DE WERB SPREEKT

DE LAATSTE JOD UIT POLEN

Adolf Folkman, een Jood uit Lemberg, beleefde het humane régime der Sowjets, dat na 21 maanden werd opgevolgd door de brute heerschappij der Duitsers. De Joden worden uitgeroeid. Een edele wedstrijd ontstaat, een nieuwe sport, uitgeoefend door de SS-Uebermenschen: een wedstrijd in het doden van Joden; de 160.000 Lembergse Joden werden vermoord. Janowska, Belzee: kampen die hypermodern ingericht zijn hypermodern wat het uitroeien van mensen betreft. De Duitsers, een technisch bijzonder begaafd volk, hadden het probleem, hoe in enkele maanden tijds millioenen mensen „geliquideerd” kunnen worden, opgelost.

Folkman is een van de acht, negen of tien Lembergers geweest, die, aangezien hij een „arisch” en contact met Poolse ondergrondse strijders had, de hel kon ontvluchten en als arbeider der „Organisation Todt” in Noorwegen en vandaar, na een avontuurlijke vlucht, in Zweden terecht kwam. De schrijver Stefan Scende leerde Folkman in Stockholm kennen. En naar aanleiding van diens mededelingen, die gecontroleerd en bevestigd konden worden, werd dit boek geschreven: „Der letzte Jude aus Polen”. Een jaar geleden is het in Zürich en New York verschenen.

Weer eens vindt een „Aktion” tegen de Jodenwijk in Lwow (Lemberg) plaats: „ En inderdaad, om twee uur des nachts begonnen de revolvers te knallen. .Zware vrachtauto’s met SS-mannen en Ukraïners drongen de Jodenwijk binnen. De nieuwe Aktion begon.

De SS en de Ukraïners gingen huis aan huis, van woning naar woning. ledereen moest zijn legitimatie tonen. Wie ziek werd aangetroffen of volgens de mening van de

Gestapo te langzaam was in zijn bewegingen, werd op staande voet neergeschoten. Niet alle legitimaties werden geaccepteerd. Niemand kende de redenen er van. Willekeurig kon iedere SS-man en iedere Ukra'iner een doodvonnis uitspreken en dadelijk voltrekken. De SS hield huis in de woningen zoals het haar beliefde, vernielde meubilair en huisraad, verscheurde ook de beste legitimaties of nam zich soms bureaucratisch de moeite, op de Arbeitsausweis keurig netjes te schrijven: „Overbodig.”

Duizenden en nog eens duizenden Joden werden uit hun woningen gesleurd. Niemand mocht het ‘minste meenemen. Cynisch en grof verklaarden de SS-lieden, dat mén in dit leven niets meer nodig had.

De SS-lieden woelden in de bedden en zochten naar voorwerpen van waarde. Zij namen wat zij maar konden. Zij zochten de muren af naar schuilplaatsen'. De aangehouden Joden werden in groepen door de straten gedreven, onder voortdurende mishandelingen. Wie in elkaar zakte, werd dadelijk doodgeschoten. Op alle straten van de Jodenwijk lagen lijken, tien, twintig, op een hoop. Honderden mannen en vrouwen, zelfs kinderen, stortten zich uit het venster. Zij kozen liever de vrijwillige dood, dan in handen van de SS te vallen.

Zonder onderbreking werd de Aktion voortgezet, van de nacht op 9 Augustus tot de 30ste Augustus 1942, de hele maand. SS en Ukraïnse politie patrouilleerden door de straten en zochten vluchtelingen in de hoven der huizen en fabrieken.

Wij die goede arbeidslegitimaties hadden, moesten ondanks de Aktion elke morgen naar het werk gaan. Wij moesten.

met de handen omhoog, de Ausweise in de hand, het viaduct passeren. ledere morgen verlieten tienduizenden Joden hun wijk en keerden ’s avonds in die hel terug. Niemand wist dan, of hij nog zijn woning, zijn vrouw en kinderen, zijn moeder en zijn vader zou aantreffen.

Ook de „beste” papieren hielpen niet altijd. Velen van mijn kameraden werden ’s morgens, wanneer zij naar de fabriek wilden gaan, aangehouden. Ik zag, hoe een hele groep geen honderd meter van mij verwijderd aangehouden, met geweerkolven vreselijk geslagen en weggevoerd werd. Zij zagen mij en schreeuwden: „Zeg tegen den baas, dat hij ons moet redden!”

Ik woonde nog steeds met mijn schoonouders, mijn vrouw, Wanda en Ignac en met de derde jongere zuster van Elza samen. Ondertussen had ik voor Elza en Wanda werk gevonden bij onze Altstofferfassung (ophalen van oud papier en lompen), en de jonge schoonzuster was werkster bij de Wehrmacht. Ignac was ook nog beschermd door zijn werk. Van de zeven personen hadden alleen de twee oudelui geen Arbeitsausweise. Wij hoopten, dat wij vijf arbeiders hen er door heen zouden kunnen brengen. In ieder geval regelden wij het zo, dat de beide ouden zich met 15 andere personen uit ons huis in een kelder schuilhielden.

Driemaal, viermaal, soms tienmaal drong de SS in deze dagen dezelfde woning binnen. Nooit, overdag noch ’s nachts, kon men er zeker van zijn, dat een SS-troep niet de deur openbrak. Te kloppen hadden zij al lang afgeleerd.

Op de achttiende dag van de Aktion zaten onze ouders met de anderen nog in de kelder. Nog steeds waren zij niet ontdekt. Op dezé dag echter werden zij door den Ukraïnsen conciërge van ons huis verraden. Twee Ukraïnse politieagenten stormden de kelder binnen. De mensen jammerden en zij smeekten hun beulen. Zij gaven alles wat zij bij zich hadden, .zij wierpen zich voor hen op de grond, kusten hun

handen en laarzen. Een van de Ukraïners was bereid de hulpelozen ongemoeid te laten. Hij zeide: „’t Geeft toch niks! Als wij jullie niet meenemen, worden jullie over een uur of morgen door een ander meegenomen! Wat mij betreft: ik laat het aan anderen over.” Hij wilde reeds weggaan, met zijn collega.

Ondertussen zag onze oude priester (een Katholiek die Folkman sedert vele jaren kende. Vert.) dat de mensen in de kelder ontdekt waren. Hij liep naar de hoek van de straat, waar een Duitse politieagent stond. Wij woonden aan de grens van de Jodenwijk. De agent was een voormalige collega van G. en kende den priester heel goed. Hij was vaak bij hem op bezoek geweest. De oude man zette zijn leven op het spel. Maar hij had met die mensen in de kelder vele jaren wand aan wand gewoond, en hij wilde nu helpen. Hij verzocht den Duitsen politieagent, de Joden in de kelder te helpen en de twee Ukraïners te bewegen zonder hun prooi weg te trekken.

De Duitse politieagent was geen Gestapoman. Hij gaf den ouden Ukraïnsen priester toe en stapte de kelder binnen, toen de twee Ukraïners reeds hadden besloten genoegen te nemen met de waardevolle voorwerpen. Plotseling zagen de Ukraïners de Duitse uniform. Zij geloofden, dat zij de 17 Joden nu toch moesten meenemen. Een van de Ukraïners liep den Duitsen politieman tegemoet en rapporteerde, dat hij de gearresteerde Joden zojuist uit de kelder naar buiten wilde brengen.

De Ukraïners waren van plan geweest hen met rust te laten. De politieagent wilde hen helpen. Toch allen hadden zij angst voor elkaar. Het resultaat was, dat de Joden voor de poort op straat moesten aantreden ”

Vertaling: H. WIELEK.

EEN DERTIENJARIGE OVER AUSCHWITZ.

Dit gedicht, dat op 21 Juni 1945 in de „Frankfurter Presse” werd gepubliceerd, is door een 13-jarig meisje geschreven, dat in Auschwitz door de Russen werd bevrijd. Dit Joodse meisje, Ruth Klueger uit Straubing (nabij München) schreef: „Ik ben nu 13 jaar oud, heb echter meer beleefd dan mensen van 50 jaar. Achttien maanden ghetto, zes weken Auschwitz, zes maanden werkkamp en een vlucht van zes maanden met mijn moeder en pleegzuster heb ik achter de rug.”

In Auschwitz schreef het kind deze verzen:

DE SCHOORSTEEN.

Daag’lijks achter de barakken Immer zie ik vuur en rook. Buig je nek, jood! Geen ontkomen

Hier wordt dag en nacht gestookt. Zie je in de rook loellicht Een verwrongen aangezicht?

Hoor je honend-hels geschal: Vijf millioenen héb ik al! Auschwitz ligt gans in zijn hand.

Alles, alles wordt verbrand.

Daag’lijks achter ’t prikkeldraad Komt de zon op purperrood. Als de vlam uit d’ schoorsteen slaat.

Schijnt het zonlicht flauw en dood. Want het warme levenslicht Telt in Auschwitz niet.

Zie de vlam die rode vlam ’t Enig ware is de schoorsteen- ziet

Auschwitz ligt gans in zijn hand, Alles, alles wordt verbrand. Vertaald door H. WIELEK.

(Remhrandt.)

Portret van een Rabbijn

B. «. – – J

-w > ■ ■>>■ __

Italië is de laatste dagen geregeld „in het nieuws”. Allereerst door de Parijse voorbereidende vredesconferentie, ten tweede door het aftreden van koning Victor Emanuel. Maar ook zonder die beide aanleidingen is er reden de toestand in Italië eens nader te bezien.

Wij kunnen gerust zeggen, dat het een in de huidige constellatie in vele opzichten misdeeld land is. Het heeft wel ongeveer natuurlijke grenzen, de kring van gebergten om de Povlakte heen sluit het af; het is door het gebrek aan overeenstemming tussen natuurlijke, ethnische en historische afgrenzingen dat da problemen ten aanzien van Triëst en Tyrol zijn ontstaan (van de Franse els om grensverbetering in Savoye hebben we nog niet veel gehoord). De verliezen aan moederlands gebied schijnen nu wel mee te vallen; uiteraard zijn de geroofde delen van Joegoslavië weer verloren gegaan, maar van de verwachte afstand van Pantellaria en de eventuele autonomie van Sicilië of zelfs Sardinië is geen sprake meer. Ethnisch is het Italiaanse volk wel goeddeels een eenheid, maar des te fataler zijn de sociale tegenstellingen. Die hangen weer samen met de natuurlijke gesteldheid en historische ontwikkeling van het land. Het zuiden immers is onvruchtbaar, dun

bevolkt, bewoond door arme achterlijke boeren, die in tamelijk landheerlijke verhoudingen leven. In het middendeel is het niet beter; een harmonische samenhang tussen het platteland en de grote steden Rome en Napels bestaat er in onvoldoende mate. Economisch het belangrijkste deel van het land is het noorden; daar liggen de grote industriesteden Milaan en Turijn, de handelssteden Venetië, Genua, Triëst en Livorno en een menigte kleine steden temidden van vruchtbaar land. Het vruchtbaarder, nijverder noorden heeft in de vorige eeuw beter bestuurders gevonden dan midden en zuiden; tegenover het evidente wanbeheer van Napels en de Kerkelijke Staat stond de grotere zorg van de Oostenrijkse dynastieën in Milaan, Venetië en Toscane, en die der Savoyse vorsten in Piemont. Het huis van Savoye heeft Italië tot eenheid gebracht en zijn hoofdstad Rome moeten veroveren. De grote bewegingen zijn uit het Noorden gekomen. Liberalisme, socialisme en fascisme vonden er hun uitgangspunt. En nu ook weer het verzet tegen de Duitse en fascistische oorlog. Voor de Roomsen moge Rome het middelpunt zijn, hun beste mensen komen toch ook uit hetzelfde noordelijke gebied. Het is duidelijk, dat deze constellatie minder gunstige gevolgen met zich 'ge-

bracht heeft in oorlogstijd. Het eerst veroverd werd het feodale zuiden, het bandeloze Napels. Bevrijd werden oude antifascistische politici, waarmee men niet werken kon. Het belangrijkste en verst voortgeschreden deel van het land werkte voor den vijand; en terwijl de geallieerden in hun moeizame opmars door Italië heen worstelden, groeide zuidelijk van de militaire grenslijn de verbittering over het bestuur, dat op verovering en niet op bevrijding ingesteld scheen, en in het noorden het overspannen illusionisme dat door de illegale strijd zo licht wordt aangekweekt.

Wat betekenen in dit land de politieke partijen? Belang en traditie. In Italië zijn gelijk overal elders de politieke partijen gegroeid met de 19e-eeuwse ontwikkeling mee. En in Italië ging het wel heel schematisch. Het liberalisme, nationalistisch gekleurd, bracht de eenheid van de natie (het is wellicht niet te boud gesproken als men het eventueel verdwijnen van het huidige koningshuis in verband brengt met zijn verzaking van het democratisch beginsel). Als reactie daartegen kwamen socialisme en katholiek isolationisme (dit laatste verscherpt door de jarenlange vijandschap tussen Vaticaan en Quirinaal) naar voren; in de moeilijke jaren na de vorige oorlog nam ook de communistische propaganda sterk toe. Vermeerdert men die traditionele partijen, welke door de fascisten na hun overwinning werden verboden, met de sociale actiepartij, die in de

illegaliteit ontstond en die geleid werd door den voormaligen premier Parri, dan heeft men het politiek spectrum compleet.

De Italiaanse liberalen zijn conservatieven; onder hen vindt men machtige mensen, die de beschikking hebben over grote industriële en agrarische welvaartsbronnen. Het verst van hen vandaan staan de communisten; die trachten een opbouwende politiek te voeren, hetgeen zonder grote tegenwerking binnen de regeringscoalitie wel gelukt; men vergete niet, dat het communisme in landen waar het anarchisme van oudsher vat op de bevolking heeft (Spanje en Italië), een militant-Plichtsgetrouw karakter draagt. De katholieken trachten vooruitstrevend te zijn; een goed voornemen en een zware taak in een land waar eeuwen lang de clerus reactionnair was. Hier meet men af wat de sociale gedachte in de laatste vijftig jaar ib de Roomse Kerk betekend heeft. Het ®ehijnt, dat van de socialisten weinig kracht uitgaat. Minder zelfverzekerd dan he communisten, minder door een duidelijk Ideaal bezield dan de katholieken, zonder he krachtige mythe van een illegaal bestaan, vallen zij in een westers-democratische en een communistische vleugel uiteen.

De kwestie van de monarchie is niet van overwegend belang in de partijstrijd. De koning heeft een Mussolini aan het bewind gelaten en hem niet weten te remhet vertrouwen in den nieuwen koning schijnt gering. Het gehele konings-

huis heeft aan prestige verloren, en waarschijnlijk onderschat men de gevaren, die de republikeinse staatsvorm meebrengt. Maar inderdaad, onmogelijk is het niet, dat de kroon aantrekkingspunt van fascistische en reactionnaire krachten zou worden en een nieuwe Mussoliniaanse staatsgreep zou toelaten. Ook in Italië weet men beter wat men niet dan wat men wel wil.

De drukkende zorgen van het particuliere leven hebben het volk in individuen doen uiteenvallen. Men heeft verliezen geleden, de oorlog die men niet wilde, is verloren, ook de oude koloniën en de in 1919 verworven gebieden dreigen tèn dele verloren te gaan, de politieke situatie is verward ondanks de regeringscoalitie, die alle partijen omvat. Neen, toch niet alle partijen. Er is een nieuw fascisme in opkomst, de groep „van den gewonen man”, die zich tegen alle partijen keert en fel nationalistisch is. Hier raken binnenlandse en buitenlandse staatkunde elkaar. Hoe eerder er een beslissing komt over de hangende vredesvraagstukken, des te eerder kan aan deze onverantwoordelijke oppositie de wind uit de zeilen genomen worden. Italië zal alleen kunnen voortbestaan als een natie zonder overspannen nationalisme, als hardwerkend volk. Italië kan pas voorspoedig worden als het politiek herstel in de wereld rustiger vormen heeft aangenomen.

16 Mei 1946, A. E, COHEN