met diepe kennis en groot pastoraal besef. Zinvol is het ook, dat er een Raad voor Kerk en Gezin is, waarvanuit de vragen vap het gezinsleven, dus ook van het huwelijk, in het midden van de Kerk worden gebracht. En zéér zinvol is het, dat deze dingen alle aandacht hebben van de Jeugdraad. Wanneer gebroken wordt met de sfeer van taboe om alles, wat de erotiek betreft en wanneer eveneens gebroken wordt met de oude methode van verboden-stellen zonder dat zij levend eigendom zijn geworden van de jongeren, dan is dat van een zeer grote betekenis.

Zinvol zou het bovendien zijn, als de a.s. predikanten dieper dan tot nu toe ingeleid werden in de problemen der erotiek eh dan niet alleen door den hoogleraar in de ethiek.

Maar al dat werk, in groot verantwoordelijkheidsbesef aangevat, of nog aan te vatten, vraagt werkers, vraagt deskundigen. Zij moeten nog in grotere getale gevormd worden.

Wanneer dan, na de doorwerking èn van een grotere kennis van het erotische leven èn van een bewuster en kundiger tegentreden der modem-heidense verschijnselen, de conclusie zal zijn, dat een tweede huwelijk na echtscheiding inderdaad niet aanvaard kan worden niet als opgelegd gebod, maar als waarlijke verworvenheid dan is er alle reden om blij te zijn. Dan is er iets gedaan. Maar niet eerder.

Zolang deze weg echter niet is afgelegd, dreigt zulk een verbod te leiden tot een nieuwe wet. Tot een onbegrepen onbarmhartigheid. Tot een middel voor den predikant, om zich uit moeilijke situatie door een machtswoord te redden. Tot een reden, waarom wie buiten de Kerk staan, haar mijden.

De Kerk, die een getuigende taak heeft, moet deze niet alleen profetisch, maar vooral priesterlijk-pastoraal uitoefenen.

Het is zéér te hopen, dat deze overwegingen in de classikale vergaderingen mede in de overwegingen zullen betrokken worden.

L. H. RUITENBERG.

door een ganse staf van deskundigen wordt hier gepoogd zich rekenschap te geven van ónze Nederlandse cultuur, en wel door sector na sector haar geschiedenis te schrijven, die door te trekken tot het heden, en zo den lezer in staat te stellen zich bewust te maken, wat Nederland is, welke kansen het heeft, en vooral of het waard is te blijven leven, dus waard voor hém, den Nederlandsen lezer, er voor te werken en te vechten. De lectuur van dit boek werkt als een tonicum: ge voelt u er beter van worden. Niet dat het in een feeststemming geschreven is: veeleer in het besef van een crisis. We kennen ze wel de dikke huldeboeken, waarin alle medewerkers lichtelijk boven hun thee toasten op de grootheid van Neerlands stam, dansen rondom de Oranjeboom en zich schor schreeuwen van enthousiasme. In de kille dag na het feest klinkt dan de herinnering eraan vals, en de prachtband wordt weggezet.

ARTHUR WRAGG – HOUTGRAVURE Engeland na 1830 Ze zien uit naar wat zon

In dit boek gaat het anders toe. De leidende gedachte was: Nederland beleeft een crisis met goede en kwade kansen. Laat ons nu de historie raadplegen, want alle gepraat over crisis dreigt, als er geen weet is van de historie even waardeloos te worden, als het recept van een dokter, die niets weet van wat de patiënt al doorstaan heeft. En laten we eerlijk zijn: wij Nederlanders, kennen onze geschiedenis slecht.

Heel kort ga ik nu de inhoud van het boek vertellen met de uitsluitende bedoe-

ling u begerig te maken dit boQk te bezitten, want ik schrijf dit met de sterke overtuiging, dat wie dit boek kan lezen, er goed aan doen zal, dit boek aan te schaffen of in groepsverband door te werken en te bespreken. Het is geen gemakkelijke kost, het is klokkespijs, maar dit weet ik zeker: ge zult er wijzer en beter van worden. Het is een boek, dat we hier in Nederland nodig hadden, een boek niet voor de koks, maar voor de gasten. De vakman zal in het opstel, waar zijn vak besproken wordt, wel wat te betuttelen vinden, maar voor hem werd het niet allereerst geschreven: ieder kan er zijn groot nut mee doen.

Mr. W. Verkade opent de rij met een opstel over de geschiedenis van de Neder-

landse binnenlandse politiek. Hij heeft als leidende gedachte, dat deze politiek beheerst wordt door de tegenstelling: samenwerking en eigenreidheid, waarbij duidelijk blijkt, dat behalve in tijden van nood de eigengereidheid sterker was dan de samenwerking. Het zal voor menigeen een prettige repetitie zijn van de hoofdzaken zijner vaderlandse geschiedenis, maar nu niet in de brokkelige stijl van een schoolboekje, maar vanuit een allesomvattende visie. Soms is ook Verkade dor (blz. 34), maar meestal weet hij die juiste afwisseling van mededeling en bespiegeling te vinden, die een goed historisch opstel hebben moet. Als hij over Thorbecke schrijft, voelt men, dat de schrijver thuis is, en zijn apotheose