Tijd en Taak

ZATERDAG 8 JUNI 1946 – No. 36

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

ONDER REDACTIE VAN Dr.W. BANNING EN Ds. J. J. BUSKES Jr. ADRES DER REDACTIE: HEKELVELD 15. AMSTERDAM-CENTR.

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 44ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR ƒB.OO, HALFJAAR ƒ4.25, KWARTAAL ƒ 2.30 PLUS ƒ0.15 INCASSO. LOSSE NUMMERS fO 15 POSTGIRO 21876 GEMEENTE GIRO V 4500 – ADMINISTRATIE: N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

PINKSTEREN

Pinksteren is het feest van vuur en wind, het feest van de geestdrift.

Discipelen, die bang voor de wereld, zich in een zaaltje terugtrekken de kerk achter gesloten deuren worden apostelen en trekken de wereld in.

Discipelschap en apostolaat horen bij elkaar.

Op de vier evangeliën volgen niet „de vrome overpeinzingen van de discipelen”, maar „de handelingen der apostelen”. De grote daden van God moeten verkondigd worden.

leder mens moet in zijn eigen taal de boodschap horen.

Het evangelie moet aan ieder zó verkondigd worden, dat een ieder in zijn existentie geraakt wordt

De mensen hebben van Christus gehoord. Maar het blijft alles op een afstand; ver weg en tamelijk vreemd. Het behoort alles tot een verleden, dat nooit terug schijnt te komen.

Dit is de heerlijkheid van Pinksteren, dat het niet ver en vreemd is, maar vlak bij komt en heden wacht. Jezus is de Heer, niet tweeduizend jaar geleden, maar vandaag. Christus is het middelpunt. Wij mogen vandaag in onze eigen taal de grote daden van God horen verkondigen. Parthen, Meden en Elamieten stonden in ’33 even ver van Christus af als wij in 1946. Zij hebben de weg tot Christus gevonden. Christus vond de weg tot hen. Christus komt vlak bij hen. In de boodschap, die hun door de apostelen in hun eigen taal verkondigd wordt.

Jezus is gisteren en vandaag dezelfde: de Heer in het Romeinse wereldrijk anno ’33 en de Heer in Europa, dat door de verschrikking van de oorlog geteisterd werd anno 1946. Hij wordt gepredikt aan alle volken. Het maakt niet meer uit, hoeveel duizend kilometer wij van Jeruzalem wonen en hoeveel duizend jaar na Jezus wij leven.

Pinksteren zegt: Jezus is de Heer, Jezus staat in het middelpunt.

Wij zoeken allen naar zo’n middelpunt, naar gemeenschap. Er is wel eenheid, maar zij is er alleen in het negatieve. Alle mensen van alle tijden en alle volken horen bij elkaar. Er zijn duizenden verschillen, maar alle zijn één in het negatieve, één in de dieptepunten, in de dalen van het leven.

Zo hebben de kunstenaars in de Middeleeuwen de eenheid van de mensheid uitge-

beeld in hun dodendansen. De dood in het midden en om hem heen alle standen en _ leeftijden en hij spreekt tot een ieder in ‘ zijn eigen taal: den boer, den soldaat, den bedelaar, den koning, het kind, de moeder, den grijsaard. Het leven een dodendans.

Wat bindt mijn leven aan dat van Irma Grese en dat van den beul van Amersfoort? Meer dan ik vermoed. Dat mijn leven evenals het hunne naar het woord van Heideggen een „Sein zum Tode” een op de dood heenleven is.

Wij zoeken evenwel naar een andere eenheid: niet in het negatieve, maar in het positieve. Ik voel met Marsman mee, die in één van zijn verzen de torenbouwers van Babel zijn hartgrondige sympathie betuigt. Maar het wordt altijd een mislukking. De toren wordt afgebroken en hun spraak wordt verward. De vervreemding komt. Zij verstaan elkaar niet. Maar altijd weer dat is het boeiende en tegelijkertijd het zeer klare van de geschiedenis pogen de kinderen der mensen zo’n toren te bouwen: zo’n samenbindend middelpunt. Christelijke mensen kunnen er zo hooghartig over glimlachen. Ik herinner mij, hoe het mij na de vorige oorlog dol en opstandig maakte, warmeer christelijke mensen alle pogingen om een volkengemeenschap te bouwen ik denk aan de Volkenbond en de Socialistische Arbeiders Internationale afwezen: torenbouw van Babel. Nog altijd geloof ik, dat het mij terecht dol en opstandig maakte. Ook nu weer, na de bevrijding. Toch hadden zij in een zeker opzicht gelijk. Er is niet veel van terecht gekomen. De één verstond den ander niet. En zo leven wij nog altijd in een wereld, één in het negatieve, maar gescheiden in het positieve: de ouderen tegenover de jongeren, de rijken tegenover de armen, klasse tegenover klasse, volk tegenover volk, ras tegenover ras.

Toch snakken wij naar eenheid, dieper nog, naar gemeenschap.

Pinksteren zegt: het kan en het mag er is een eenheid in het positieve en op geen enkele wijze exclusief, tegen niemand en voor allen, universeel, wereldomvattend: Jezus Christus de Heer! In Hem worden alle tegenstellingen, die het leven kapot maken, opgeheven in een waarachtige gemeenschap. In Hem worden alle grenzen overschreden. Allen staan in een grote en wijde kring om Hem heen.

Ik zou hier de naam willen noemen van Dr. Adriani, die jaren lang onder de Torad-

jas op Posso werkte, om de Bijbel te vertalen in het Possoaans. Hij was de rasechte zendeiing, die wist van de eenheid in het negatieve en leed onder de tegenstellingen in het positieve. Hij sprak eens met de zuster van Kartini over Jezus Christus. Zij vonden elkander niet. Het laatste woord, dat zij sprak, was: „u blijft toch altijd behoren tot het volk van de overheersers en ik tot dat wan de overheersten”. In Posso bracht zeifs de dood geen eenheid. Het kerkhof was verdeeld in drie stukken: Mohammedanen, Heidenen, Christenen. Maar Dr. Adriani werd op verzoek van de inlanders precies in het midden begraven, waar de drie stukken kerkhof elkaar raakten. leder wilde gelegenheid hebben, zo dicht mogelijk bij hem te komen liggen. De Mohammedaan zei: „hij zou ons te hulp kunnen komen in de dag van het oordeel”, de Heiden getuigde: „wij kunnen niet bidden, hij kan voor ons bidden”, de Christen: „hij is altijd onze vader geweest, laat hij het ook nu nog zijn”.

Is dat eigenlijk niet: Jezus Christus het middeipunt?

En ligt dit eigenlijk niet in het verlengde van het: zij hoorden hem een ieder in zijn eigen taal de grote daden van God verkondigen?

Wij moeten het woord taal niet te uiterlijk opvatten. De taal brengt het diepste van het leven tot uitdrukking. Dit alles raakt ook ons land en ons volk.

Er zijn verwaarloosde groepen: de intellectuelen, de arbeiders, de jeugd van na de oorlog.

Elk van die groepen moet de boodschap horen: de grote daden van God. Maar elk in haar eigen taal.

Dat is de grote taak de Pinkstertaak van hen, die in Christus geloven. Niets spreekt hier vanzelf. In Jeruzalem was men er stom verbaasd over. Het ging tegen alles in en dwars door alles heen. Het was Gods werk: zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken naar deze talen, zoals de geest hun gaf uit te spreken. Zo was het Jeruzalem anno 33.

Wie spreekt in Nederland anno 1946 de taal der anderen en wie verkondigt aan allen de grote daden van God? Wij spreken ieder onze eigen taal en wij verstaan elkaar nog maar zo weinig.

Pinksteren betekent: bevrijd worden van de eigen geest eigen willigheid en eigengereidheid en vervuld worden met de