aan de kerk gegeven, d.w.z. aan hen, die samen Jezus Christus belijden als hun 1 Heer en Heiland. '

Niet de politieke partij, maar de christelijke kerk is ons geestelijk tehuis. Daar beleven wij de verbondenheid, over welke Tilanus spreekt.

Ook het Parlement, de Rijksverzekeringsbank en de Philipsfabriek is ons geestelijk tehuis niet. Maar wij, die in de kerk de Bijbel lezen Gods Woord voor heel het leven, ook het politieke leven en onze Psalmen zingen die hebben zelfs een politieke strekking doen ons werk in het Parlement, öp de Rijksverzekeringsbank en in de Philipsfabriek, al leren wij daar de Bijbel niet en al zingen wij daar geen Psalmen. Zoals het Parlement, de Rijksverzeke-

ringsbank en de Philipsfabriek behoren tot de orde van de wereld, zo behoort de politieke partij tot de orde van de wereld. Voor het Paleis op de Dam scharen wij ons, wanneer wij een nationaal feest vieren, om de rood, wit en blauwe vlag en wij lezen geen Bijbel en wij zingen geen Psalmen. Maar op de Dam staat naast het Paleis in het hart van Amsterdam, in het hart van Nederland de Nieuwe Kerk. Daar lezen wij de Bijbel wél en daar zingen wij de Psalmen wél en de deuren van de Nieuwe Kerk staan wijd open naar buiten. Het woord van de Bijbel, dat wij in de Nieuwe Kerk horen, vergeten wij niet, wanneer wij op de Dam zingen van de schitterende kleuren van onze Nederlandse vlag en dé Psalmen leven in ons hart, wanneer wij die nationale vlag weer met vreugde en dankbaarheid op het Paleis zien wapperen. Laten wij toch eindelijk eens ophouden de geestelijke verwarring als maar groter te maken. Alsof het zingen van vaderlandse liederen met heel ons volk zou betekenen dat de Psalmen door ons in een hoek worden gedrongen. Met de christelijke gemeente zingen wij van harte Psalm 89: „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort” en „Gij zijt de roem, de kracht van hunne kracht”. Maar wanneer wij uit de Nieuwe Kerk de wereld weer intrekken, zingen wij met heel ons volk het Wilhelmus en met onze politieke geestverwanten de Internationale, scharen wij ons met heel ons volk achter het rood, wit en blauw, en met onze medesocialisten achter de Rode Vlag. Maa,r de bijzondere band met hen, met wie wij de Bijbel lezen en de Psalmen zingen, verloochenen wij daarmee in geen enkel opzicht.

Wil men het nog concreter? Juist omdat ik in de Nieuwe Kerk de Bijbel lees en de Psalmen zing, zing ik op de Dam het Wilhelmus en op 1 Mei de Internationale. Schouten en Tilanus mogen het laatste een noodlottige vergissing vinden het eerste waarschijnlijk niet indien zij maar aanvaarden, dat het zo voor mij ligt, gelijk ik het van hen aanvaard, dat de A.R.- en C.H.-politiek voor hun bewustzijn de politieke toepassing is van het bijbellezen en psalmen zingen, waaraan ik samen met hen deelneem. Die A.R.- en C.H.-politiek vinden wij een noodlottige vergissing, maar wij denken er niet aan, de oprechtheid van hun geloofsovertuiging in twijfel te trekken, al zouden wij wel willen, dat zij de Bijbel en de Psalmen niet zo exclusief voor zich zelf en hun partij annexeerden. Tilanus spreekt over onze Psalmen! Met hem willen wij over onze Psalmen spreken!

Maar dit bezittelijk voornaamwoord mag niet betrokken worden op de een of andere politieke partij.

De Bijbel en de Psalmen zijn niet het bezit van de A.R. Partij en de C.H. Unie. Zij zijn ook van Banning en mij, niet minder dan van Schouten en Tilanus. Zij zijn het bezit van ons samen, niet als leden van deze of gene politieke partij, maar als belijdende leden van de christelijke kerk.

En wij in de Partij van de Arbeid strijden de politieke strijd niet minder dan zij in de A.R. Partij of de C.H. Unie als mensen, die in het politieke leven begeren en

trachten te gehoorzamen aan het gebod van God, dat ons in de Nieuwe Kerk gepredikt werd.

Zondag hopen wij elkaar daar weer te ontmoeten.

Om samen God te danken, dat wij een jaar geleden bevrijd werden en weer in staat werden gesteld, om ook in het politieke leven Zijn gebod te gehoorzamen. J. J. BUSKES Jr

f.-.ÏJ: -is

DE PARTIJ VAN DE VRIJHEID

Neen, ik houd bepaald niet van de Partij van de’ Vrijheid. Is het sentimenteel, te zeggen, dat men van zijn politieke tegenstanders houden kan? Ik meen van niet. Maar bij de Partij van de Vrijheid krijg ik alleen maar gevoelens van wrevel.

Dat is niet, omdat haar activiteit zo groot, zo kostbaar is. Nauwelijks opgericht, blijkt zij over fondsen te beschikken, die veel kunnen verdragen. Dat kan alleen maar op een brandend enthousiasme bij de aanhangers duiden. Het is evenmin, omdat zij gebrek aan fantasie vertoont. Wie, in ’s hemels naam, richt een politieke partij op, die zö duidelijk reactie is op een tegenstander, dat het in de naam zelfs tot uiting komt. Maar ook dat hindert niet zo erg, want het onthult eens te meer het ware wezen: re-actie. En re-actie is altijd in de geschiedenis van geringe vormende kracht geweest. .. . . _

Neen, het is, omdat deze nxw tteti woord vrijheid goochelt op een wijze, die men zelf uitermate vrijheidslievend moeilijk verstaan kan. En als ik het woord goochelen gebruik, dan druk ik mij nog zéér fatsoenlijk uit. Zie de advertenties. ;

* * * Men weet, wat het voornaamste strijdpunt dier partij is. Zij wil zo ver mogelijk gaan in het vrij laten van het economische leven. Zeker, zij kan moeilijk volhouden, dat de Overheid zich geheel moet onttrekken aan haar bemoeienis met het economisch bestel. Vooral nu niet, in deze tijd van schaarste. Maar zij heeft een mystiek vertrouwen in de ontwikkeling van het bedrijfsleven, mits slechts in handen gelaten van hen, die er de natuurlijke beschikking over hebben. Men moet den mens niet aan banden leggen. Men moet den mens ... vrij laten, zegt deze partij. Laten wij deze vrijheid nader gaan bezien. In de eerste plaats leeft daar een bepaalde wereldbeschouwing achter. Deze gedachte van " vrijheid is alleen maar vol te houden, indien ' men aanneemt, dat de samenleving als vanzelf tot harmonie, tot een zedelijke orde ■ voortschrijdt. Het voortbrengen moet worden 5 overgelaten aan den mens, die door noeste t vlijt door verworven inzicht, door initiatief i de krachten aan de natuur weet te ontiokken, ; tot heil van de gehele mensheid. .. . .

g Wij achten deze voorstelling onjuist. Zij ziet voorbij vergun mij een modewoord dat er demonische krachten in het voortbrengingsleven gaan heersen, indien dit niet onder zedelijke controle wordt gesteld. Zonder die zedelijke controle leidt het economisch leven e juist tot vernietiging van vrijheid van mil-1, lioenen. Het bezit van burgerlijke vrijheden g kan daar niets aan veranderen. Een werk;l loze met een stembiljet is nochtans niet vrij. n Want vrijheid geniet een mens pas, als hij V, maatschappelijk veilig is. En die maatschappelijke veiligheid bezit hij pas, als hij in een maatschappij leeft, die geordend is krachtens zedelijke maatstaven. Er is geen enkel ander lichaam, dat dit kan doen, dan een democratische overheid van een in zedelijke beginsei-g len verankerde staat. re In de tweede plaats lijdt de Partij van de Vrijheid aan een overaccentuering van het

belang der persoonlijkheid van den leidinggevenden enkeling. Ik ken prachtfiguren onder hen. Maar ik weet ook van bekrompen mannekes, die inderdaad een flair hebben in het geldverdienen, maar overigens zich in niets van de allerplatvloerste geesten onderscheiden. Ik zeg niet, dat zij méér voorkomen onder de mannen van het industriële leven dan elders. Maar ik geloof evenmin, dat zij daar zeldzamer zijn. Zij zijn er in ieder geval gevaarlijker.

♦ * * Om deze vrijheidsgedachte nu in de politiek ingang te doen vinden, bedrijft de Partij van de-Vrijheid een hinderlijke demagogie. Zij wekt allereerst (nog steeds staan de Liberalen hier naést de partij van Colijn) vrees voor het staatssocialisme. Tegen wie is dat eigenlijk gericht? Toch zeker niet tegen de Partij van de Die is ten sterkste tegen het staatssocialisme gekant. Want staatssocialisme is een Duits woord. Bismarck was staatssocialist. Hij wlde de staat laten ingrijpen in het economische leven teneinde deze sterker te maken. Voorafspiegeling van het nazidom dus. De Partij, van de Arbeid wil iets anders. Zij wil de krachten, die uit het vrije bedrijfsleven opkomen, in samenwerking met dat bedrijfsleven, ordenen. Zij wil organen met ordenende bevoegdheid van het bedrijfsleven zélf. Maar dan zo, dat de stem van de Overheid de draagster van de zedelijke wil van het ganse volk! hier uiteindelijk de beslissende stem heeft. Zij wil verder, waar nodig, bepaalde bedrijven in overheidsbeheer trekken. Zij wil voor dit alles onafhankelijke organen hebben, waar de beste economen studeren en de plannen voor de toekomst in zeer breed verband onder de ogen zien. Wie dat staatssocialisme noemt, pleegt bedrog.

Nog demagogischer is de aanval op de bureaucratie. Daarmee wordt op de onsociale instincten van de massa een appèl gedaan. Bureaucratie is niet de vloek van een geordende samenleving, maar van een maatschappij in nood. Intussen: die vloek is een zegen, als wij haar tegendeel zien. Zonder het huidige bureaucratendom zouden wij in de allergevaarlijkste anarchie zitten. Met een véél dieper doorgevreten zwarte handel. Met lieden, die veel particulier initiatief in hun vrijheidsgezinde ellebogen zouden hebben. Zeker, ik heb er het land aan, om in een rij te staan. Ook aan het lang wachten op antwoord van een rijksinstantie. Ik erger mn dood aan de omslachtigheid, waarmee allerlei zaken door ambtenaren geschieden. Daar zal men zich tegen moeten verzetten ter plaatse, waar het mogelijk is. Er ligt óók een demonie in de bureaucratie. En ook dat euvel wil de Partij van de Arbeid te lijf, door de productie te stimuleren. En is er voldoende, dan verdwijnen zeer veel ambtenaren.

Intussen mag niet ontkend worden, dat de ambtenaar een veel belangrijker plaats zal gaan innemen in het maatschappelyk bestel dan vroeger. Dat zal scholing, herscholing, opvoeding, zedelijke vorming van den ambtenaar vragen. Het ambtenarendom is een sociaal-