RADIO NU

Reeds voor 1940 was in Nederland één der vraagstukken, dat telkens weer aan de orde van de dag was: de radio-omroep. Er waren ogenblikken, dat alle politieke strijd verstomde, om op te laaien als één wild gevecht tussen Varanezen, Avrozen,Vro-ers, NCRV-ers en Kro-ers.

In de plaats van deze letters kwamen er tijdens de oorlog drie heel andere, die als een magische formule geheimzinnigheid en kracht uitstraalden: 8.8. C.

De bespelers van het instrument radio behoorden tot de machtigen in deze oorlogsjaren. Het dode instrument werd meer dan ooit een duivelse of een hemelse macht. De etappen crisis oorlog overwinning werden niet alleen stap voor stap door de radio begeleid, zij werden mede bepaald door haar.

Het radio-slagveld vergde veel offers. De Londense uitzending vormde het hoogtepunt van onzen dag en wij werden vervuld van blijdschap en hoop, of overmeesterd door wanhoop. Wij waren opgesloten, gevangenen wij allen. En nooit was het contact met de wereld zo’n levensbehoefte voor ons als in deze jaren.

Verdreven zijn de mensenjagers, we zijn geen gevangenen meer. De leuze is: overschakelen!

Een volledig overschakelen kan de radio zich niet veroorloven. Propaganda kan zij niet meer achterwege laten. M.a.w. zij heeft opvoedingsmogelijkheden, en daarvan moet zij gebruik maken. Staatsrechtleraren, staatslieden, militaire deskundigen betogen, dat er voor neutrale staten geen bestaansmogelijkheid meer is. Strijdvaardig democratisch moet ook juist! de radio blijven.

Terwijl Engeland heel wat kamers van zijn reusachtig radio-gebouw heeft ontruimd, moeten de andere zenders van Europa opnieuw beginnen, een huis op te bouwen. Met beperkte middelen trachten zij hun uitzendingen weer op gang te brengen. Zij doen het, noodgedwongen, op meer of minder „autarkische” basis; zij doen het grotendeels met gramofoonplaten, die op alle mogelijke manier gemixt en tot een geheel samengevat worden.

Ook Duitsland is op radio-gebied weer zelf verzorger geworden; het begint pas te lopen, en het leidsel der geallieerden, die bovendien de uitzendingen in Duitse taal vanuit Londen, New York en Moscou niet geheel hebben gestaakt.

Welke oude, vergeten namen horen we, luisterende naar Berlijn, Hamburg, Leipzig, München! Kathe Kollwitz-herdenkingen vinden plaats, naar aanleiding van haar dood in April 1945. Kasimir Edschmidt, de bekende wereldreporter, spreekt over de wandaden der nazi-bende. De burgemeester van Dresden, die vele jaren in concentratiekampen zat opgesloten, ontwikkelt zijn communale plannen. Paedagogen, schrijvers, acteurs, arbeiders, veelal mensen, die de wreedheid van het nazi-systeem aan eigen lichaam hebben ondervonden, trachten het volk op te voeden, de jeugd te doordringen van nieuwe idealen. Vaak weten zij zelf niet, hoe ze ’t moeten aanpakken. Vaak spreekt uit hun oproepen, uit hun hartstochtelijke manifestaties vertwijfeling, omdat zij beseffen, dat zij de

in een vacuum staande Duitse jeugd zó niet bereiken. Maar hoe anders zouden zij haar kunnen bereiken...?

Het meest politieke zijn zonder twijfel de uitzendingen uit Berlijn. Op de voorgrond staat de propaganda voor de bodemreform, reportages uit grote boerderijen, die nu onder honderd- en duizendtallen kleine boeren worden verdeeld. Deze inderdaad radikale wijzigingen in de maatschappelijke structuur worden door vooraanstaande socialisten en communisten toegelicht. Communistische sprekers als Pieck en Dahlem, de oude en tevens nieuwe leiders van de KPD propageren de democratie; hun toespraken, gehouden op gemeenschappelijke conferenties van sociaaldemocratische en communistische functionarissen, worden uitgezonden. Er worden mededelingen over de groei der antifascistische partijen gedaan (volgens deze gegevens zou de sociaal-democratische partij in Berlijn reeds meer dan 75.000 leden hebben); de eerste anti-nazi-vergaderingen enkele maanden geleden schijnen op een fiasco te zijn uitgelopen. Terwijl Pieck via Radio-Berlijn den voormaligen minister van Binnenlandse Zaken, Garl Severing, aanvalt, wordt een redevoering van dezen SPD-man door de Noord-Westduitse Radio uitgezonden.

5000 Joden leven nog in Berlijn, meestal gemengd gehuwden. (2000 waren in Berlijn ondergedoken.) Een synagoge in de Kurfürstenstrasse bezitten zij nog, en hier hebben zij hun hoge feestdagen gevierd. Een godsdienst ter nagedachtenis van de millioenen Joodse slachtoffers van het Hitlerisme, werd door Radio-Berlijn uitgezonden. De 77-jarige voorzanger Gollanin zong het oeroude Kaddisj, het gebed, dat de Joodse kinderen spreken, wanneer zij overleden ouders gedenken. Dit aangrijpende dodengebed klonk, waar eens maanden, jaren, eeuwen geleden...? —de Germaanse victoriefanfares schetterden.

Tot de herhaaldelijk uitgezonden toneelstukken behoort Lessing’s humanistisch werk „Nathan de Wijze”. Wij vragen ons af, hoeveel Duitsers er naar luisteren en door dit klassieke toneelwerk van de allen omvattende tolerantie worden ontroerd.

Typerend was een hoorspel „Getreiter Schwenke macht nicht mehr mit”. Wanneer doet soldaat Schwenke niet meer mee? Wanneer zegt de Duitser „neen”. Hij neemt het besluit, niet meer te schieten en weer burger te worden... wanneer de Russen nog geen vijf minuten verwijderd zijn van de wijk, waar hij met zijn kameraden ingesloten is. Nu herinnert hij zich eensklaps, dat hij eigenlijk anti is en... en ... en .. . En voelt zich als held. (En zó heeft ook de auteur van het hoorspel hem gezien.)

Voornamelijk München en Hamburg houden ons op de hoogte van wat er in het nieuwe Duitse kunstleven gaande is. Veel goeds wordt over de houding van Paul Wegener, Hans Albers en Gustav Fröhlich verteld, die binnenkort in een schouwburg te München zullen optreden. Voortreffelijk soms het politieke cabaret met zijn gevarieerde rake songs, satirische en strijdvaardige schetsen en verzen, die grotendeels vooroorlogse producten zijn. Een

gewaarwording, vanuit Duitsland het gedicht van Erich Kastner „Wenn wir den Krieg gewonnen hatten” te horen. Deze verzen, die op striemende wij zie de toestand schetsen, die zou zijn ontstaan, wanneer Duitsland de overwinning had behaald

„Wen wir den Krieg gewonnen hatten, Dann lage die Vernunft in Ketten Und stünde stündlich vor Gericht.

Wenn wir den Krieg gewonnen hatten, – zum Glück gewannen wir ihn nicht!”),

werden na de eerste wereldoorlog geschreven; zij zijn nu niet minder actueel... Een belevenis, vanuit Duitsland muziek van Hans Eisler, van Weill (den componist van de „Dreigroschenoper”), de „Ballade vom toten Soldaten” van Bert Brecht te beluisteren. Diegenen, die deze gedichten spreken en zingen, kunnen ons overtuigen, omdat zij zelf overtuigde anti-fascisten zijn: gevangenen uit de concentratiekampen of Duitse ballingen, die mét de Geallieerden naar Duitsland zijn opgetrokken, die strijders waren tegen Hitler sedert zijn opkomst, strijders tegen de reactie sinds vele jaren. Maar steeds weer interrumpeert onze scepsis: overtuigen zij ook de Duitsers?

Een der ziekteverschijnselen van den modernen mens is het gebrek aan concentratievermogen. Zou hier de radio in plaats van af te leiden als bemiddelaar van cultuur en geestelijke waarden niet

een grote rol kunnen vervullen? De radioomroep zou diegenen, die zich op een diepgaand boek niet kunnen concentreren, die geen verzen kunnen lézen, die vaak „geen zin hebben”, hun huis te verlaten om naar een lezing te gaan luisteren, tegemoet moeten komen. Dit „tegemoet komen” is hier letterlijk bedoeid: haar uitzendingen zouden een niveau moeten hebben, dat het peil van het boek dat de velen nog steeds niet hebben gelezen —, de hoogte van dé kunstzinnige uitvoering bereikt. De radio-omroep heeft een taak: geestelijke belangstelling aanwakkeren en levend houden.

De holle frase doet ons walgen, nu meer dan ooit. Het zuivere, eenvoudige woord bezit de kracht, ons te raken en te overtuigen. Het onware, gemaakte gedicht wordt als zodanig door de microfoon ontmaskerd. De microfoon is een scherp criticus. . . Een hoorspel, dat niets anders is dan een opeenhoping van handig in elkaar geflanste geluiden, doet ons aan een wandeling door een panopticum denken.

De radio kan meer dan lawaai-producent zij kan het tegendeel er van zijn. Zij kan eenvoud brengen. Zij kan zelfs ... vriend zijn van de stilte, die wij op menig ogenblik zoeken: wanneer wij hopeloos vermoeid zijn door het geraas van de tot het laatst toe gevulde dagen, die ons niet vervullen.

H. WIELEK.

Bij de executie Van Max Blokzijl

Lente.

(Foto: M. Kleerekoper.)

Zondag 17 Maart. Zopas hoor ik, dat Max Blokzijl gistermorgen, om vijf minuten voor zeven, is geëxecuteerd op de schietbaan van de Waalsdorpervlakte.

De dominé vanmorgen in de kerk, dacht eraan in zijn gebed. „Heer, wat is het toch vreselijk onder ons, mensen, gesteld, dat zulke dingen gebeuren moeten. En dat we met bepaalde mensen zo weinig raad weten, dat we ze eenvoudig maar naar U terugsturen ” Ik doe m’n ogen open. Moeten?! Móesten we Blokzijl doodschieten? Waarom? En was het werkelijk zo, dat we hem aan God terug wilden geven? En ik schaam mij voor de zoveelste maal voor deze „Boodschap” van ~de Kerk”.

Beseffen we dan heus niets van het farizeïsme, dat in deze executie openbaar werd? Hoe kunnen mensen, die zich willen confronteren met het Evangelie van Jezus Christus, zeggen tot een mede-mens: „er is werkelijk nergens meer een plekje op deze wereld, waar ge kunt blijven leven. Daarom er zit niets anders op moeten wij u de dood in sturen?”

In de preek, die ik hoorde, werd voortreffelijk gesproken over de solidariteit, die door de zonde tussen ons, mensen, bestaat. „In wezen is het zo, dat de uiterlijk netste burger de hand moet reiken aan den grootsten misdadiger”, zo klonk het van de kansel. Ja, dacht ik maar waarom nu Blokzijl niet genoemd? Dan wordt de reddende ergernis van het Evangelie concreet. En weer wordt het mij onafwijsbaar-helder, dat alleen een verkéérd gebruik van de Bijbel de doodstraf aanvaardbaar kan achten. Jezus Christus en om Hem gaat het toch in de Bijbel heeft het altijd opgenomen voor tollenaars en straatdeernen.

Is dat het Evangelie niet van deze Zondag: dat de verworpenen dus ook Blokzijl een betere kans maken in het Rijk Gods in te gaan dan de fatsoenlijken? Waalsdorpervlakte Zaterdag 16 Maart

—5 vóór 7 wie schoten er bij de voltrekking van het vonnis? De rechters, die het uitspraken? De synodeleden, die het .stuk over de doodstraf hielpen opstellen? Waarom eigenlijk niet?

„Het Recht gaat boven het leven”, zo heeft de Hervormde kerk gezegd en vele verstandige lieden spreken dit korte zinnetje na. Het is ook waar. Volkomen waar. Als we maar eerst weten, welk „Recht” er is bedoeld.

En dan rijst er nóg een vraag: zijn alle mensen, die denken, dat deze uitspraak afdoende is bij de executie van Max Blokzijl, ook werkelijk bereid hun eigen leven onder dit oordeel te stellen? Het is gemakkelijk, dogmatisch te beweren „dat we absoluut alleen van genade leven” vooral als we daarbij zo verblind blijken te zijn, dat we rustig enige medemensen laten ter dood brengen.

Hoe moeten we eigenlijk het ~Onze Vader” leren bidden: Vergeef ons onze schulden, gelijk wij onze schuldenaren voor het vuurpeloton zetten?” Natuurlijk zal het wel kunnen met een bepaalde theologische zwaai (vooral niet „rechtlijnig”, om eens een nieuw woord te gebruiken) te beredeneren, dat wij deze bede uit het Onze Vader onveranderd hadden kunnen bidden op de Waalsdorper heide 16 Maart, 5 voor 7. Maar we moesten onze scherpzinnigheid beter gebruiken.

Ik moet ook steeds denken aan de gevaarlijke redevoeringen van Churchill en Stalin, verleden week. Terwijl de hele wereld beangst is voor de atoombom, spreken zij, alsof het om de onverschilligste zaak ter wereld gaat over „oorlog”. Waarschijnlijk zal dit, door middel van een aparte logica, wel „recht” te praten zijn. Maar toch zullen we door bepaalde politieke leiders wéér naar een oorlog gedreven worden? Is dit wer gelijk minder straf waardig dan wat Blokzijl deed?

Het eerste doodvonnis is nu voltrokken in Nederland. De haat- en wraakgevoelens van de massa zijn enigszins bevredigd. Neen, het elementaire rechtsbewustzijn zegt een ander. Het komt er dan, alweer, maar op aan wat voor „recht” er bedoeld wordt. Hitler-Duitsland sprak óók steeds van „recht”.

Het was te voorzien, dat dit zou gebeuren. Zij, die zich inspanden in de antidoodstraf-beweging, hebben (als zij met een klaar realiteitsbesef deze opdracht vervulden) dit werkelijk niet gedaan omdat ze verwachten, dat de executies niet zouden plaats vinden. Zij hebben gesproken, opdat ons volk, over 50 jaar, óók zal weten, dat niet allen gezwegen hebben.

Over 50 jaar zal de kerk zich dan even hard schamen tegenover de wereld als het gaat over haar houding tegenover de doodstraf nü, als zij het nu doet ten aanzien van haar sociale onbewogenheid en bewegingloosheid van de vorige eeuw?

Blokzijl Waalsdorperheide 16 Maart 5 vóór 7 en dan moet ik tóch denken aan den moordenaar en Jezus en het paradijs. Maar het Evangelie is dan ook een zeer dwaze aangelegenheid. Hengelo (O.) KR. STRIJD.

BOEKBESPREKING

Dr. W. Banning: De Evangelische Boodschap. Uitg. Van Gorcum Co., Assen. 192 blz. f 4.70.

Men wil mij hoop ik vergeven, dat ik dit boek zelf aankondig. Ik heb het geschreven o.a. voor degenen, die indertijd deelnamen aan de cursus voor Geestelijke en Sociale Scholing, die van Bentveld uitging. Nadat wij drie jaar de Bijbel hadden bestudeerd, moest deze stof geordend worden naar enkele centrale gezichtspunten. Misschien zou men dit boek een lekendogmatiek kunnen noemen maar dan niet aan de hand van de kerkelijk vastgestelde leer, maar naar aanleiding van de meest centrale waarden uit de boodschap van het Evangelie. Ik heb geprobeerd zo te schrijven, dat de moderne niet kerkelijke mens er misschien wat aan hebben kan. Tevens zo, dat de oude tegenstellingen tussen vrijzinnig en orthodox op de achtergrond geraken, omdat de Evangelische roepstem hoog boven beide uitgaat. Ik hoop, dat men het boek ook zal kunnen gebruiken in kringen, zowel van gemeenteleden als van buiten kerkelijken. W. B.