DE TRAGEDIE

der verdeeldheid

De onlangs gevoerde bespreking In de „Protestant Eplscopal Church” over de voorgestelde vereniging mtet de Presbyterianen, kan niet door buitenstaanders beoordeeld worden; maar zij deed de tragische positie van het Christendom In de twintigste eeuw duidelijk uitkomen. Het tragische bestaat niet hierin, dat er vele kerken zijn: de vorming van enkele grote kerkelijke lichamen zou wellicht meer problemen opwerpen, dan oplossen. Evenmin Is het tragisch, dat theologen het niet eens zijn: menselijke geesten kunnen nooit op een gemeenschappelijk niveau worden gebracht, tenzij op het niveau der middelmatigheid. Het ontstellende gevaar van onze verdeeldheid echter Is, dat wij staan tegenover een wereld althans de Westerse wereld die In zo grote mata een geheel vormt. I

Op het eerste gezicht schijnt zo’n bewering ongerijmd. Want de „koppen” onzer krantenartikelen getuigen van de kloven tussen volk en volk, tussen ras en ras. Toch is er een eenheid in de wereld buiten de Kerk. En deze eenheid in de Westerse wereld is een overeenstemming in wereldse gezindheid, die zich wijder uitstrekt en dieper gaat dan velen van ons beseffen.

De wereldse gezindheid, waaraan de Kerk gewoon is, is deels die .van een groepje intellectuelen, die hebben uitgemaakt, dat de God der Christenen niet bestaat, en deels die van de grote massa der mensen, die opgaan in de lust des levens, in zinnelijke genietingen of in het bedriegelijk bezit van rijkdom.

Om de omvang en de aard der moderne wereldse gezindheid te begrijpen, moeten wij inzien, dat zij niet beperkt blijft tot enkelen en evenmin slechts de houding van de wereldling is. Heden ten dage zijn er millioenen, die niet geloven, dat het Christendom iets te maken heeft met het moderne leven, en toch houden deze millioenen zich bezig met vele dingen, die ook van belang voor de Christenen zijn. De houding

van tallozen In de moderne wereld Is aan vele oorzaken toe te schrijven, maar er Is er één, die zelden wordt genoemd. De Kerk staat tegenover massa’s, aan wie gedurende de laatste twee eeuwen geleerd Is, dat de Kerk bij haar boodschap geen monopolie heeft In de laatste beslissingen. Er zijn economische en politieke programma’s opgesteld, die er aanspraak op maken dat zij hun oorsprong vinden In het natuurlijk verloop der dingen. De klassieke staathuishoudkundigen spraken van economische „wetten”. De voorstanders van vooruitgang door wetenschappelijke ontwikkeling namen vaak aan, al was het dan onbewust dat deze vooruitgang onvermijdelijk was. Tegenwoordig houdt een groot deel van de Westerse wereld vast aan een economisch en sociaal program, waarvan het als zeker aanneemt, dat het op de golven der toekomst gedragen wordt.

Het begrip „automatische vooruitgang” is vaak genoeg bestreden, maar zij die ertegen opkomen vergeten soms, dat, indien men door mensen ontworpen „plannen” in de plaats stelt van automatische vooruitgang, dat het beeld niet grondig wijzigt, indien men deze „plannen” voorstelt op grond van het feit, dat zij liggen in de lijn van een tevoren voorbeschikte ontwikkeling. Men kan zich beroepen op de psychologie, op een interpretatie der geschiedenis, op een rassentheorie. De mensen kunnen worden aangespoord tot werkzaamheid en tot plannen maken. Maar de redenering is deze, dat ’s mensen natuur zodanig is, zijn geschiedenis zich op zodanige wijze ontwikkelt, zijn raskenmerken zó zijn, dat dit soort van plannenontwerpen van succes verzekerd is. In de taal van een andere tijd: „De sterren strijden in hun loop voor hen.”

De wereldse gezindheid van de moderne tijd is niet een toevallige ontwikkeling der laatste jaren. Zij wortelt in twee eeuwen van Westerse geschiedenis. De mensen hebben niet zozeer de Kerk verworpen, zij zijn eenvoudig van haar vervreemd. Men behoeft de omvang van deze wereldse gezindheid niet te overdrijven, maar zij is overal om ons heen. Een enkel groot volk moge al trachten de godsdienst af te schaffen, millioenen in andere volken stellen het eenvoudig zonder hem. Niet sedert de vroege Kerk zich gesteld zag Legepover een barbaarse wereld, zijn Christenen door zulk een onverschilligheid omringd geweest. Intellectuelen mogen dan geloven dat de mens alleen staat en dat hij zijn eigen zieleheil bewerkt. Maar zij zijn niet meer werelds in hun opvatting dan de millioenen, die een bijgelovig vertrouwen hebben, dat hun partij of hun groep op. een of andere wijze is voorbestemd om de aarde te regeren.

Dit is de tragedie van onze verdeeldheid. Toen de Westerse volken het als vanzelfsprekend aanvaardden, dat de Christelijke wereldbeschouwing juist was, ja toen zij aannamen, dat zij te verwerkelijken was, mochten de kerken zich wel bezig houden

mét de vraag,_wie er zou uitgaan en het land in bezit nemen? Thans, met zulke geringe vooruitzichten, dat de Christelijke levensvorm en -gedachten zullen overheersen in een wereld die wij of onze kinderen zullen kennen, is er iets zieligs in onze bezorgdheid over de vraag, wie het evangelie zal verkondigen, waarnaar zo weinigen willen .luisteren. Het huidige voorstel tot vereniging van twee grote Christelijke kerken illustreert alleeh maar het probleem. Het is inderdaad mogelijk, dat deze twee beter niet verenigd worden: hierover kunnen slechts weinigen onzer een oordeel vormen. Maar de wereld is bezig ons te ontglippen. Met dit feit voor ogen, schijnen plannen voor wijzigingen in de kerkelijke structuur, stemmen die roepen, dat de Kerk moet aandringen op deze of gene toepassing van het evangelie (om nog maar tfc zwijgen van het streven naar een plaats ter rechterzijde of ter linker) altemaal onwerkelijk.

Niemand de belangrijkheid van onze overtuiging, of aan onze plicht om de zuiverheid van het evangelie, zoals wij deze zien, te bewaren; maar men kan althans dromen indien het niets meer is dan een droom van een vereniging cm de Christelijke beschouwing van God en mens te verkondigen, te getuigen van de geestelijke zin van het leven en van het onscheidbaar verband tussen zulk een wereldbeschouwing en iedere hoopvolle boodschap aan onze tijd, die van meer dan voorbijgaande betekenis is. Indien er mensen zijn, die zich niet kunnen opmaken tot de Strijd des Heren, voordat'zij eerst hun zaken thuis hebben geregeld.

Voor anderen kan het goed zijn, hun daarbij succes te wensen en zelf meteen aan de slag te gaan. U. L.

Vertaling van mej.

Dr. J. F. C. Gutteling.

Wij Meden hierbij onze lezers de vertaling van een artikel uit „Christianity and Crisis”, een Amerikaans veertiendaags tijdschrift onder zedactie van den groten Amerikaansen theoloog Reinbould Niebuhr. De problemen, er in behandeld, zijn internationaal en het is nuttig met deze visie, zozeer overeenstemmend met het standpunt, dat ook vaak in T. en T. verdedigd is, kennis te maken. Het artikel is van V.L. (Umphrey Lee, een der vaste medewerkers?)

verbond tot verdere samenwerking binnen de Verenigde Naties op politiek en economisch gebied. Dit is nationaal werk, niet gebonden aan de opvattingen van een enkele partij.

De omstandigheden waaronder deze week de nieuwe president gekozen is, zijn veel gunstiger dan twee maanden geleden. Het is een socialist, de nieuwe president Auriol, een bezadigd man met een goede staat van dienst als minister en verzetsfiguur. De nieuwe regering, die nog gevormd moet worden, zal allicht de politiek vau Blum voortzetten, hoe zij ook eruit zal zien. Een nationale politiek in grote stijl is althans begonnen. En De Gaulle kan in reserve blijven tot Frankrijk wellicht weer door een groot man boven de partijen zal moeten worden gered.

A. E. COHEN.

19 Japuari 1947.

DIT ENE WOORD

De troeb’le walm van onze haat.

Dreigt alle liefde te verstikken.

Ons resten nog slechts ogenblikken

Of erger: Is het reeds te laat?

De toekomst vraagt een simp’le daad.

De hardste wanden zullen breken.

Als weer ons hart dit woord leert spreken.

Dit ene woord slechts: „Kameraad”.

JAAP VAN IJPEREN.