De winter vlucht voor de lentelucht!

yV ,e is tenslotte toch gekomen, de lente! /y Veel had haar komst weg van een bevrijding. Want na aanvankelijk snel doortrekken in Januari, mislukte de doorbraak, de lente werd teruggeslagen, ergens in ’t Zuiden vroor ’t front vast en wij hier in ’t Noorden kregen daar alle ellende van te verwerken. Toch wist iedereen dat aan de doodsvijand van het leven het laatste woord niet zou zijn. Net als toen ...! Alleen hoelang zou ’t nog duren?

Zoals ’t zich laat aanzien, hebben vele gewassen te velde ’t moeten afleggen, en in hoeverre vruchtbomen in hun knop-ontwikkeling niet zijn gestoord, moet worden afgewacht. Veel wat als „winterhard” bekend is, heeft nu een flinke klap gekregen. In België zo meldden de dagbladen mislukte het wintergraan geheel. Voor millioenen dollars moet opnieuw aangekocht worden. Gegevens hiervan voor Nederland heb ik niet, maar veel zal afhangen van de mate van'sneeuwval en de variëteit van uitgezaaid graan.

Langs de weg, die ik ’s morgens afleg, hebben vele „evergreen”-struiken na de dooi dood blad. Zolang alles bevroren was, waren ze groen, al was veel blad „glazig” geworden. Dit vindt z’n oorzaak in ’t met water vollopen van de tussencelruimten, waardoor ’t in ’t blad doordringende licht niet meer op de oorspronkelijk met lucht gevulde ruimten kan terugkaatsen. Dit tot ijs bevroren water* conserveerde ’t protoplasma als in een ijskast. Maar bij dooi komt de funeste werking .ervan tot uiting; water zet bij bevriezen uit, zodat de cellen en hun inhoud door die druk gedesorganiseerd worden. Na de dooi loopt dus alles in zo’n ontdooid orgaan „door elkaar”. Wat oorspronkelijk in de gesloten cellen gescheiden zat, ,kan nu op elkaar inwerken en ’t levendragende protoplasma verwoesten.

Wat de oorzaak ervan is, dat de ene plant beter „gehard” is dan de ander is niet geheel opgehelderd.

Trouwens een ander probleem waar nog meer onderzoekers hun aandacht op gericht hebben, ’t vraagstuk van de winterrust, is ook nog niet geheel duidelijk. Hoe komt ’t toch dat vele plantenorganen hun activiteit een tijdlang op veel lager peil brengen en waardoor komt deze later weer op hoger niveau?

Knoppen, zaden, bollen, knollen in rust, stilstand van houtvorming (j aar grenzen!) dit alles gaat met verminderde ademhaling en verminderde stofwisseling gepaard.

Bloeiende Hazelaar – foto v. Voorn en Moll

Men is geneigd aan dalende en stijgende temperaturen te denken. Maar de delen, in November net ter ruste gegaan, kunnen dè,n niet ineens op hoger peil gebracht worden door verhoogde temperatuur! Daar zijn, en dan nog niet eens direct erna, bijzondere hulpmiddelen voor nodig, zoals tabaksrook, aetherdamp of een warm waterbad. Dan kan men hen vervroegen.

In de laatste decenniën is men tot ’t inzicht gekomen dat voor de vorming en de groei van velerlei, een bepaalde afwisseling van lengte van belichting en nietbelichting nodig is. Zo onderscheidt men korte- en langedag-planten.

Men kan dus planten kweken op een tijdstip waarop ze zich „normaal” niet zouden ontwikkelen. Dit principe van vernalisatie en jarowisatie („verzomering”) heeft (misschien) de Russen in staat gesteld om graan tot ontwikkeling te brengen in de zeer korte vegetatieperiode van ’t heel hoge Noorden, zoals onlangs bekend is geworden. De typische voorjaarsbloeiers zijn alle kortedagplanten (minder dan 12 tot 14 uur licht maximaal per etmaal); ’t dat ’t hele jaar door bloeit, is hier echter onverschillig voor. Maar nu kent men tevens bepaalde stoffen uit de plant (chemisch zuiver!) die groei en bloei beïnvloeden. Deze hormonen („opgangbrengers”) heten hier auxinen en florigenen. Is een periodieke ontwikkeling van deze stoffen verantwoordelijk voor de periodiciteit in de plant?

Bij dieren kent men ook een periodiciteit van vele levensfuncties, die samenhangt met dergelijke stoffen.

Zo bestaat er een hormonale voorj aarsculminatie ((’t vitaminegehalte daarentegen daalt!) en een periodiciteit in de ontwikkeling van sommige klieren. Bekende, ook Nederlandse, ornithologen hebben reeds enige jaren geleden geprobeerd de treklust van vogels te. beïnvloeden door inspuitingen van schildklierhormonen. Inderdaad had dit invloed. Maar niet is in te zien hoe in ’t najaar door tempera tuufsdaling en in ’t voorjaar door stijging van temperatuur een zelfde resultaat ontstaat. Niet onmogelijk heeft toch ook hier ’t korten der dagen invloed (op ’t zuidelijk halfrond beginnen bij de vogeltrek vandaar óók de dagen te koirten). Ondanks dat is weinig zekers over trekhormonen te zeggen.

Dat de temperatuur dierlijke ontwikkeling geen eenvoudige invloed heeft, bleek me onlangs medio Februari. Op een van de heftigste vorstdagen zat een merel op een hoog punt (al was ’t sotto voce) reeds z’n voorjaarslied te neuriën. Dat dier was niet „in de war”, hij volgde slechts de blinde drang van zijn bloed.

In de phaenologie heeft men, net als een

herfstpunt, een lentepunt opgesteld.

Dit ligt vrij laat. Want hazelaar en els, met hun stuivende bloei-vóór-de bladontwikkeling, zijn de eerste voorjaarsboden. De knoppen van gele kornoelje, iep en waterwilg waren reeds in Februari gezwollen, maar half Maart nog niet in bloei. Een beetje warmte kan ze, in de kamer tot ontplooiing brengen. Maar ook dit zijn met hoefblad, speenkruid en sneeuwklokje nog slechts boden van ’t komend voorjaar. Als de struiken en half bomen zoals vogelkers, kers, appel en peer gaan bloeien, is ’t nog maar half lente. De bloeiende bongerd kan immers door nachtvorsten nog veel schade lijden.

Die laagsgewijze ontwikkeling kan in een bos een mooie opeenvolging geven, eerst (in wintertijd) de moslaag, in ’t voorjaar de kruidlaag, dan de struiklaag en tenslotte als beuk en eik in blad komen, arriveert de lente eindelijk. En volledig is ze er als de witte sering weer bloeit („Wenn der weisze Flieder wieder blüht"), de kaarsen van de kastanje in Meinachten lichten en overdag de gouden brem in laaiende gloed staat. Maar dan pas, opgevolgd door gouden regen, meidoorn en prunus, is ’t volop lente en zijn we de winter definitief vergeten. A. W. MOLL.

EREDOCTOR

Viest van wilde eend – foto J. Mol

De Amsterdamse Universiteit heeft de verdiensten van mevr. Henr. Roland Holst—V, d. Schalk voor Nederland erkend door haar op Dinsdag 25 Mrt. j.l. het eredoctoraat te verlenen in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. Die erkenning betreft, zowel haar machtig dichtwerk als het omvangrijk aantal van haar historische en politieke publicaties. We denken hierbij aan haar biographieën en aan haar boek „Kapitaal en Arbeid in Nederland”, dat alleen al haar titel meer dan ruimschoots verantwoorden zou. We brengen de Doctor onze hartelijke gelukwensen en hopen, dat zij nog lang ons zal doen profiteren van de rijpe vruchten van haar edele geest.