Zone libre, waar hij in de armen van die ene zoete liefde is, maar dan neuriet een stem ergens vandaan een oud Frans lied en dan is die andere liefde er opeens weer, fel en bitter-zoet, en het stille groene water van het zwijgen is verstoord door de steeds wijder wordende kringen die deze liefde, die in het hart is gezonken als een steen in stil en diep water, daarin trekt. De laatste strofe van dit vers is al beroemd in de contreien, waar deze gedichten als vogels van de oevers van de Acheron zoals een Engels criticus heeft opgemerkt neergestreken, en ditmaal is de roem dan eens geen misverstand.

Een cyclus over de nachten. De nacht van Duinkerken. De nacht der ballingschap. Een cyclus weeklachten, waaronder één gewijd aan de herdenkingsdag van Louise Labé, dichteres der grote liefde weleer in Lyon, en wie zal zeggen waar die liefde ophoudt en waar ze begint.

Het onderschrift van de titel van de

tweede bundel luidt: „Arma virum que cano”, „den man bezing ik en zijn wapenen”, en Aragon heeft het recht deze inzet van Vergllius’ gedicht tot motto te nemen. Hij richt zich tot degenen, die in hun poëtische slaap opgeschrikt zijn door zijn brohen rijmen.

Enkele inleidingen, en een uitvoerige verhandeling over zijn vers-techniek van Aragon zelf, zijn mede afgedrukt in dit bundeltje.

Daarom zal het zijn dat ik moest denken aan het carillon dat zweeg op die morgen. Aragon heeft iets vertolkt in zijn verzen van wat ook wij hoorden in die erge stilte, die toen inviel. Daarom is hij een waarachtig dichter. Uit hem zingt het door leed bezochte hart van Frankrijk en vindt die klanken die overal, waar het leed is gekomen, weerklank kunnen vinden. Is dat niet tot op heden het schoonste imperialisme van de Fransen geest? F. R. A HENKELS

STERVENDE

Teer is doorlicht, als in lente, de winterse hemel; zacht streelt de wind het geboomte, als levende ade?n.

Wondervol weet, wie ojitspannen herademt, het leven, ruim wordt zijn hart, in verrukking van maatloos [verwachten.

Zwak ligt in t huis, hem te klein, onder stralende hemel stervend, de man, eens een sterke, nu hijgend naar adem.

God maakt zijn weg der benauwenis ingang ten leve?i; d enige troost is ons, machtlozen, dat te verwachten.

W. C. Jolles (Doopsgez. Pastorie Gorredijk)

Ja, er is vernieuwingswil in onderwijskringen

mpv™ T ® Februari vraagt mevrouw Kuin: Is er vernieuwingswil in onderwijskringen? Het verheugt mij uit diepe overtuiging het positieve antwoord op opschrift afgedrukt staat

We leven, negen maanden na de algehele hpt wit een belangstellende in gemakkehjk kan Oosten, het ZuidP verdeeld ook is de pers door het verschijnen van streekbladen en al te streng naar politieke en geloofsoverberichtgeving. Daarin toch moet wel de oorzaak liggen, dat een bewezen heeft de nodige wel te kunnen vinden, haar IJ optimistische conclusie inzake de wil tot vernieuwing in onderwijskringen enkel baseert op ervaringen in Holland. Het zal haar verelders in het land wnpbtincr zijn, die haar ver— hier dpliikP restrictie in de drie noorbewerine wil bewijs voor deze bewering wil ik noemen, de onderwijzerscursussen in de zomermaanden van 1945 gehouden in ons conferentie-oord in Kortehemmen s D p t ) Die bijeenkomsten van telkens ol JZ? voor de in totaal leerkrachten, die ze bijwoonden. Onderwijzers en onderwijzeressen van Maandag tot Zaterdag in een kampsfeer bijeen, luisterend naar inleidingen over cultuur- en onderwijs-

problemen, ze besprekend in vrije discussie; in allengs nauwer persoonlijk contact vaak voor het eerst in hun leven kennis makend met het intieme leven van andersdenkendensamen genietend van wandelingen, zang en volksdans, muzikale voordrachten of een „bonte avond”

Wij, die, dank zij het pionierswerk van een Banning, Dora de Jong, Bakker en zovele anderen, de geest van Barchem, Bentveld en Kortehemmen reeds kenden en er kracht uit hadden geput, wij zagen hoe na de vreselijke oorlog de tijd rijp bleek voor het dóórbreken van hun ideeën en het doortrék^^^^^ scheidsmuren, die vooral de onderwijsmensen van elkaar verwijderd hielden

Het waren ontroerende momenten, als – geheel uit eigen spontane drang – gerefoL meerde en orthodox-hervormde collega’s van bijzondere scholen, spraken van „de geLt van Kortehemmen”, die hen gegrepen

Dan denk ik aan een in Leeuwarden gehouden bijeenkomst van duizend onderwijsmensen, die de wil tot uiting brachten, die geest van saamhorigheid te versterken en uit te dragen.

Dan zie ik weer de groepen leerkrachten bijeen op „Overcinge”, een oud buitenverblijf bij Havelte, waar o.a. een fijne figuur als zuster Reinilda, directrice van een katholieke meisjesschool, sprak over „De liefde in de opvoeding”. Uit de tweehonderd cursisten van Havelte vormden zich reeds enige Övercingegroepen”, die zullen trachten deze gemLnschapsbeleving te versterken, contact met elkaar te houden en elkaar wederzijds te steunen in hun opvoedin^taak.

Ook de aanstaande jeugdleiders en -leidsters, nu nog leerlingen van de Rijkskweek-

school te Meppel, hielden reeds in Juli ’45 zo’n studie-kampweek in het geschonden, maar weer vrije ~Hunehuis” bij Havelte. Daar waren wij, leraren, een week lang in een soort „schoolbuitenhuis” de gasten van onze leerlingen, kamperend met hen, die zelf voor alles zorgden. Wij leidden een gedeelte van de dag hun gedachten naar het grote probleem van „Individu en Gemeenschap”, zij voerden ons voor een poos terug in de gevoelssfeer van vrije jeugd en blij idealisme.

Bij een prachtig kampvuur namen wij afscheid van zeventien scheidende vierde-klassers. Een jongere leerling gaf later zijn gevoelens aldus weer;

„Zo is ook dit kampvuur voor mij een beleven geweest. Het was een indrukwekkend gezicht: rondom het vuur de door de vlammen wonderlijk verlichte gezichten en daarachter een ondoorgrondelijke duisternis. Binnen onze kring: licht en warmte; daarbuiten: duisternis en kou. Zo is het letterlijk, maar ook figuurlijk. En het is onze plicht, dit licht ook te laten stralen in de wereld buiten onze kleine schoolgemeenschap en de warmte van het vuur, dat in ons is, daar te brengen, waar het zo bitter nodig is.”

Het is dan ook geen wonder, dat de leerlingen van de laatste drie afgestudeerde klassen van genoemde school reeds tweemaal een weekeinde-reünie hielden op „Overcinge”, waarop ze zich ernstig verdiepten in hun taak in school.

Straks zullen op 8 en 9 Maart zeker meer dan duizend leerkrachten van alle takken en richtingen van het onderwijs bijeenkomen in Groningen om zich te bezinnen op hun plicht tot vernieuwing van opvoeding en onderwijs.

Reeds congresseerde een vij fhonderdtal op 2 en 3 Januari in -Meppel, waar een „Comité van leerkrachten” prachtig werk verricht. Behalve deze tweedaagse conferentie, waar o.a. Kees Boeke en dr. Schröder, voorzitter en secretaris van de „Vernieuwingsraad”, spraken, organiseerden ze reeds een drietal oriënterende lezingen en een viertal cursussen voor practische onderwijsvernieuwing (ieder van 10 X 2 uren), waaraan niet minder dan 125 leerkrachten, wederom van vele takken en richtingen van het onderwijs, deelnemen. Nog zouden er vele andere bijeenkomsten in het Noorden te noemen zijn. Dit zij echter voldoende motivering voor het positieve antwoord op mevrouw Kuins vraag.

Met haar lees ik gaarne de woorden vol diepe betekenis, die zij aanhaalt uit prof. Kraemer’s boek. Inderdaad: op de geest komt het aan. Maar, er zijn helaas ook stoffelijke voorwaarden, waaraan voldaan moet worden. Slechts wanneer de overheid op korte termijn de materiële positie van het zo hoogst belangrijke corps van leerkrachten zeer aanmerkelijk, liefst afdoende, verbetert, zal de zich nu zo gelukkig manifesterende vernieuwingswil krachtig genoeg blijven en zich verder kunnen versterken. Een integrale vernieuwing van opvoeding en onderwijs toch kan meh slechts verwachten van een corps, dat zich volwaardig voelt en zich geheel kan wijden aan zijn nu dubbel zware werk. De regering te wijzen op die taak in deze tijd is ook een plicht van „Tijd en Taak” op dit moment.

JR. V. d. MEULEN.

INHOUD

pag.

Preek van Ds. Niemöller i Wij worden weer heren (L.H. Ruitenberg) 2

Na het stormsein (C. A. Cohen) 2

De nieuwe volksverhuizing (A. Brink) ... 3

Heinrich Mann (H. Wielek) 4

Demonen geeft acht (Mr. W. Nierstrasz) 4 Onschuldige slachtoffers (M. Lakmaker-Boogert) 4

Het klinkende eiland (F. R. A. Henkels) 6

Wederwoord (H. R. H.) 6

Ja, er is vernieuwingswil in onderwijskringen (Jr. V. d. Heulen) 7