Leesvoer

~lk heh zo’n dorst naar je rode lippen

Met hoog-rode kleur zit mijn nichtje te lezen. De zon kan schijnen, haar broertje kan haar uitnodigen voor een wandeling, haar moeder kan haar vragen of ze een boodschap wil doen of even in de keuken wil helpen, mijn nichtje moet eerst haar boek uitlezen. En dan holt ze naar de uitleenbibliotheek om een ander. Dat is zo haar idee van vacantie. En ais ik belangstellend vraag, wat ze aan ’t lezen is, zegt ze verlegen: „Och, een boek van Courts-Mahler, daar zul jij wel niets aan vinden! Maar ik vind het prachtig.” Tot mijn schande moet ik bekennen nog nooit lets van deze schrijfster gelezen te hebben. Misschien had ik dit allemaal vergeten, ais het me niet kort daarop opgevallen was, dat er in de étalages van de meer goedkope boekwinkels zoveel nieuwe boeken van Courts-Mahler liggen. „Ik moet er toch eens een van lezen”, dacht ik, maar aangezien ik gegronde redenen had om te vermoeden, dat ze mijn goed geld niet waard waren, ben ik een uitieenbibliotheek binnengestapt. Ze hadden er volop. Courts-Mahler schijnt een hele boekenkast vol geschreven te hebben en de uitleenbibliotheken hebben dubbele exemplaren. Gelukkig was er één thuis, stukgelezen: „Het offer der liefde”. Nu wil ik toch eens proberen aan mijn nichtje duidelijk te maken, waarom deze boeken zulke schreeuwende prullen zijn.

De inhoud navertellen is tamelijk zinloos: zc krijgen na heel veel moeilijkheden elkaar wel, wees daar verzekerd van, en het boek houdt net bijtijds op: daarmee wordt ons de desillusie bespaard, dat het naderhand, als ze getrouwd zijn, toch nog tegen kan vallen. We nemen bescheiden afscheid, ais ze voor het eerst definitief in eikaars, armen liggen. Vanaf het ogenblik, dat „de mooie goudglanzende ogen hem om hulp gesmeekt hadden” en hij pardoes in het' water gesprongen was om haar nichtje te redden, kan hij die ogen maar niet vergeten, „evenmin als de dikke bruine krullen, waar de zon gouden lichtjes in toverde”. En dan begint het krijgertjespelen: als hij haar bijna heeft, ontsnapt ze en ais zij hem bijna heeft, is hij ineens weer weg. Enfin, 'ze krijgen elkaar, en mijn nichtje kan getroost zijn: de ware liefde

op het eerste gezicht bereikt vroeg of iaat haar bekroning. Ais zij nu maar niet gaat denken' dat buiten de rosige wereld van deze fondant-romannetjes het ook zo gaat. Natuurlijk speelt het verhaal in een heel deftige omgeving. Nobele fabrieksdirecteuren wonen in weelderige villa’s, rijden ir? statige auto’s, wandelen in hun prachtige parken, verdienen, dank zij hun geweldige begaafdheid (hoge voorhoofden!) schatten geld, waarmee ze allerlei liefdewerken beoefenen.

Ze leven innig mee met het wel en wee van hun ondergeschikten, die hun dan ook, hoe kan het anders?, .op de handen dragen. In heel de roman komt slechts één vrouw voor „uit het gewone volk” en die bezit die aangename rondborstigheid, die weliswaar wat ruwe, maar geodbedoeide tederheid, die zo eigen is aan arme, hard-werkende mensen. Mijn nichtje zal in haar later leven ' wel merken, dat Courts-Mahler de werkelijkheid scherp heeft waargenomen.

Wat het lezen van dit soort boeken zo eenvoudig maakt, is het simpele zwart-wit schema. Je weet altijd, wat je aan de mensen hebt: ze zijn of erg slecht of erg goed en als een van die goeierikken ai eens iets verkeerds doet, dan doet hij daar zo nobel boete voor, dat het dubbel ontroerend werkt.

Nu, en de slechte mensen, die aan de touwtjes trekken van het verhaal, —• want in een wereld met allemaal goede mensen zou de liefde geen moeilijkheden ondervinden en was het verhaal zo utt krijgen hun part wei. Tegen het einde van het boek sterven ze rampzalig, of worden door de politie opgehaald. En dan is er nog de kleine bijzonderheid; dat over ’t algemeen de goede mensen rijk met stoffelijke goederen gezegend zijn of wat nog treffender is, gezegend worden, terwijl wat slecht is, armoe moet lijden, tot misdaad komt en ge weet, hoe dat afloopt! Ge zult moeten toegeven, nichtje, dat het in het echte leven niet anders gaat. De ene mens is helemaal goed en ais hij nog niet rijk is, zal hij het gauw worden en de andere mens is helemaal slecht en komt via de armoede in het gevang. Een mooie wereld!

Nu zal ik maar niets zeggen over de on-

waarschijnlijke psychologie. Het liefdestempo b.v. in dit boek is verbluffend. Zo juist hdd zij besloten, niet meer aan zijn liefde te denken, maar een ogenblik daarna: „Ze lag bevend in zijn armen, aan zijn hart en Frits Herbig kuste haar telkens en telkens en telkens en telkens en telkens telkens weer”. Nu is die Frits ook een onweerstaanbare knaap. Ais u hem zo hoort praten: „Huil toch niet, o Maria. Is het zo erg om mijn innig geliefd vrouwtje te worden?”, dan voelt u wei, dat er voor Maria weinig anders op zit dan haar tranen in te slikken en tot zoenen over te gaan, temeer daar mevr. Courts-Mahler ons verzekert: Er was zoiets innemend, zo iets innigs in zijn stem.”

Ik zal ook niets zeggen over de erbarmeiijke stijl. Een prachtige roman kan gebrekkig geschreven of slecht vertaald zijn en toch een meesterwerk blijven, maar mijn ergste grief tegen het leugenachtig karakter van dit soort boeken (èn films) moet nog komen. Dit boek gaat over liefde en daarom leest mijn nichtje het zo graag, maar ik zou willen, dat ze zien kon, hoe ze in dit boek bedrogen wordt. Een van de axioma’s van Courts-Mahler en de haren is, de rechte evenredigdheid tussen een aantrekkelijk uiteriijk en een dito innerlijk. Dat is niet prettig voor lelijkerds, maar dat kan de schrijfster ook niet helpen. Een ander axioma van deze mevrouw en haar soortgenoten is de liefde op het eerste gezicht. Dat dit leerstuk voor degenen, die er aan geloven willen, in de praktijk tot stukken voert, moest eigenlijk voor lederen verstandigen lezer waterklaar zijn. Het zijn dergeiijke idiote dogma’s ais de twee bovenstaande, die duizenden mensen tot een ongelukkig huwelijk of tot echtbreuk hebben gevoerd. Liefde is inderdaad iets moois, het is ook iets geweldigs in een mensenleven, maar ten eerste is het niet het enige, dat de mensen beweegt en interessant maakt, maar vooral liefde is niet alleen iets zoets en iiefelijks; het kan een alles-verdelgende hartstocht zijn, het kan een mens innerlijk verschroeien en diep ongelukkig maken, het kan hem tot edele daden, maar ook tot alle laagheden verleiden.

De onwil om de echte realiteit der liefde te zien en te tonen, is de gevaariijkste misleiding van Courts-Mahler en ik hoop oprecht, dat mij nichtje dit niet tot haar eigen schade en schande moet ieren en daarom verfoei ik dit soort boeken. Dit zijn geen onschuidige fantasietjes, maar levensgevaariijke leugens. J .G. BOMHOFF.

ÏKesk «n w£i^Liii|

Ehrenfest, Einstein en de Bijbel In Wending, het maandblad voor evangelie en cultuur, schrijft Prof. Kohnstamm over „Grensoverschrijdingen van het exact natuurwetenschappelijk denken”.

Hij besluit zijn artikel, dat handelt over geloof en wetenschap met een persoonlijke herinnering, die toont, dat grote physici, ook ais zij niet de genade van het geioof hebben ontvangen, juist door die eigenaardige combinatie van mathematiek en empirisch denken, die het kenmerk is van echt exacte natuurwetenschap, behoed worden voor de overmoed der grensoverschrijding.

Prof. Kohnstamm zat in de grote, ruime studeerkamer van Ehrenfest, samen met Ehrenfest en Einstein. Ehrenfest vertelde van de vrouw van een collega, die na een oogoperatie maandenlang in het donker moest doorbrengen. Zij kon niet werken. Eén kwartier per dag mocht ze lezen. Van

dat éne kwartier moest ze geestelijk leven gedurende de rest van de dag. „Dat stelt je voor een wonderlijke taak. Zij heeft mij om raad gevraagd, wat ze lezen zal. Het allerheste uit de hele wereldliteratuur is naugelijks voldoende, als het zó op de proef wordt gesteld . „Je hebt haar natuurlijk de Bijbel gegeven”, viel Einstein in! „Ja, dat gedaan”, was het antwoord. _ J. J. B. Jr.

®" Vrede-Conferentie

„Kerk en Vrede”, landelijke afdeling van de „Intern. Fellowship of Reconciliation” houdt op 21 en 22 September onder voorzitterschap van prof dr. G. J. Heerlng een conferentie in het Indisch Instituut te Amsterdam. Inleidingen zullen worden ge- Strijd, Pasteur Jacques Harts (België) en Pastor Wilhelm Mensching (Duitsland), Inlichtingen: secretariaat Argonautenstraat 37, Amsterdam-Z. Telefoon 94241.

I " NieuWS

Noodzakelijke voorwaarden van school- N.v. té Kampen!

L. van Klinken schreef een studie waarin hü zoekt naar de voorwaarden, die gelden, om de huidige drang naar onderwijsvernieuwing’ te doen SPtkn ,-nHo Het kan inderdaad met ontkend worden dat er op het ogenblik op dit terrein veel geliefhebber is. Men vernieuwt, of tracht dit althans te doen, zonrekenschap te geven van de achtergrongenomen moeten worden.

gedachte van den schi-ijver, om historie van het Nederlandse methodiek deze vooi-waarden te formuleren. Hij onderscheidt daarbij zeer juist tussen schoolorgaonderwijs als zodanig. Ongetwijfeld is rrorwS^rstu^fer’te^XdS opdat de discussie over de actuele kwestie van het onderwijs niet doodiope in een „ijver zonder versympathiek is de wijze, waarop de BiSfdelo te d^^^^