DE STRIJD

TEGEN DE REACTIE

Laten wij het koelweg constateren: de reactie krijgt weer een stem. Hoge officieren schrijven een brief aan de Koningin over het nieuwe leger, andere mannen met namen sturen requesten over de toestand in Indië.

Nu is dat op zichzelf geen reden, om ons boos te maken. Integendeel. Het is gezond, en het zet ons aan het denken. Maar wij hebben toch te weten, dat dit reactie is. De reactie, die honderd jaar en langer gepenseeld is met zwarte verf.

Wat is reactie? Dit, dat men oude vormen wil handhaven, omdat men de ver-* schijnseien van vernieuwing ducht. Dat men het verleden verfraait, omdat men de dag van morgen vreest. Dat men onder het mom van nuchterheid wantrouwen zaait tegen wat stuntelig misschien bezig is door te zetten aan nieuwverworven zedelijk en geestelijk besef en dat men op de bijverschijnselen alle nadruk gaat leggen, als waren het wezenlijke symptomen.

Welnu, de twee punten, waar de reactie zich thans aan vast schijnt te klampen, zijn de omvorming van het leger en de strijd in Indonesië. Daaraan zuigt zij zich vandaag vast, maar morgen kunnen het weer nieuwe punten zijn, die haar stof tot aanval en verzet geven.

Het leger. Het is merkwaardig, dat het verzet tegen de militaire geest zich niet baan breekt in enige anti-militairistische organisatie. Dat kan ook moeilijk. De problemen, waar de anti-militairisten van voor ’4O op neergesmeten worden, zijn zo moeiiijk, zo onontwarbaar, dat zij ondanks dat hun innerlijke zekerheid schokt is niet met klare woorden en duidelijke oplossingen kunnen komen. En tóch is er verzet tegen de militaire geest. Die uit zich in de hervorming van het leger. De leiding is gepakt door de sfeer van het Engelse leger, waarin géén commando’s gebruld worden, waarin op zelfwerkzaamheid wordt aangestuurd, waar echte kameraadschap beoogd wordt. Men stelt dat als het ideaal voor ons leger. Ik ga daar nu niet op in. Ik constateer alleen: een stuk militaire sfeer wordt daarin tegengegaan. Of het lukken zal? Of de oude traditie niet hardnekkig is, of de geest van het miiitairisme, die de mens tot nummer wil maken, werkelijk is uit te bannen uit een machtsapparaat, dat oorlogvoeren tot uiteindelijk doel heeft? ach, het zijn vragen, die wij thans laten rusten, al blijven ze levend.

Welnu, tegen dit pogen loopt de oude legerleiding storm. Zij zal feitelijk wel gelijk hebben. Het zal hier en daar wel rammelen. Er zullen wel nieuwelingen naar boven gerold zijn, die vroeger de zeef van het hiërarchisch systeem zeker niet gepasseerd zouden zijn. Maar kan men, nauwelijks zes maanden nadat de poging is ondernomen, reeds zeggen, dat het op niets lijkt? Dat verzet nu, dat zich theatraal tot onze Koningin wendt, is een zichtbaar teken van reactie. Zij wil geen nieuwe dingen, zij gelooft er niet in. Want de vernieuwing is niet alleen een kwestie van vormen. Het is en dat is voor de

reactie het erge teken van een nieuwe wil.

Precies eender staat het met Indonesië. Professor Schermerhorn heeft gezegd, dat het enige verwijt, dat te maken was, dit was, dat de Regering bij de behandeling van deze zaak wellicht te weinig fantasie heeft gehad. D.w.z. dat zij niet sneller begrepen had, hoe diep de veranderingen in het Oosten waren en hoe radicaal de maatregelen moesten zijn om een verantwoorde nieuwe verhouding tussen Oost en West tot stand te brengen.

Maar nu gaat de reactie spreken. Zij zegt nuchter te zijn, maar doet een beroep op het verleden, op de eer, op de goedburgerlijke af keer van de opstand, kortom op mystieke grootheden, die altijd dienen moeten om het gebrek aan zakelijke argumenten te verhullen. Zij grijpt de ellendige toestand der geïnterneerden aan, om maatregelen te propageren, die veel verder gaan, dan het redden van onze landgenoten. Dat dezen gered moeten worden, staat vast. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat minister Logeman niet kan slapen vanwege de kwelling der verantwoordelijkheid voor de levens van duizenden, ja millioenen. Maar mag deze situatie gebruikt worden, om het koloniale gezag te herstellen? Mogen middelen gehanteerd worden, die op zijn minst de Indonesische leiders ernstig kunnen doen twijfelen aan de oprechte wil van de Nederlandse Regering om inderdaad nieuw te beginnen? De hervorming van het legerstelsel is

een teken, dat onze Regering van de meest hatelijke vormen van het miiitairisme af wil. De nieuwe verhouding met Indonesië, zoals deze door onze Regering wordt voorgestaan, is een teken, dat zij van het imperialisme af wil.

Maar nu duikt een andere vraag op, die mij de laatste tijd zeer bezig houdt. Deze vraag: waar zit de wortel van de reactie? Van die zucht om oude vormen te bewaren uit gebrek aan vertrouwen in nieuwe kansen, van dat verzet tegen het verlangen van ons geschokt zedelijk besef, om, met alle risico’s, nieuwe wegen in te slaan? De wortel van de reactie zit bij onszelf. Neen, neen, dat is nu niet een verslappend opwarmen van schuldgevoelens. Ik bedoel er heel precies dit mee: de reactie kan zich alleen breed maken, als zij weerklank in het volk heeft. En zij zal weerklank in het volk hebben, indien het volk niet afgelegd heeft de gemakzucht in het oordelen en de bekrompenheid, die tot kankeren leidt. Indien ons volk niet te kennen geeft, dat het door de harde slagen van de oorlog geleerd heeft, dat niet maatregelen, maar een zedelijke houding, niet programpunten, maar het erkennen van een gemeenschappelijke taak de krachten zijn, waarmee wij hebben te werken.

En zo kom ik er toe, nogmaals vast te stellen, dat deze problemen niet liggen op het gebied der staatkunde (hoe belangrijk ook), maar in wezen op dat der sociale opvoeding. Van een reactionnaire gezindheid kan een mens pas genezen worden, als hij met geduld en met onverschrokken openheid naar de diepe stem-

men (en dat zijn andere dan dogma’s en theorieën) geluisterd heeft, die wij samen mogen verstaan, als wij met inspanning van al onze krachten waarlijk luisteren. Waarlijk gehoorzaam zijn. De stem van het Evangelie, ja, daarachter te horen en te doèn horen is daarbij onze bijzondere opdracht.

In dit verband is de oprichting van de Partij van de Arbeid een hoopgevend teken. Aan haar wieg stond De Nederlandse Volksbeweging. Dr. Kortenhorst zei in de Tweede Kamer, dat het program van de P.v.A. eigenlijk dat van de S.D.A.P. was. Een vervelende opmerking, want, hoe waar misschien ook, zij is er naast. Het gaat immers bij een partij niet om een program, maar om de vaart, de houding, de motivering en de sfeer, deftig gezegd: het pathos dat er achter steekt. En het pathos van de N.V.B. was juist niet het opstellen van programpunten, maar het aan wij zen van de persoonlijke verantantwoordelijkheden, van de opvoedingstaak, van het platform voor samenspreken. En tevens, heel belangrijk en tóch op het tweede plan het aantonen, dat er een goed, zedelijk, wetenschappelijk en sociaalpolitiek verantwoord program denkbaar is. Een program, dat behalve haar noodzakelijke functie bij de politieke arbeid, óó haar bijdrage kan leveren op het gebied van de opvoeding. Opvoeding, die veel meer is dan scholing.

De reactie steekt haar kop op. In orde. Wij hadden niets anders mogen verwachten. Laten wij haar recht in de ogen zien. Laten wij in die ogen vaak onszelf herkennen. Laten wij daarvan schrikken, als wij merken, hoe in wezen imperialistisch de man op het trambalcon nog denkt. Maar wij zullen dan ook tegen die reactie hebben te strijden. Het is vurig te hopen, dat de nieuwe Partij van de Arbeid nimmer vergeet, dat zij geboren is door de aandrang van een beweging, die het politieke leven door geestelijke en zedelijke krachten wil vernieuwen. En deze beweging is weer ontstaan, omdat in ons volk in nood en nacht de krachten zijn wakkergeroepen die het met een waarlijk nieuw- Nederland willen wagen.

L. H. RUITENBERG.

BOEKAANKONDIGING

In verband met een artikel „Onze strijd voor het socialisme” vestigen wij de aandacht van onze lezers op twee geschriften van Prof. Dr. H. Kraemer:

1. „Kerk en Humanisme”, Daamen’s Uitgeversmaatschappij te Den Haag (63 blz.).

2. „Op welken grondslag? Een woord tot het Nederlandsche volk”, Uitgeverij „Vrij Nederland” te Amsterdam (89 blz.).

In deze beide geschriften legt Prof. Kraemer als belijdend christen van orthodoxe huize ten overstaan van heel ons volk verantwoording af van het voor de toekomst zeer belangrijke gebeuren, dat belijdende christenen van orthodoxe huize met humanisten samenwerken voor de opbouw van ons volk.

Allen, wien de strijd van het socialisme ter harte gaat, zullen goed doen naar Prof. Kraemer te luisteren. ■f-