WORDEN DE invalidenvEßGETEN?

Kort geleden de minister van Sociale Zaken een Noodvoorziening voor ouden van dagen gepubliceerd. Krachtens deze regeling, die thans bij de Kamer aanhangig is, zulien ouden van dagen beneden een bepaalde leeftijdsgrens in de grote steden een wekelijks bedrag ontvangen van ƒ 10.—, wanneer zij ongehuwd zijn en ƒ 18.—, wanneer zij gehuwd zijn. Hebben zij eigen inkomsten, dan wordt de helft daarvan op de uitkering in mindering gebracht. Over dit plan, waaromtrent ik thans geen verdere bijzonderheden vermeld, is reeds heel wat geschreven. Inzake de vraag hoe de regeling moet luiden blijkt nogal enig meningsverschil te bestaan. Maar dat er een regeling moet komen, daarover is men het vrijwel eens.

De moeilijkheden, waarin vele ouden van dagen verkeren, spreken dan ook wel een zeer duidelijke taal. Willen wij in ons land meer sociale zekerheid brengen, dan komt deze categorie zeker het eerst aan de beurt. Maar daarnaast hoort men thans dikwijls de vraag stellen; wat wordt er nu voor de invaliden gedaan? Is de invaliditeitsrente niet, eveiials de ouderdomsrente, veel te laag? En is er dan geen aanleiding om ook voor de invaliden een noodvoorziening te treffen?

Gij zult wel begrijpen, lezer, dat de minister van Sociale Zaken zich deze vraag ook heeft gesteld. Maar Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Was het ontwerpen van een goede noodvoorziening voor ouden van dagen reeds een puzzle, een goede regeiing voor de invaliden is zeker niet minder moeiiijk. Ik wil hier daarvan gaarne iets mededelen.

Reeds jarenlang geldt onze Invaliditeitswet, welke loonarbeiders, die invalide worden, een rente waarborgt. Maar die rente was ook vóór de oorlog reeds veel te laag. Door de stijging van de kosten van het levensonderhoud is deze moeilijkheid nog verergerd. Intussen is gedurende de bezetting wel een aanmerkelijke verhoging tot stand gebracht. De renten zijn voor ongehuwden verhoogd met 50%, voor gehuwden met 75%, terwijl voor ieder kind beneden

de 14 jaar een bedrag van 20% wordt toegevoegd, tot een maximum van zes kinderen. Wanneer het grondbedrag van de wet niet zo laag was geweest, dan zou deze verhoging een grote verbetering* hebben betekend. Waar evenwel het grondbedrag zo laag was, betekent ook deze percentsgewijze belangrijke verhoging nog niet voldoende.

Het aantal invaliden waarom het hier gaat, is niet zo groot als het aantal ouden van dagen, maar het is toch aanzienlijk. Het bedraagt ongeveer 90.000 personen. Nu is een verhoging der invaliditeitsrente over de gehele linie zonder meer een maatregel, die veel geld kost en, tenzij de verhoging op een zeer hoog bedrag wordt gesteld, niet het profijt brengt, dat men er van verwacht. De sociale noden zijn in ons land vele en de toestand van de schatkist is door de rooflust van den bezetter, slecht. Wij moeten dus het beschikbare geld zo goed mogelijk gebruiken. Daarmede is ook het belang der invaliden zelf gediend.

Welnu, er zijn allerlei maatregelen in voorbereiding, waarvan de invaliden zullen profiteren en wel op een betere manier, dan door een algemene verhoging der invaliditeitsrente.

In de eerste plaats zijn er de invaliden, die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Zij zullen krachtens de Noodvoorziening voor ouden van dagen worden geholpen. Hun aantal bedraagt naar schatting 20 è, 30.000. Voor deze categorie is dus gezorgd.

In de tweede plaats is het voornemen de uitkering van de Ziektewet te verlengen. Deze uitkering bedraagt 80% van het loon voor ten hoogste 26 weken. Wie op dit ogenblik na een half jaar nog ziek is, kan alleen door een lage invaliditeitsrente worden geholpen. Maar nu zal worden beproefd de uitkeringsperiode van een halfjaar te verlengen tot een jaar. Daardoor krijgen zij, die in het tweede halfjaar van hun ziekte thans de lage invaliditeitsrente ontvangen in die periode het veel hogere ziekengeld. Het gaat hier jaarlijks naar schatting om ongeveer 7000 personen. Vele invaliden zien geen kans om nog

weer aan werk te komen. Dat maakt hun lot dubbel hard. Zij gevoelen zich aan de dijk gezet. Naast hun financiële zorgen hebben zij dus ook nog een zwaar geestelijk leed te dragen. Het ligt dus voor de hand, dat men de vraag gaat stellen; kan men de invaliden, die nog wel kunnen werken, niet weder in het productieproces inschakelen? Wanneer zij nog een redelijk loon kunnen verdienen, dan zijn de financiële zorgen verlicht en kunnen zij zich nuttige leden van de maatschappij gevoelen.

In deze richting nu zijn wettelijke maatregelen in voorbereiding. Vermoedelijk zal zeer binnenkort een wetsontwerp worden gepubliceerd, dat beoogt de minder-valide arbeidskrachten zoveel mogelijk weer in het bedrijfsleven te brengen. Wanneer het nodig mocht blijken, kan daarbij dwang op den werkgever worden uitgeoefend. Bij de voorbereiding van dit ontwerp is de Stichting van de Arbeid nauw betrokken geweest. Ook van het bedrijfsleven mag dus de nodige medewerking worden verwacht. Op deze manier zullen duizenden invaliden kunnen worden geholpen. En op een heel wat betere wijze dan door een verhoging der invaliditeitsrente!

Van de Overheid mag worden verwacht, dat zij bevordert, dat de invaliden, die zich bij het bedrijfsleven aanmelden, zo goed mogelijk zijn toegerust. De medische wetenschap heeft op dit punt gedurende de oorlog enorme vorderingen gemaakt. Tal van oorlogsinvaliden herkregen hun arbeidsgeschiktheid. Wie daarvan meer wil weten, kan daaromtrent gegevens vinden in het derde deel van het Londense Rapport over de Sociale Zekerheid, dat onder mijn leiding werd opgesteld. Na de oorlog is men in Engeland in die richting doorgegaan! Van de 710.000 invaliden heeft 90% weer werk gevonden! Men heeft voor hen trainingscentra, ja zelfs hele fabrieken ingericht, alleen om hen weder aan arbeid te helpen.

In ons land zijn wij nog lang niet zover. In April van het vorige jaar heeft de minister van Sociale Zaken een Raad voor herstel van arbeidsgeschiktheid gevormd, waarin alle deskundige organisaties op dit terrein zijn vertegenwoordigd. In deze Raad zijn reeds allerlei plannen ontworpen. Wanneer het wetsontwerp tot het plaatsen van minder-valide arbeidskrachten wet is geworden, dan zullen de plannen van de Raad voor herstel van arbeidsgeschiktheid een prachtige aanvulling bij de uitvoering vormen, omdat dan allerlei invaliden, beter toegerust, hun nieuwe arbeid zullen beginnen.

Natuurlijk zullen er, ook als al deze plannen slagen, nog een aanzienlijk aantal blijven, die nog niet zijn geholpen. Voor hen zal o.a. een verhoging van de thans bestaande kindertoeslag worden overwogen. Zoals ik reeds mededeelde, wordt thans reeds een toeslag gegeven van 20% der rente voor ieder kind beneden de 14 jaar tot een maximum van zes kinderen. Maar deze toeslag is bij het lage grondbedrag der rente onvoldoende. Wanneer b.v. de gewone kinderbijslag van ƒ 2.40 per kind per week (vanaf het vierde kind ƒ 3. per week) zou worden uitgekeerd, dan zou juist in die gezinnen waar dit het meest nodig is, een belangrijke aanvulling zijn verkregen.

Ik moet het bij deze enkele gedachten

(Vervolg van pag.

ontwikkeling als hun functie van in hoofdzaak handelende middenstand werd. Tijdens bezetting hebben Polen gelijkelijk van de uitmoording der Joden geprofiteerd als de vijanden, al werden in vele gevallen Joden tot de partisanenlegers toegelaten. De weinige Joden die overgeÊleven zijn, hebben het thans uiterst zwaar. De vurig verlangde bevrijding heeft voor hen geen waarde, daar ze geen familie, geen huis, geen werk, geen bezit en vooral geen vriendschap terugvinden. De antisemietische uitspattingen, die duizenden Joden er toe brengen het ongastvrije vaderland voorgoed te verlaten en naar de ellendige D.P.-kampen in Duitsland te vluchten, worden georganiseerd door de oppositie die daarmee de Joden verjaagt en de regering in discrediet brengt.

„Het herstelde Polen” heette de jonge republiek van 1918. Inderdaad, veel was er hersteld van vóór het definitief uiteenvallen van de staat in 1795. De overgang van nu, na jaren van de ergste verschrikking, is veel scherper. Wie vroeger onder lag.

deelt nu de lakens uit; wie toen regeerde, thans uitgerangeerd. Zulke wijzigingen vormen een revolutie. Polen doorleeft nu revolutionnaire periode. Is het wonder, verkiezingen van vorige week tal leden van stembureaux het leven hebgelaten? Men moet zich eerder verwonderen dat het er niet veel meer waren, staat van halve burgeroorlog kan nog lang duren. De duur ervan hangt af van de niate waarin politieke hartstochten en soclale spanningen slijten en, zoals alles in deze wereld, van de mate van samenwerking en onderlinge verdraagzaamheid van de drie grootste mogendheden, A. E. COHEN.

RECTIFICATIE.

„Frankrijk in herstel” was de titel van mijn artikel in het nummer van 25 Januari, en niet „Frankrijk en het herstel”, zoals er abusievelijk boven vermeld stond. A. E. C.