Di^Jaok

ZATERDAG 4 MEI 1946 _ No. 3!

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

ONAFHANKELIJK WEEÍKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

ONDER REDACTIE VAN Dr.W. BANNING EN Ds. J. J. BUSKES Jr. ADRES DER REDACtIE: HEKELVELD 15. AMSTERDAM-CENTR.

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 44ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR ƒB.OO, HALFJAAR ƒ4.25, KWARTAAL ƒ 2.30 PLUS ƒ 0.15 INCASSO. LOSSE NUMMERS ƒ0.15 POSTGIRO 21876 GEMEENTE GIRO V 4500 ADMINISTRATIE: N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

DE NIEUWE KERK EN DE DAM

OVERPEINZINGEN OVER GELOOF EN POLITIEK

Dat er in deze wereld daemonen zijn, weten wij maar al te goed. Wij moeten in de politieke discussie met zulke grote woorden echter uitermate voorzichtig zijn.

In Duitsland wordt in kerkelijke kring heel veel over daemonen gesproken. „Wij hebben van aangezicht tot aangezicht tegenover Satan gestaan.” Zulke uitlatingen worden met een zeker enthousiasme gedaan.

Karl Barth, die ook wel iets van de daemonie van deze tijd weet, kon zich ten slotte niet langer stilhouden: „Waarom praten jullie altijd over daemonen, waarom zeggen jullie niet liever: wij waren politieke idioten? Sta mij toe, dat ik er bij jullie op aandring, iets rationeler te denken!”

Wij zijn het van harte met Karl Barth eens.

De leider der A.R. Partij, Jan Schouten, heeft op Pasen de gereformeerde jongeren opgewekt de daemonie van deze tijd te verstaan en zeide tot hen, dat deze daemonie invloed heeft op mensen, die christenen zijn, maar Gods Woord in het politieke leven niet als richtsnoer willen erkennen. Hij dacht daarbij aan hen, die voor het socialisme kiezen en zich scharen aan de zijde van de Partij van de Arbeid. Schermerhorn, Lieftinck en Van der Leeuw zijn dus die mannen, die Gods Woord niet als richtsnoer voor het politieke leven erkennen. Het is geen kleinigheid. Het wil niet minder zeggen, dat deze mannen, wat hun politiek betreft, niet door God maar door den Duivel geleid worden.

Wij betreuren het wel zeer, dat de politieke discussie op deze wijze gevoerd wordt. Wij hadden zo gehoopt, dat dit, na al wat wij samen doorleden en doorstreden hebben, niet meer zou gebeuren. Men kan, schijnt het, ook te veel hopen en het woord van Schouten zal zeker niet nalaten, op de gereformeerde jongeren indruk te maken. Indien het waar is, is het wel heel erg: wij erkennen Gods Woord niet voor het politieke leven en wij achten de politiek vrij van Gods geboden!

Het is echter niet waar! De waarheid is, dat wij Gods Woord niet minder dan de A.R.-broeders als richtsnoer voor het politieke leven erkennen en de politiek niet minder dan zij aan Gods geboden gebonden achten.

Het verschil bestaat hierin, dat wij van uit deze veronderstellingen tot een andere politiek concluderen dan Schouten en de zijnen, dat wij de politieke antithese en de christelijke partij formatie verwerpen, dat wij niet tevreden zijn met enkele sociale hervormingen, maar dat wij zeer bewust voor het socialisme kiezen.

Het woord van Schouten zal intussen zijn werk wel doen. De leider van de C.H.-Unie, Tilanus, bestrijdt ons op een wijze, in wezen gelijk aan die van Schouten. De vorm is echter anders. Op het eenvoudige kerkelijke publiek zullen de woorden van Tilanus intussen misschien nog meer indruk maken dan die van Schouten.

Tilanus dan zegt: „Het is mij onbegrijpelijk, hoe deze mannen zich thans voelen onder de Rode Vlag en hoe zij met meer of minder enthousiasme de Internationale meezingen, zonder de bijzondere band te gevoelen, wanneer wij samen de Heilige Schrift lezen en onze Psalmen zingen”.

De Rode Vlag en de Internationale worden door Tilanus uitgespeeld tegen de Heilige Schrift en de Psalmen.

Wij zijn er zeker van, dat het eenvoudige kerkelijke publiek concludeert om nu maar eens bij Tijd en Taak te blijven dat Banning en ik de Heilige Schrift en de Psalmen tegen de Rode Vlag en de Internationale hebben ingeruild. Tilanus mag niet zeggen, dat hij dit niet bedoeld heeft en dat hij voor deze conclusie geen verantwoording draagt. Die verantwoording draagt hij Wel. Hij weet even goed als wij wij kennen beiden het eenvoudige kerkelijke publiek dat dit op deze wijze reageert.

Wij hebben ons afgevraagd, hoe wij, die door deze twee politieke leiders aangevallen en beschuldigd werden, zullen reageren?

Wat mij persoonlijk betreft, doe ik het op de volgende wijze.

Het is mij onbegrijpelijk, hoe Schouten en Tilanus vergeten kunnen, dat wij met hen tot de christelijke kerk behoren. Vinden zij onze gescheidenheid in de politiek belangrijker dan onze verbondenheid in de kerk? Wij niet! Omdat wij onze verbondenheid in de kerk gewichtiger vinden dan onze gescheidenheid in de politiek, is

voor ons onze verbondenheid in de kerk ons geloof in Jezus Christus de veronderstelling van de politieke discussie, die wij met hen willen voeren. Dit betekent, dat wij hun kerkelijke belijdenis voor 100 % laten gelden. Wij geloven, dat zij Gods Woord als richtsnoer voor het politieke leven erkennen. Waarom geloven zij dat niet van ons?

Tilanus en Schouten horen Banning en mij niet preken. Wanneer zij ons bestrijden, mogen wij toch verwachten, dat zij van onze prediking kennis nemen. Op grond van onze publicaties kunnen zij weten, hoe en wat wij preken. Zij kunnen weten, dat wij Gods Woord en Gods geboden niet minder dan zij als richtsnoer voor het politieke leven erkennen. Indien er in ons vaderland gepreekt is tegen het piëtisme, tegen de politicophobie en tegen de leuze „godsdienst privaatzaak”, dan zeker door Banning en mij. Wie hebben er van uit deze gezichtshoek, al jaren voor de oorlog, radicaler en principiëler tegen het Nationaal-Socialisme getuigd dan wij? En wie hebben er bij de voortduur sterker op gewezen, dat wij juist als christenen een politieke en sociale verantwoordelijkheid hebben? Zozeer waren wij van het besef van deze verantwoordelijkheid doordrongen, dat wij zelfs beweerden, dat de politiek in bepaald opzicht op de preekstoel behoort. En in haar beginselprogram erkent de politieke partij, van welke wij lid zijn, dat zij het innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht erkent. Wij stellen onze geloofsovertuiging in de Partij van de Arbeid en in onze strijd voor het socialisme in geen enkel opzicht op nonactief. Godsdienst is voor ons geen privaatzaak. Tijd en Taak is een weekblad voor Evangelie en Socialisme.

Maar de Bijbel en de Psalmen dan? Neen, wij leren in de Partij van de Arbeid de Bijbel niet en wij zingen op onze 1 Mei-vergaderingen geen Psalmen. Daar hebben wij de Partij van de Arbeid niet voor nodig.

De Bijbel lezen wij samen met Schouten en — in de kerk. De Psalmen zingen wij samen met onze A.R.- en C.H.-broeders in de kerk.

Daar hebben wij ook de A.R. Partij en de C.H. Unie niet voor nodig. De Bijbel en de Psalmen zijn door God