IN MEMORIAM MAX VAN DAM

€en jong Joods kunstenaar, wiens persoonlijkheid onuitwisbaar haar spoor heeft getrokken in zijn nagelaten werk, dat een belofte was en een verwezenlijking tegelijk, wiens leven verdwenen is in de zwijgende nacht van het concentratiekamp. Duizenden zijn er vergast of doodgemarteld als voor het nazi-mensdom doemwaardige schepsels of verachtelijke, waardeloze prullen. Maar is het niet telkens weer vlijmend smartelijk te bedenken, dat onder die allen, in hun menselijke waardigheid gelijkelijk getroffen, zich ook de zeer kostbaar begaafden hebben bevonden, die afgesneden werden als het gras,_dat kortelings maar heeft gebloeid? Max van Dam werd geboren te Winterswijk, studeerde bij Opzomer te Antwerpen, maakte studiereizen naar Zuid-Frankrijk, won de Prix de Rome en woonde daarna te Amsterdam. Toen de jodenvervolgingen begonnen, bracht hij zijn werk in veiligheid in Den Haag. Bij het bombardement van het Bezuidenhout werd er veel van vernietigd. Hij waagde een poging tot ontvluchten, maar werd even voor de Zwitserse grens door de Gestapo gegrepen. Dit alles lees ik ongeveer in het korte „In Memoriam”, dat de heer Bennewitz aan zijn uitnodiging voor de tentoonstelling van nagelaten werken van Max van Dam in Den Haag, heeft toegevoegd.

Onthoudt deze naam, ziet en onthoudt dit werk. Vast als een gesternte is jn den kunstenaar het besef, dat het beste van zijn wezen zich dringen wil in wat hij schept, onafwendbaar en dat hij als een dode is in het leven, wanneer dit willend verlangen zich niet verwezenlijken kan. De belangrijkheid der visie en het resultaat der verwezenlijking mag verschillend zijn, de weg is voor allen gelijk in de strijd. Een overwinning der stof in welke vorm ook. Goede bedoelingen helpen niets. De expressie moet er zijn in het karakter van het werk zelf. kunstenaar is er in zover hij zich daarin verloren en behouden heeft.

Een enkel werk slechts kende ik van Van Dam: het portrét van den Italiaansen violist, snel en nerveus geschilderd, een persoonlijkheid verradend, vooral mede overtuigend in het geheel der tentoonstelling thans bij Bennewitz te zien.

Opzomer is een ongelofelijk slagvaardig portrettist, niet zonder bravour, die ongetwijfeld den jongen Van Dam het vak goed zal hebben geleerd. En de sporen van zijn invloed zijn bij hem te volgen. Maar het eigene wint het geheel in zijn verfijnde sensualiteit, een vaste en toch vloeiende wijze van schilderen, die zich ongetwijfeld nog verder verdiept zou hebben in zijn schaduwrijke kleur vol reflexen van zonnigheid. Er is het zelfportret met het brede voorhoofd, waaronder de ogen ver naar een horizon uitzien, het licht jukbeen en slaap rakend, tegen de violetgrijze achtergrond, het groot gebouwde portret van mevrouw De J., en bovenal de figuur van de Poolse vluchtelinge. Hoog, monumentaal, gehouden in een zwart, de gestalte tegen het grijs, het accent der fijn toegespitste vingers vooraan, de kop genegen, tragisch verzonken van expressie. Geen expresselijk medelijdende schatting en waardering van het tragische, maar besef van tragiek als van zelf binnengeslopen in de visie van

den maker, die alleen maar schilderde d.w.z. vorm en kleur zoekend bepaalde. In verband hiermede noem ik de paar kleine tekeningen van mensen uit het concentratiekamp, zeer scherp waargenomen, nobel, en tegelijk met die verwonderlijke afstand, kenmerkend voor het goede kunstenaarschap. Hoe is deze geest levendig en waakzaam gebleven, ook daar waar een mens alle lust tot leven wel moet vergaan. Indrukwekkender deze navrante krabbels, dan het schrikwekkend realisme, dat dikwijls tendentieus een beeld der helsheid wil bewaren.

De landschappen uit Zuid-Frankrijk

tonen hetzelfde nerveuse in het zien van de bouw der bergen, waarover de rijke vegetatie zich uitstrekt,' de reep blauw van een lucht, waardoor de witte wolkenflarden jagen, er boven. En men vindt het hier en daar, het zich verheugend zien van den ecjiten schilder, die een kleur proeft "als een goede kostelijke vrucht: in de studie van het kinderfiguurtje, het stilleven met de tomaten, het bloemstuk (rijk van kleur, maar tastend nog naar de vorm), het landschap met sneeuw, de dekschuiten. Het geheel van dit nagelaten werk zal naar mijn mening zijn betekenis niet verliezen. H. A. GERRETSEN.