Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

ii^ak

ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1946 No. 47

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

ONDER REDACTIE VAN Prof. Dr. W. BANNING; Ds. J. J. BUSKES Jr. EN Ds. L. H. RUITENBERG. SECRETARIS DER REDACTIE: J. G. BOMHOFF, ROERSTRAAT 48111, AMSTERDAM (Z), TEL. 24386

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 44ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR ƒB.OO, HALFJAAR f 4.25, KWARTAAL ƒ 2.30 PLUS fO.IS INCASSO. LOSSE NUMMERS ƒ0.15 POSTGIRO 21876 GEMEENTE GIRO V 4500 ADMINISTRATIE: N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

VLAMMENDE WOORDEN

Het is zeker niet toevallig, dat juist in zendingskringen de noodzakelijkheid van een algehele liquidatie der koloniale verhouding door velen verstaan en aanvaard wordt en het kan ons alleen maar verheugen, dat dit ook het geval is binnen de grenzen van de Gereformeerde Kerken.

De politiek, die in de Gereformeerde Kerken instemming en bijval vindt, is die van de Anti-revolutionaire Partij, zodat deze kerken in politiek en sociaal opzicht aan de behoudende en reactionnaire kant staan. Indien de oude antithese ergens leeft, dan zeker in de Gereformeerde Kerken, wier leden politiek en sociaal gevormd werden door Kuyper en Colijn.

Wat het Indonesische vraagstuk betreft, zijn de instemming en bijval met de politiek van de Anti-revolutionaire Partij lang niet zonder meer regel. De opvattingen van Colijn, neergelegd in zijn Koloniale Vraagstukken, worden door de Gereformeerde zendelingen vrijwel algemeen afgewezen. De invloed van een man als Prof. Kraemer is duidelijk merkbaar en Prof. Bavinck, die op het terrein van de zending in de Gereformeerde Kerken de leidinggevende figuur is, staat open voor het nieuwe, dat zich met onweerstaanbare kracht baan breekt.

Onder de antirevolutionnaire broeders is de ontstemming over de houding der Gereformeerde zendelingen vrij groot. Ds. Bik, die nog al eens hardop zegt, wat anderen in stilte denken, zei onlangs: laten de zendelingen zwijgen, zij hebben geen verstand van politiek! Wij verheugen er ons over, dat zij niet zwijgen, maar spreken.

Na „Een eis van Recht”, dat de Gereformeerde missionnaire predikant Van de Brink in het voorjaar publiceerde, komt nu de Gereformeerde missionnaire predikant Verkuyl met zijn „De achtergrond van het Indonesische vraagstuk”.

Behalve een verantwoording en een slotwoord bevat dit geschriftje vier hoofdstukken 1. De periode ’4O-’42 in Indië; 2. De periode van de bezetting; 3. De periode van de bevrijding; 4. De onderhandelingen.

Wij hopen, dat dit boekje niet alleen in Gereformeerde kringen, maar ook onder de lezers van Tijd en Taak zijn weg zal vinden. Toen wij voor dit artikel „Vlammende Woorden” kozen, deden wij dat niet, omdat Ds. Verkuyl zo’n fel en hartstochtelijk strijder is. Hij schrijft eenvoudig, nuchter, bezonnen, soms op het zakelijke af, al weet een ieder, die hem kent, dat hij een bewogen en warm voelend mens is. Zijn woorden zijn echter geen vlammende woorden. Wij vonden echter in zijn boekje enkele uitlatingen van Indonesiërs, die ons bijzonder

treffen, omdat zij ons zo duidelijk doen beseffen, waar het in het Indonesische vraagstuk eigenlijk om gaat, woorden uit persoonlijke gesprekken, zonder enige bijbedoeling uitgesproken, maar tot uitdrukking brengend, wat er diep in de ziel van het Indonesische volk leeft. Ds. Verkuyl gebruikt deze woorden ter illustratie van zijn uiteenzettingen.

Wij geven deze woorden zonder verdere commentaar door.

Drie weken na de capitulatie van Japan kwam in het donker één der Indonesische leiders, die nu in het kabinet Sjahrir zit, naar een nog hiet geïnterneerd man van der N.I. Regering. Hij vroeg: „Zet voor mij op papier, wat de belofte van H.M. de Koningin inhoudt; welke inhoud heeft het begrip vrijwilligheid en volwaardigheid daarin, welke concrete veranderingen op politiek, sociaal en economisch terrein mogen wij tegemoet zien? Als U dat voor mij op papier zet, dan bouw ik een illegale beweging op met als toekomstig doel de samenwerking met de Nederlanders in een samenleving, waarin werkelijk de koloniale verhoudingen geliquideerd zijn.”

Het antwoord op deze dringende vraag bleef achterwege.

Een Indonesisch intellectueel zei eens tegen Ds. Verkuyl: „Wij, Indonesiërs, zijn bezig voortdurend jullie Westerlingen, aan testproeven te onderwerpen. Jullie gebruiken zulke mooie woorden, jullie hebt zulke fraaie normen en idealen. Wij vertrouwen jullie niet. Wij kijken, of het allemaal wel echt is en wij vergissen ons zelden”.

Een Christenleider uit Brits-Indlë zei tegen Ds. Verkuyl: „Eén ding begrijp ik in jullie. Westerlingen, nooit. Jullie bent opgevoed bij het Christendom, de godsdienst, die u oproept om te steunen, wat zwak is, wat klein en nog erbarmelijk is. Het Oosterse streven is het streven van zwakken, kleinen, sociaal ellendigen. En jullie bekijken het uit de hoogte. Je lacht en spot er mee. Dit ergert ons het diepst in alles, wat ons van het Westen ergert. De heimelijke spot met ons streven, dit dédain”.

Enkele weken na de bevrijding sprak Ds. Verkuyl met een Javaansen goeroe indjil. Hij vroeg hem, hoe hij stond tegenover de Japanse bezettende macht. Hij antwoordde:

„Och, wij zijn daar weinig bij geïnteresseerd. Wij hebben altijd het gevoel, dat wij in vreemde handen zijn. En nu zijn we overgegaan van de ene vreemde hand in de andere. We voelen wel, dat de ene hand zach-

ter is dan de andere. Maar we zullen pas goed geïnteresseerd zijn bij dit alles, als wij eindelijk eens baas in eigen huis zullen mogen zijn en als wij zelf eens medebeslissen mogen over ons lot”.

Een Mulo-scholier, aan wien hetzelfde gevraagd werd, antwoordde; „Wij willen niet een betere Regering, wij willen niet de beste Regering, wij hopen eindelijk eens op een eigen Regering”.

Na de bevrijding zei een Indisch nationalist: „Wij hebben de Japanners vergeleken met jullie en wat Nederland hier deed stak gunstig af bij het ruïneuze optreden der Japanners. Toch was dat niet onze enige reactie bij de 'vergelijking. Wij herkenden in het Japanse optreden en in het Nederlandse het imperialistische streven, het bewust of onbewust voortrekken van het vreemde belang boven dat van de zonen des lands. Als je een tijger hebt bestudeerd en je bestudeert daarna een tam huisdier als een kat, dan herken je toch in die kat trekjes, die verwant zijn aan den tijger. Het tamme huisdier van het Nederlandse imperialisme leek op den tijger van het Japanse imperialisme en wij willen noch het ene, noch het andere terug. Wij willen samenwerken, maar geen overheersing meer”.

Enkele dagen na de bevrijding kwam een Indonesisch student uit Batavia in het kamp, waar Ds. Verkuyl zat en vertelde hem, dat toen reeds door Batavia de leus ging: „Als de Amerikanen komen, praten wij, als de Engelsen komen, saboteren wij, als de Nederlanders komen, vechten wij”.

Jaren geleden getuigde een Indonesiër op een vergadering in Solo: „De Pax Neerlandica (de Nederlandse vrede) brengt ons vrede; geen geluk”.

Vlammende Woorden!

Woorden, die ons inderdaad iets doen beseffen van de achtergrond van het Indonesische vraagstuk.

Woorden, die Ds. Verkuyl, in dit opzicht wel waarlijk de missionnaire predikant, aan ons door geeft, opdat wij uit onze valse rust zullen wakker schrikken en zoeken zullen naar een vreedzame en rechtvaardige oplossing van het conflict, dat Nederland en een groot deel van de Indonesische volkerenwereld verdeeld houdt. In de dagen van Jan Pieterszoon Coen was het slagwoord in Nederland ten aanzien van Indonesië: Navigare necesse est, vivere non necesse est! Varen en geld verdienen is noodzakelijk, leven doet er minder toe!

Indonesië heeft mannen nodig, die leven bij het slagwoord, dat Dr. Adriani uitgaf: Amare et servire necesse est, vivere non necesse est! Het leven doet er minder toe, maar noodzakelijk is liefhebben en dienen!

J. J. Buskes Jr.