, noch de JVC zouden geworden zijn, tot wat zij waren, zonder de zelfstandige jeugdbeweging. En deze hebben op hun beurt weer de stijl van de zelfstandige jeugdbeweging gestyleerd, ja, zo indrukwekkend gemaakt, dat geen enkele jeugdbeweging in Nederland zich aan die invloed kon onttrekken.

Ik aarzel niet te zeggen: er is een grote invloed uitgegaan van de kleine vrije, meest blauwe jeugdbewegingen, die pioniersarbeid verrichtten. Zij mag niet vergeten worden. Noch om haar verleden, noch om haar waardevol principe.

Maar waar is die vrije jeugdbeweging nu? De JGOB is, zo zij nog bestaat, ingeschrompeld tot een invloedloos groepje. De NB AS heeft in oorlogstijd zichzelf opgeheven. De enige werkelijk vrije jeugdbeweging, die mij nu bekend is, is de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, de NJN. Zij heeft, juist als de blauwe jeugdbeweging, een zeer concrete doelstelling, nl. de studie der natuur. Maar haar stijl, haar sfeer, haar wil tot zelfstandigheid laten zien, dat jongeren, wanneer zij zélf gaan organiseren, steeds tot dezelfde gemeenschapsvormen komen, steeds van dezelfde psychologische achtergrond (onbe-

wust natuurlijk) uitgaan. Het merkwaardige is, dat de NJN thans meer leden telt, dan ooit de vroegere ongeleide jeugdbeweging tezamen heeft kunnen verzamelen. Dat zegt wel iets over de innerlijke noodzaak van zulk een organisatievorm. Wie aangestoken als hij is door het Americanisme alleen met grote getallen rekent, glimlacht om de onbenulligheid van het ledencijfer. Wie weet, dat geestelijke werkelijkheden niet met getallen te meten zijn, glimlacht niet, maar is blij.

En nu is de Nederlandse Jeugdgemeenschap voor het voetlicht getreden. Zij wil samenbundelend te werk gaan ten bate van de lichamelijke, zedelijke en geestelijke opvoeding van het Nederlandse volk. Lid kunnen worden alle organisaties die werkzaam zijn op het gebied der vrije jeugdvorming en die instemmen met het doel en de arbeid der NJG. Deze arbeid wordt verricht „in gehoorzaamheid aan waarden van hoger orde, waarheid, gerechtigheid en naastenliefde, zoals deze in de geschiedenis van ons volk gegroeid zijn uit het christendom en die in de eerbiediging van den medemens één van haar hoogste uitingen vindt.” Daarbij kweekt zij trouw jegens Vaderland en Vorstenhuis, uitgedrukt in het insigne: de oranje cirkel.

Reeds zijn grote jeugdorganisaties toegetreden: De Hervormde jeugd, De R.K. jeugd, de Vrijz. Christelijke jeugd, de AJC, de Gereformeerde jeugd, de Jeugdherbergencentrale, de Volkshuizenbeweging, tezamen 80% van de georganiseerde jeugd omvattend. De NJG heeft een bureau met functionarissen over het gehele land. Zij gaat jeugdleidersopleidingen stichten of stimuleren. Zij geeft een blad uit, „Vrije Vaart”. En dit alles geschiedt door een bestuur, aangewezen uit de grote geestelijke stromingen. Zij heeft een Raad van Advies, zij heeft in het prinselijk paar haar beschermheer en -vrouwe. Zij wordt erkend door de Regering als dé centrale jeugdbe-

wegingsinstantie. Kortom: hier wordt wat groots verricht.

Neen, wij zeggen dat niet schamperend. Wij menen dat. Laten wij er geen woorden aan verspelen: er zal een millioen jongeren zijn van de jeugdbewegingsleeftijd. Slechts een deel van hen ondergaat de vorming van de jeugdorganisaties. Maar de nood, vooral de geestelijke nood onder de jongeren is groot. Er slaat een golf van cynisme door hen heen. Er is een griezelige genotzucht óók bij de jeugd. De lichamelijke ontwikkeling is eenzijdig. De morele maatstaven zijn in verval. Wie geen overheidsjeugdbeweging wil, moet wat anders willen. En dan kan dat het beste geschieden door die organen, die het vertrouwen van de jeugd blijken te bezitten.

Daarom: dit werk moet doorgaan. Het moet onze sympathie hebben.

Maar tegelijkertijd, zojuist teruggekeerd van mijn snuffeltocht in oude krantjes, vraag ik: waar blijft de vrije jeugdbeweging? Neen, niet die jeugdbeweging, die men tegenwoordig al vrij noemt, wanneer zij zich onafhankelijk van de Overheid ontwikkelt. Maar de vrije vrije jeugdbeweging! De zelfstandige, de ongeleide. En ik vraag mij af, hoe ik, als ik nu 20 jaar was, zou reageren op dit geheel. Dan weet ik heel zeker, dat ik zó niet mee zou doen.

Ja, nü erken ik, dat onze zedelijke waarden historisch met het christendom samenhangen. Maar was ik daar 20 jaar geleden aan toe? Thans heb ik geen bezwaar tegen die trouw aan Vaderland en Vorstenhuis, maar eerlijk gezegd: dat is een verworvenheid in mijn leven, waar ik moeite mee heb gehad. En verder: je kiest toch zelf je vertegenwoordigers, je laat je zomaar niet iemand aanwijzen? Wat een eindeloze debatten kon je voeren over de juiste wijze van verkiezen? Zeker, achterna vind je dat allemaal niet zo belangrijk meer. Maar toen wel. En toen was dat ook voor ons de weg, waar langs wij leren moesten wat democratie was. Uit de practijk van het verenigingsleven. Niet omdat een ander het zei, maar nadat je er zelf mee gevochten had, daarom kwam je er toe.

Ik zie zeer wel in, dat de vrije jeugdbeweging niet alle millioen Nederlandse jongeren kan omvatten. Ik weet te goed.

ERK EU WJEIIEUÏ

Toen „Kerk en Wereld” haar werk begon, heeft prof. Van der Leeuw in opdracht van de regering een woord gesproken, dat wij graag aan de lezers van „Tijd en Taak” doorgeven.

Hij vertelde van de Wereldconferentie voor Opvoeding, die hij als minister van Onderwijs te Londen bijwoonde. De conferentie stond geheel in het teken van menselijk willen en kunnen. Er was een grote bereidheid tot activiteit.

Onmiddellijk na deze conferentie maakte prof. Van der Leeuw een dienst in de Westminster Abdij mee; de processie bewoog zich naar het altaar.

Het werd hem toen duidelijk, dat de menselijke activiteit en de dienst in het heiligdom één moeten worden. Wij moeten ons voortbewegen van de wereld naar het altaar, maar van het altaar weer naar de wereld. Dienst in het heiligdom zonder meer is mystieke zelf verzadiging. Menselijke activiteit zonder meer is uitzichtloze vermoeienis. Waarachtige dienst aan het volk moet geschieden van uit het heiligdom.

Dienst aan het volk vanuit het heiligdom

Aan het einde zeide prof. Van der Leeuw, dat de regering aan de kerk alle gelegenheid wil geven, om van uit het heiligdom het volksleven te beïnvloeden.

De kerk het geweten van het volk! Niet alleen in de bezettingstijd, maar ook nu na de bevrijding en bij de voortduur.

Maar dan zal zij uitsluitend de kerk van Jezus Christus moeten zijn, die aan het gehele volk het Evangelie van Christus’ koninklijke heerschappij verkondigt, los van alle menselijke en burgerlijke bindingen.

Het woord, dat prof. Van der Leeuw tot de kerk sprak, is een woord van waardering, maar tegelijkertijd een oproep tot radicale bekering.

De empirische kerk zonder meer kan onmogelijk het geweten van ons volk zijn. In één van onze gezangen staat:

Groots is uw roeping en heilig uw taak en d’ uren zijn weinig, ontwaak dan, ontwaak! J. J. B. Jr.