voor de Tweede Kamer. God beveelt niet op de A.R. lijst te stemmen. De Kerk mag daarom ook niet voor de overwinning van die partij bidden. De Kerk roept op tot geloof en bekering. Tot geloof in Christus. Maar de keuze voor Christus-Koning involveert niet, dat de Kerk pleiten mag voor de keuze van Tiianus of Schouten of Vorrink. Het komt er op aan dat de Kerk op Bijbeis-verantwoorde wijze zich met de politiek bemoeit. Niet altijd is dat zuiver geschied. De Generale Synode van de Geref. Kerken bijv. sprak in 1920 uit (bevestigd in 1946) dat „de Kerkeraden de roeping hebben om inzonderheid bij huisbezoek en catechisatie de leden der Kerk te vermanen zich te voegen bij organisaties, die staan op Christelijke grondslag.”

Prof. K. Dijk zegt in zijn boekje „Kerk en politiek”, dat dit zo gelfezen moet, dat dit ook toegepast moet worden op politieke verenigingen. Kijk, dat willen wij nu juist niet. De Kerk heeft de opdracht op haar leden toe te zien, dat ze Christus dienen ook in hun politieke levenswandel. Maar dat Christus alleen gediend wordt in en door een organisatie op Christelijke grondslag en de kerkleden „dies” lid van een Christelijke politieke partij moeten zijn,dat is eenvoudig weder een stukje kerkelijke bevoegdheidsoverschrijding, rooms en niet gereformeerd.

Politiek is godsdienst, heeft Kari Barth gezegd. Deze uitspraak is geen definitie. Men kan daar natuurlijk van alles van maken. Maar dit is er mee gezegd: politiek is niet vies, zoals de volksmond nogal eens beweert. Het huwelijk is ook niet vies. Ais het huwelijksleven ontaardt komt dit daaruit voort dat men ophield in het huwelijk God te dienen. Zo kan de politieke strijd ontaarden, omdat men daarin niet meer den Heer aller heren dient. Zo goed als de Kerk het Koningschap van God, den Schepper en Verzoener proclameert over het huwelijk, het gezin, de school, proclameert zij het ook over de staat en de maatschappij. Het kan in de concrete situatie op de kansel niet altijd blijven bij „grote lijnen trekken.” Wie in de bezettingsjaren preekte: „de overheid moet de goeden beschermen en de bozen straffen”, kwam niet in het concentratiekamp. Maar wie het gebod Gods voor de overheid in de concrete verhoudingen plaatste en b.v. de jodenvervolging als opstand tegen God brandmerkte, liep dit gevaar wel, omdat hij terecht politiek op de kansel bracht en de gemeente en de bezettende macht „lastig” viel met zijn „staatkundig” inzicht.

De Kerk loopt altijd gevaar, zoals ik reeds aangaf, te veel te zeggen. Maar ze loopt niet minder gevaar te weinig te zeggen. Dan wordt aan de politieke partijen overgelaten het Evangelie op het sociale en staatkundige terrein te verkondigen. Met dit gevolg dat voor velen de vartij in het . centrum van hun leven komt te liggen. Het accent wordt dan verlegd van de Kerk naar de vereniging. Marxisten en nationaalsocialisten hadden nooit zo sterk als hun overtuiging kunnen uitspreken dat de Kerk zich alleen met de hemelse dingen heeft te bemoeien ais de Kerk daar niet zelf alle aanleiding toe gegeven had. De Kerk drukte hun dit wapen in de handen. In het kerkelijk verzet is door de Kerk geweigerd op haar beurt dit wapen weer over te nemen om zich te beveiligen. De Kerk verstond haar roeping ook in politicis te spreken. Zij mag nu niet tot een veilig zwijgen terugkeren. Jesaja, Jeremia, Amos en Johannes de Dooper, vrijwel allen om hun politieke prediking gedood, zouden uit hun graf opstaan.

M. HINLOPEN

HERDENKEN EN OPBOUWEN

Het zaad van gisteren is de vrucht van morgen.

In velerlei toonaarden is het loflied aangeheven van de wederopbouw van ons geschonden, leeggeroofd en puinrijk Vaderland. En, wie nog mocht twijfelen aan de goede wil en de vooruitstrevendheid der knappe koppen van Neerlands na-oorlogse bestaande en toekomstige politiek, is hiervan zeker wel genezen door de massa’s beloften en aangeheven leuzen die ons van verschillende richtingen en diverse kleuren, via de brievenbus in drukvorm bereikten. Ik geloof echter niet dat deze tijd welke ligt in de schaduw der verkiezingen, een bij uitstek geschikt stadium is om de opbouwgeest van het Nederlandse volk te peilen en te beoordelen.

Toen ik aan de vooravond van ons eerste bevrijdingsfeest, in Friesland stond voor een monument van gevallen illegale strijders, trof mij het gezegde van één der bekendste Friese dichters, dat men in het witte marmer had gebeiteld. Er stond dit: „It sied fan juster is de vrucht fan moarn”, wat betekent: „Het zaad van gisteren is de vrucht van morgen”. Dit is het toch eigenlijk waar het op aan komt: indien wij allen, met inspanning van ai onze krachten, niet verhoeden dat het opkomende onkruid de rijper wordende vrucht, tracht te verstikken, zal in onze Nederlandse bodem vergeefs het zaad gelegd zijn in de vorm van onze jonge idealistische en principiële gevallen strijders. Er zullen weinigen zijn, die voor ons volk en land hun leven als zaad in de grond der toekomst hebben gelegd, die gedacht hebben aan een vrucht, die niet alleen onrijp maar ook zeer wrang zou zijn. Zeker, er zijn veie redenen tot dankbaarheid en hoop, maar ai moge dan momenteel de voedseltoestand zo zijn dat we geen honger meer lycjen en ai moge dan de Regering door wijs en standvastig beleid ons behoed hebben voor de zo zeer gevreesde en dreigende inflatie en ai moge dan ons Spoorwegnet voor meer dan 80% hersteld zijn en al moge het de Waterstaat zijn gelukt de Wieringermeer en Walcheren droog te krijgen en al mogen dan Amsterdam en Rotterdam van haar diepste wonden zijn genezen en de K.L.M. sneller vliegen dan voor 1940, wat zal dit alles baten indien ons volk niet in zijn geheel de kracht vindt om zich op te richten uit het drijfzand waarin het eens bijna is verzonken? Wat zal het geven indien er steeds weer zekere groepen zijn, die de opbouw, zowel moreel als materieel trachten te saboteren? Aan een materiële opbouw moet een geestelijk herstel voorafgaan, dat de vrucht moet zijn van een bezinnen op de waarde van de offers, die ons volk in nood en ellende heeft gebracht. Onzichtbare fundamenten moeten worden gelegd in onze volksziel, omdat deze dieper geschonden is dan het ijzer en het beton. Opnieuw zullen we puinruimers moeten worden, om ruimte te maken voor het leggen van nieuwe fundamenten. Voortbouwen op het puin onzer natie staat gelijk met het verlaten der school zonder iets te hebben geleerd. Het woord van Spinoza: „Niet dwepen, niet haten, maar begrijpen” moet vooral doordringen in onze door egoïsme verduisterde en uiteengerafelde ziel, opdat ons het uitzicht weer worde geschonken op een schoner en gelukkiger toekomst waarin het recht de grondslag zal zijn voor welvaart en vrede. Niet de we-

tenschap en de veronderstelde veiligheid ener Overheidsbetrekking, noch ook de bevrediging welke rijkdommen en bezittingen kunnen geven, mogen ons menszijn bepalen. Onze ziel van waaruit wij leven en werken, moet het centrale punt zijn vanwaar uit onze handelingen worden bestuurd; dan alleen zullen onze gedachten en daden (hoe gering zij ook mogen zijn) onze duistere wereld dichter voeren tot de zon. Dan alleen zullen wij zonder gedreven te worden door persoonlijke winstmotieven mede kunnen werken aan de werkelijke opbouw van de gehele menszijn om, ais het moet, armoede te lijden voor ons socialistische ideaal!

Opbouwen is arbeiden aan een toekomst die wij schoner wensen dan wij haar in onze diepste nood hebben begeerd. Opbouwen is arbeiden aan wat eens ter aarde werd geslagen door hen, die geen waarde hechtten aan het mens-zijn en wien de menselijke persoonlijkheid geen belang inboezemde. Onze wil, gedragen door ons karakter en voortgestuwd door onze bezielende geest, moet de ziel zijn van onze arbeid. En, al mogen er momenteel vele beslissingen zijn, die vooral in haar eerste stadium van uitvoering deprimerend en verlammend werken op onze energie en wilskracht, iaat ons echter nimmer vergeten, dat toch uiteindelijk het recht zal overwinnen zoals het heeft gezegevierd over het onrecht der demonische krachten van Hegels tibermensch. Aan ons socialisten is de taak om het zaad, dat eens werd uitgestrooid in de bioeddoorweekte grond van Nederland, te laten ontkiemen en de jonge vrucht ervan te behoeden voor de windvlagen van reactie en conservatisme. Aan de opbouw, die eens de gevallen strijders in ellende en gevaar zijn begonnen, hebben wij voort te arbeiden. Het woord van onzen socialistischen dichter Troelstra: „It sied fan juster is de frucht fan moarn” moge ons aansporen tot de strijd tegen het onkruid dat dit zaad tracht te verstikken. Het zaad dat in onze bioeddoorweekte aarde niet alleen werd gelegd voor een Nazi-vrij Nederland, maar dat ook werd gelegd voor een wereld waarin sociale gerechtigheid en welvaart voor den arbeider zouden zijn. Herdenken bij de opbouw van ons land betekent bezield worden met de geest van hen, die voor het recht hun leven gaven. HARM. DE JONG.

INHOUD

blz.

De uitdaging (W. Banning) 1 Fantasie en moed gevraagd (L. H. Ruiten-

berg) 2 Kerk en Wereld (J. J. Buskes Jr.) 2 Vruchten van het jaar (II) (M. H. van

der Zeijde) 3 De nieuwe reclasseringsplaat en enkele

andere werken van Aart van Dobbenburgh (A. van der Boom) 4 De Communisten (J. J. Buskes Jr.) 5

Finland (J. L. Bruyn) 6 Kerk en politiek (M. Hinlopen) O Herdenken en opbouwen (Harm de Jong) 7