OM DE SCHOOL

Na de oorlog is de Kerk zich pijnlijk bewust geworden, dat zij lange tijd een deel har er roeping had verwaarloosd; zij stelde zich een nieuwe taak, of misschien moeten we zeggen: ze vatte haar taak aan op nieuwe wijze, met nieuwe middelen. Die taak kunnen we kort omschrijven als de herkerstening van ons volk, het opnieuw in aanraking brengen van het ganse volk met het Evangelie.

Het is logisch, dat de Kerk deze arbeid wil verrichten en daarom wil trachten door te dringen op alle gebieden van het leven, op elk terrein van geestelijke arbeid. Eén van die terreinen, zeker niet het minst belangrijke, is de school. „Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”, zegt het spreekwoord. En dus richt de Kerk zich tot de school, en vanzelfsprekend allereerst tot de Openbare School, en tracht zij daar de kennismaking met het Evangelie te doen plaats vinden. De Kerk wil de Bijbel op de Openbare School.

En nu komt daarnaast te staan het Humanistisch Verbond. Ook dit ziet in, hoe belangrijk de School is in het leven van een volk en het Hoofdbestuur van dit Verbond heeft daarom een rapport uitgebracht over de plaats, die de Bijbel op de Openbare School zal moeten innemen.

Natuurlijk komen de Kerk en het Humanistisch Verbond niet tot dezelfde conclusies. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat ds. Ruitenberg (zie Tijd en Taak van 24 Aug) beide opvattingen naast elkander zet en wijst op hun verschillend uitgangspunt en conclusie. Hij ziet dit verschil ook als belangrijk, zo belangrijk, dat hij zegt: „Daarmede-heeft het Humanistisch Verbond het terrein van discussie en mogelijk het strijdtoneel van straks nader afgepaald”. Deze strijd kan, als hij gevoerd wordt op een hoog plan, veel nut hebben. Kerk en Humanistisch Verbond zullen al strijdende elkaar en zichzelf beter gaan begrijpen, zullen tot verdieping van eigen leven kunnen komen en. mogelijk daardoor ook tot het vinden van de pimten van nauwe aanraking, die beide hebben.

„ . . , Dat we ondanks dit alles iets over aeze discussie willen zeggen, vindt zijn oorzaaK niet in de beide partijen, die aan het woord zijn, maar in het lijdend voorwerp, waarover de strijd loopt, dus over de Openbare School. Zij is by dit alles misschien de meest belanghebbende.

De Kerk wil deze Openbare School gebruiken als één van de middelen om tot herkerstening van ons volk te komen. Oni het te zeggen met de woorden van ds. Ruitenberg: „De Kerk wenst de Bijbel op de Openbare School te zien, wijl dit boek de getuigenis geeft van de waarheid omtrent God en Christus, zonder welke waarheid zij meent, dat de wereld niet leven en slechts hoogstens bestaan kan . Dit is meer dan het Humanistisch Verbond wil, dat ook wel de Bijbel op de Openbare School wil toelaten, maar meer m de vorm als tegenwoordig, n.l. als onderdeel van de algemene culturele vorming. Wat is nu het karakter van de Openbare School? In de eerste plaats dit, dat zij toegankelijk is voor alle kinderen van ons volk. Dit karakter wil ook de Kerk naar laten behouden; zonder dit zou men immers niet meer van Openbare School kunnen spreken?

Is nu, wat de Kerk wil, uitvoerbaar? Zal de school, waarop de Bijbe zo wordt behandeld, n.l. als de „getuigenis van de waarheid omtrent God en tus”, toegankelijk zijn voor alle Nederlandse kinderen? Zullen de Joodse ouders hun kinderen willen zenden naar deze Openbare School? En de buitenkerkelijke Humamsten, zullen zij zich allen met deze interpretatie van de Bijbel kunnen verenigen? We willen dan nog niet eens spre en over de Dageraadsmensen, over diegenen, die godsdienst nog steeds zien aR opmm voor het volk. De Kerk heeft gelijk, deze mensen moet zij wakker schudden, ze bete trachten, ze binnen haar invoe ssfeer te trekken, ook hen tot het Evangelie te voeren. Maar nioet dit via het kind, moet de Openbare School de weg En nu hebben we in het hovenstaande steeds gesproken van „de Kerk . is dit

echter juist? Is de Katholieke Kerk hierbij inbegrepen? Wij menen toch, dat dit niet het geval is. En we betwijfelen zeer, of alle protestantse kerken hierin werkelijk volkomen eensgezind zijn. Toch moet de

Openbare School ook toegankelijk zijn voor Katholieke kinderen en voor hen, die tot enig kerkgenootschap behoren, dat niet meegaat met het streven van „de Kerk”. Wij herinneren ons een vader, die zijn kinderen op de Openbare School bracht met de volgende motivering; . „Wij zijn streng Christelijk. Ik wil mijn kinderen echter niet op een Christelijke school doen, want er bestaat er geen van onze richting. En ik geef mijn kinderen liever geen voedsel, dan ze vergif te geven.” We mogen over de opvattingen van dien vader denken zoals we willen, hij heeft zeker recht op zijn overtuiging. Waarheen echter had hij zijn kinderen moeten brengen als de Openbare School was geworden, wat de Kerk haar wil maken?

De Kerk is het nog niet met zichzelf eens onder welke vorm de Bijbel op de Openbare School moet worden gebracht. We kunnen daarover dus nog weinig zeggen. Zal echter hier werkelijk sprake zijn van een getuigenis en als het dit niet wordt, hoe zou het dan kunnen bijdragen tot de herkerstening dan zal heel het openbaar onderwijs van die geest moeten zijrf doortrokken, allereerst de onderwijzers. Hier geldt, wat ds. Ruitenberg zegt over de eerbied voor den mens: „de hoofdzaak is, dat de leerkrachten inderdaad deze eerbied in hun botten hebben.” De onderwijzer zal het Evangelie in zijn botten moeten hebben, anders komt er van het getuigen niets terecht. En als dit het geval is, als de leerkracht leeft vanuit het Evangelie, och misschien getuigt hij dan wel zonder dat hij het woord Bijbel noemt. Ook in dit opzicht is waarschijnlijk de man of de vrouw vóór de klas van het meeste gewicht.

Wij leven in een tijd van gisting en verwarring op elk gebied. Het is de plicht van ieder religieus voelend en denkend mens, naar vermogen mee te werken aan de doordringing van het leven van ons volk met die religie. Het is de plicht van de Kerk te bouwen aan een samenleving, die gegrondvest is op de boodschap van het Evangelie. Gelegenheden om deze plicht te vervullen biedt onze maatschappij ontelbare. Laten wij dan voorlopig de Openbare School hierin niet betrekken. Nog steeds is zij een kostbaar bezit voor ons volk, een plaats, waar daadwerkelijk wordt gebouwd aan de eenheid van onze natie boven elk verschil van geloof, levensbeschouwing en politieke opvattingen uit. Nog steeds is zij het toevluchtsoord voor ieder, die geen plaats vindt op enige confessionele school. Laat de Openbare School blijven wat zij was. En laten alle ouders, die willen meewerken aan de eenheid en de verdraagzaamheid hun kinderen zenden naar die school, waar het kind, boven geloofsverschillen uit, wordt opgevoerd „tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden.” H. M. DE HAAS.

(Vervolg van pag. 3)

hun contact met het socialisme. In een ondogmatische sfeer en in een evangelische openheid willen wij trachten in Bentveld en Kortehemmen de mogelijkheid voor deze bezinning te scheppen.

Zullen wij in ons werk na de oorlog niet alle in 1940 afgebroken draden verder weven, de draad der persoonlijke en vooral die der religieuze verdieping en bezinning zullen wij wel opnemen. Binnen en buiten het Christendom blijkt een behoefte aan retraite, aan geestelijk kracht verzamelen, aan religieuze verdieping te bestaan, die ook in de door ons bereikte groepen en kringen om een mogelijkheid van bevrediging vraagt.

Wij denken hierbij vooral aan de zgn. „Bentveldgemeente”, althans voorzover die de weg naar de kerk nog niet gevonden heeft. Andere facetten van deze zeer persoonlijke bezinning zijn vragen als: wat is de zin van het leven in deze tijd, wat de zin van onze arbeid, wat de zin van ons geloven en ons twijfelen? Als socialisten en als christenen, als humanisten en als communisten wij allen te strijden voor een mens-

waardig bestaan, maar waarin bestaat nu eigenlijk die menselijke waardigheid? Als personalisme meer betekent dan een nieuw etiket op een oud, niet meer gangbaar artikel -en het betekent meer! – dan is bezinning op het wezen van de menselijke persoonlijkheid juist in het socialisme en in het Christendom dringende

Voor deze geestelijke „retraite , voor dit geestelijke „tanken” een goede moplijkheid en bovenal een goede zuivere sfeer te scheppen en die bezinning waar wij maar kunnen stimuleren, dat «n wij naast het bewerken van de ontmoeting, de confron tatie van ®g” van de belangrij komstig werk.

Dat dit werk gedaan wordt uit en gedragen wordt door een «P ent, voor allen die tot haar willen komen open, ondogmatisch Christendom, dat ae verwerkeiyking van de evangelische boodschap in deze wereld in een democratisch socialisme, oenoe voor humanist noch Christen, voor socialist noch communist een bezwaar te , •

Sportparade of processie In de Baanbreker van 7 Sept. ’46 komt een beschouwing voor over de Russische die momenteel in ons land draait. Onderstaand citaat trof mij, daar hierdoor een niet Christelijk blad de opkomst van een nieuwe heidendom signaleert en als gevaarlijk bestempelt. Een verschijnsel, waaruit blijkt, dat ook aan de andere kant ernstig gepoogd wordt de antithese te doortrekken:

„Het is geen parade, maar een processie, voorafgegaan door een soort van koperen afgodsbeeld, waarin de symbolen van de Sowjet-Unie verwerkt zijn, met een enkel portret van den Heiligen Lenin en ontelbare portretten van den Heiligen Stalin, in de processie meegedragen. A. S.