Een nieuwe doorbraakte vrezen?

Ds. A. M. Brouwer heeft in „Het Gemenebest” van Juni een artikei geschreven over „Waar wij staan”.

Mijn voornemen, om hierover te schrijven heeft mijn trage aard overwonnen, toen ik de verkiaring van de Redactie in „Het Gemenebest” van Juli las. De stukken, zo verklaart de Redactie naar aanieiding van verschiilende opmerkingen over dit artikel, worden in ons blad weliswaar onder verantwoordelijkheid van den schrijver geplaatst, maar toch ziet zij in het stuk een opbouwend geheei van grootse conceptie, waarvan zij de strekking toejuicht.

Ondertussen zijn in het Juii-nummer de namen van Dr. F. Boerwinkel en Dr. J. P. Kruijt als redacteuren verdwenen. Het vermoeden is gewettigd, dat zij de strekking van dit stuk niet hebben toegejuicht en verder geen verantwoordelijkheid voor het blad wensten te dragen.

„Het Gemenebest” is een maandblad, dat zich goede naam verworven heeft in het streven naar bevordering van de volksgemeenschap. Rondom haar hebben vóór de oorlog reeds mensen uit verschiiiende „kampen” zich geschaard om te spreken over wat ons scheidt en wat ons bindt. Uitstekende studies van verschiiiende zijden werden, ook nog gedurende de oorlog, gepubliceerd, en wij mogen dit blad beschouwen als een belangrijke poging tot het wekken van het bewustzijn van verbondenheid in ons volk, waarbij niet de diepe verschillen worden genivelleerd, maar in het helle licht worden gepiaatst.

Het feit echter, dat de leiding van dit blad het artikel van Ds. A. M. Brouwer met deze toelichting heeft aanvaard, stelt ons niet gerust. Ik acht dit stuk n.l. een hoogst bedenkeiijk verschijnsei van een poging om tot een „nieuwe doorbraak” te komen door verder te free-wheeien op de vaart, die sommige bewegingen in het begin van de oorlog een korte tijd hebben gekregen. Ik bedoel de Nederlandse Unie en vooral het Nationale Front.

Ds. A. M. Brouwers artikel vatten wij kort samen.

Hij ziet tijdens de oorlog eerst de strijd tegen de Duitsers van de kant der Nederlandse Unie en van het Nationaie Front, twee bewegingen, die hij steeds in één adem noemt. Dan schildert hij de ontwikkeling der iiiegaiiteit, waarbij hij ongetwijfeid rake opmerkingen maakt en zijn eigen voortreffelijke rol niet vergeet.

Maar na de oorlog gaat het mis. ledereen doet het fout en Ds. A. M. Brouwer wijst die fouten onbarmhartig aan. Overigens is hij wei zo genadig voor verschillende fouten verzachtende omstandigheden in de vorm van verkiaringen aan te geven. De doorbraak is mislukt. Zijn doorbraak althans, die hèm voor den geest stond, toen hij lid werd van het Nationale Front. Hij ziet drie redenen: ten eerste wordt de vrijheid als het ware gevierd door restauratie van het vooroorlogse verleden, ook in politiek opzicht, ten tweede is daar de troebele sfeer van zuivering en politieke berechting en ten derde is er een overigens begrijpelijk terugverlangen naar de vaste vormen en beginselen, die het Christendom velen bood.

Nu zou over al deze zaken veel te zeggen zijn. Ik meen, dat Ds. A. M. Brouwer de dingen hier scheef trekt, doordat hij, al wat gebeurt, meet naar zijn inzicht in wat

doorbraak is. Men mag niet zeggen, dat wij, politiek gesproken, in voorooriogse verhoudingen leven. In alle kringen is men min of meer ernstig aan de gang geweest met fundamentele wijzigingen 0f... paleisrevoluties. De kwestie der zuivering en berechting is géén strijdpunt op politiek gebied, verschiiien van mening over deze zaak lopen dwars door alle partijen heen. Alleen wat de binding aan christelijke partijen betreft, schijnt de schrijver gelijk .te hebben.

Wat wil Ds. A. M. Brouwer nu met al die constateringen? Hij ziet uit naar een wèrkeiijke doorbraak. Hij wil een beweging, waarin, zoals hij zelf formuleert, sociale vooruitstrevendheid en vrije economische verantwoordeiijkheid, volksinvioed, geordende oppositie en gezag te vinden zijn in zakelijke doelbewuste samenwerking zonder voor allen bindende ideologie. En dit aiies moet dan bovendien een christelijke signatuur dragen.

Zulk een beweging bestaat niet. Ja, zij heeft tijdens de oorlog bestaan in de hoofden van sommige Unie-leiders. Deze gedachten vond men ook bij de operetteachtige figuur van Arnold Meyer. De woorden, die Ds. A. M. Brouwer gebruikt, zijn zo bleek, dat wij er alles, en daarom niets bij denken kunnen. De zucht, om een nieuw begin te maken, door „versleten woorden” als socialisme, democratie, geleide economie te vermijden, leidt hier tot het projecteren van een te verwachten beweging, die geen aansluiting heeft bij wat thans geworden is. En wat nu bestaat al is het nog sterk in beweging kwam niet tot stand door de domheid van leiders, maar door de van het Nederlandse volk.

En dit geheel moet, aldus Ds. A. M. Brouwer, een christelijke signatuur dragen. De signatuur van die signatuur wordt meteen aangegeven; geen christelijke programma’s en formules, maar bepaald, doordat christenen van verschillende confessie haar dragen. Deze beweging moet een „geest en een sfeer om zich heen scheppen van harde, zakelijke vroomheid”. Wij merken daar tegenover op, dat door het stellen van deze eis, reeds een stuk theologie wordt binnengesmokkeld. Belijdende christenen ruiken als het ware spoedig wat er achter „harde vroomheid” zit. Het is minstens een bepaald type vroomheid, waar een ander zich allerminst bij thuis zou voelen. Bovendien: niet vroomheid, maar gehoorzaamheid bepaalt het christelijk karakter van een mens of een beweging.

Ds. A. M. Brouwer verwacht nu, dat over twee jaar duidelijk zal zijn, dat de vooroorlogse partij-indeling niet meer past in deze tijd. Wij vragen, wat scheelt het ons, of bepaalde geestelijke antwoorden niet in een bepaalde tijd passen? Meten wij politieke strevingen met de „tijd”. Wat is die „tijd”? Achter deze zin ligt n.l. een voorstellingswereld, die wij als christenen moeten verwerpen. Wij gehoorzamen nimmer de „tijd”. Wij gehoorzamen lemand anders. Die niet spreekt door de „tijd”, maar door Zijn Woord, waarmee wij de tijd beoordelen. Zo min als wij van de historie een goddelijk gegeven maken, zomin willen wij dat doen van de ontwikkeling in de tijd, hoe aandachtig wij deze ook beschouwen.

Zeker, wy mogen verwachten, dat er weer verlangen naar méér samenbundeling zal komen, wy mogen nimmer bruggen af-

breken. Wij hebben overleggingen broodnodig. Maar wij zuilen ons er voor moeten hoeden, geestelijke verschijnselen af te wijzen, omdat ze niet in een bepaalde tijd passen. Ten aanzien van economische kwesties liggen de zaken uiteraard anders, maar daarover gaat dit artikel niet.

Ds. A. M. Brouwer laat ons vrijwel in de kou staan, als wij vragen, wat wij thans moeten doen. Een fier standpunt innemen tegenover de berechting, accoord! De christenen, die zich in de veiligheid der christeiijke partijen terugtrekken, waarschuwen, best! Eikaar niet loslaten, prachtig! Maar er is meer nodig. Nodig is, dat wij thans ergens gaan staan. Maar Ds. A. M. Brouwer staat nergens anders, dan te Viedder, Hij is niet aanwezig in de bewegingen, waar politieke beslissingen worden genomen. Hij breekt niet door, hij breekt uit.

Het is zeer wei mogeiijk, dat binnen enige jaren een beweging zich consolideert rondom gedachten, die Ds. A. M. Brouwer formuleert. Nationale Fronters zijn er nog. Jongeren van het Nationaal Jongeren Verbond zullen een politiek tehuis moeten zoeken. Internationaai kunnen er stromingen opkomen, die een Nederlandse vormgeving vragen.

Maar wanneer de redactie van „Het Gemenebest” de strekking van een artikel, waarin met enig ongeduld deze nieuwe ontwikkeling wordt tegemoet gezien toch eigenlijk als het enig-hoopvolle ziet, dan vrezen wij, dat er gewaarschuwd moet worden. Gewaarschuwd tegen de neiging, om op een andere lijn te beginnen, dan die in Nederland afgewonden moet worden. D.w.z. de lijn van de ontwikkeling van het politieke partijwezen, zoals die door de oorlog is beïnvloed en door de gang van zaken in de wereld tot heroriëntering moet komen. Van binnen uit. Daar hebben wij aan mee te doen. En wij hebben het dddr

te doen, waar dit het vruchtbaarst kan. En

ik behoef hier niet te zeggen, waar ik meen, dat de grootste mogelijkheden liggen!

L. H. RUITENBERG.

l/* IkkßK-iw jwSiiiiiii

Barth en Niemöller

Twee namen, die niet zo zeer een Zwitsersen professor in de theologie van andere theologische hoogleraren en eenDuitsen dominé van andere predikanten onderscheiden, als wel het verzet van het christelijk geloof en de christelijke kerk tegen het Nationaal-socialisme symboliseren.

Men heeft in Nederland veel critiek op Barth en veel bezwaren tegen Niemöller.

Eén ding vergete men echter nooit: Niemöiier heeft acht jaar in een concentratiekamp gevangen gezeten en Barth heeft vanaf 1933 meer dan enig ander theoloog tegen het Nationaal-socialisme gestreden en de christelijke kerk in Europa en Amerika tot de strijd tegen het Moderne Heidendom opgeroepen.

Voordat men critiek oefent en bezwaren inbrengt, leze men „Een Zwitsersche Stem” van Barth en Martin Niemöller over de Duitse schuld, nood en verwachting”.

In een tijd van karakterloosheid en karakterschaarste zijn de namen van Barth en Niemöller in elk geval de aanduidingen van twee karakters.

Zuike namen van karakter betekenen voor de opbouw van een nieuw Duitsland meer dan een heel bezettingsleger.

J. J. B. Jr.