bericht, dat hun zoon Max omgekomen was tengevolge van een schot in het hoofd. Wat denk je dan als ouder? Gevallen als slachtoffer van zijn plicht. Men is erg verdrietig, maar men heeft dit altijd gevreesd. Het is dubbel treurig, want deze jongen had de dienst willen verlaten. Hij was destijds (op zijn 18e jaar) vrijwillig voor 5 jaar toegetreden tot het Ned. Ind. leger. Daar waren 5 jaar bij gekomen van Japanse bezetting, enz. Bevrijd zijnde, wilde hij weg. Hij had genoeg van dit leven en daarenboven: hij had de overtuiging, dat hij niet tegen de Indonesiërs, waarmede hij zich als bewoner van een kolonie verwant voelde, mocht vechten. Maar er was oorlogsgevaar, en hij kon zo maar niet vrijgelaten worden. Nu is hij dood. Er komt bij mij een onaangenaam gevoel op, als ik denk, dat wij soldaten uit de ene kolonie gebruiken om de rust te herstellen in een ander, eertijds koloniaal gebied. Mijn vaderlafid lijkt dan op een vader, die zijn enen zoon beveelt den ander een pak slaag te geven. Het beeld is wat kreupel en u moogt het gerust sentimenteel vinden; ik voel het zelf ook zo, maar ik kan niet anders.

Echter, Max was niet bij gevechtshandelingen en ook niet bij oefeningen (officieel bericht) doodgeschoten. Er wordt in Polonia bij Batavia gedanst en gezwommen en er ontstaat ruzie tussen twee Ned. soldaten. Max probeert de vechtenden te scheiden, maar dat bevalt andere Nederlanders niet, die daarna Max te lijf gaan. Het wordt een vechtpartij tussen Surinamers en Nederlanders, zonder ongelukken. Tot zover is het verhaal doorzichtig en onschuldig. Er zijn in het leger altijd van die geanimeerde tegenstellingen als b.v. tussen artillerie en infanterie, waarom ook niet tussen Nederlanders en Surinamers. En een discussie tussen soldaten verloopt nu eenmaal niet langs de lijnen van logica en conversatie.

Maar dan komt het verschrikkelijke. Er passeert een Nederlands luitenant met de frisse vraag: „Waarom hebben jullie die kerels (dat waren de Surinamers) niet uit elkaar geschoten?”

Ik zal de rest van het verhaal kort houden. De Surinamers zijn in een bus gekomen, die hen naar Batavia moest brengen. Dezelfde luitenant met vijf gewapende soldaten (let wel: de Surinamers zijn ongewapend) houdt onderweg de bus aan, en dan klinkt de aansporing: „Schiet maar!”. Er wordt een Surinamer in de maag getroffen en Max, die uit de bus klimt om zijn landgenoot te helpen, krijgt een schot voor het hoofd. Er zijn behalve Max nog twee Surinamers aan de verwondingen overleden.

Laten we ons geen Illusie maken. Uit al de verhalen blijkt, dat dit rassenhaat is geweest. Deze luitenant hitst onder de leuze: „We krijgen de zwarten wel!” zijn ondergeschikten op om te schieten. Neen, ik overdrijf niet. Ik zeg niet, dat heel ’t leger door deze geest geïnfecteerd Is; ik zeg slechts, wat ik weet: dat „Nieuw Suriname” klaagt, dat er in het leger ongure elementen zijn, die hun blanke verwaandheid botvieren op de Surinamers. Deze stemming heeft nu tot een drievoudige moord gevoerd. Men vraagt zich af, als men leest, dat de geweren in het 10e Bataillon spoorloos verdwenen waren, of hier sprake Is van voorbedachte rade en dat men alvast rekening hield met de mogelijkheid van revanche.

In de wirwar van krantenberichtjes is deze diepdroeve geschiedenis weggewerkt. Alleen het „Parool” heeft er aandacht aan besteed. Aan „Het Vrije Volk” is het hele verhaal ontgaan. Angst voor sensatie? Als men ziet, hoe de officiële berichten van

het begin af gepoogd hebben deze zaak m de doofpot te stoppen (het huichelachtig bericht aan de ouders, als men ziet, dat onze kranten er het zwijgen toe doen, dan begrijpt men iets van de verbittering der Surinamers‘). Minister Jonkman heeft In de Eerste Kamer een grondig onderzoek toegezegd. Ook dit bericht las ik alleen in „Het Parool”. Maar Ik vraag me af, als men In ons leger een luitenant aantreft, die zo met onze gekleurde bondgenoten omgaat, hoe denkt men dan dat dit heerschap de Indonesiërs zal behandelen?

Er Is ons een onderzoek toegezegd. Het verhaal, dat Ik u vertelde, gebeurde op 19 Januari 1947. We zijn nu ruim twee maanden verder. Hebt u al iets gehoord? We vernemen slechts, dat minister Fiévez zich heftig kant tegen de communistische be-

schuldlglng In zake symptomen van verwording bij onze troepen in Indonesië. Hoe langer dit onderzoek duurt, hoe meer kans er is, dat de tijd alles in een grijze nevel hult. En is er dan geen haast bij? Waar blijft de afschrikwekkende kracht van een snelle berechting?

Destijds, toen de Dreyfus-affaire begon, werd ook een onderzoek toegezegd I Herinnert u zich nog, hoe toen, om der wille van de Gerechtigheid onze voorgangers zich roerden? J. G, BOMHOFF.

1) De gegevens ontleen ik aan „Het Parool” (15-2, 28-2 en 4-3) en aan „Nieuw Suriname” (15-2 en 1-3), dat zeer beheerst over dit voor hun lezerskring zo smartelijk feit schrijft.

Oost-Azië

De onderlinge verhouding der continenten in belangrijkheid is in deze rubriek al eerder ter sprake gekomen; ze is een gewichtig punt voor wie globaal de betekenis der gebeurtenissen in de internationale politiek wil schatten. De suprematie 'van Europa was eeuwen lang een feit, Europeanen bevolkten Amerika en Australië en werden meester in Azië en Afrika. De drastische wijziging is in versnelde mate in deze eeuw gekomen. Nadat de Japanners zich met succes tegen een Europese macht te weer hadden gesteld (Rusland) en door een andere, Engeland, als gelijke bondgenoot waren aangenomen, verviel door de Europese broederstrijd m de eerste wereldoorlog de suprematie van ons werelddeel. Duitsland, Frankrijk en Engeland geraakten deerlijk verzwakt, Amerika werd absoluut en relatief sterker, Rusland keerde zich in de vorm van Sowjet-unie van het eigenlijke Europa af.

De reactie op de tweede wereldoorlog valt thans nog niet geheel te overzien. Voorzover Europa als geheel kan worden beschouwd, heeft het een nog groter klap gekregen dan de vorige maal; dit komt tot uiting In zijn economische en machtspositie, In de achteruitgang, waarin ook neutraal gebleven landen als Zwitserland en Zweden delen. De ernstige crisis, waarin Engeland zich bevlndte, is door de oorlog verhaast en versterkt. De onzekere ontwikkeling in Frankrijk en de Duitse chaos zijn tekenen, die men moet zien met de algemene Europese ontwrichting als achtergrond.

Wat is in de plaats van Europa betreden? Deze vraag kan nog niet duwielijk worden beantwoord. Allerlei Europese steunpunten elders hebben zich losgemaakt en zijn een eigen weg'gaan volgen men denke aan de Arabische staten en de Britse dominions, maar tot nieuwe dominerende krachten zijn zij geenszins uitgegroeid. Het gevolg is een grote stijging van de invloed en het prestige der mogendheden, die noch aan het verzwakkingsproces deel hebben, noch hun neergang reeds zijn begonnen. Als machtscomplexen treden thans de USA en USSR naar voren. Hun neiging is hun invloed in hndere landen uit te breiden, eventueel tegen elkaar. Tegen dit gebruikelijke grote mogendhedenspel verzetten over het algemeen de volken der hiervoor in aanmer-

king komende landen zich in meer of mindere mate, al naar nationaal zelfbesef en groepsbelang dit verzet gewenst of ongewenst maken. Hoe het zij, vrij welk elk land ter wereld staat thans, vooral nu de kracht der organisatie van de Verenigde Naties gering blijkt te zijn, tot op zekere hoogte voor de keus tussen een Amerikaanse en een Sowjetrussische oriëntering. Die kan zich uiten in militaire afhankelijkheid of aanleunen, in het vragen van leningen, in de richting van de export, enzovoorts. Heden ten dage maakt het resultaat van deze keuze, uitgesproken of niet, deel uit van de buitenlandse politiek der staten, ongeacht de pogingen, die door onderlinge aaneensluiting ondernomen worden zich vrij te houden van vreemde inmenging.

Welke positie nemen tegen deze achtergrond de Aziatische landen in? Al enige malen kwam ik hier over de snelle en belangrijke ontwikkeling in Azië te spreken; over Indochina, India en Indonesië. In deze dagen wordt thans het algemene Aziatische congres in Delhi gehouden. De pas in het vooruitzicht gestelde onafhankelijkheid van het ontvangende land zal zonder twijfel luister bij zetten aan deze bijeenkomst. Twee opvallende feiten breng ik in dit verband nog naar voren. Het eerste is, dat het nationalistisch gezichtspunt hier sterk overweegt; de vrije Aziaten staan hier nog in oppositie tegenover de Europeanen; vandaar, dat de afwezigheid van een Japanse delegatie betreurd werd. Hoe ingewikkeld is in koloniale gebieden het probleem van de collaboratie; men kon vechten met'de geallieerden of met de Jappen, in leder geval streed men voor de eigen vrijheid! Een tweede trek is, dat de) economische situatie in elk der landen tot samenwerking met de Europees —Amerikaanse machten dringt; men bespeurt dat overal de politieke vrijheid samengaat met, ja zelfs dringt tot economische penetratie van de zijde der voormalige koloniale macht. Politiek kiezen de Aziatische volken, noch voor Amerika, noch voor Rusland; zij trachten erbuiten te blijven en zichzelf te zijn. De sociale en economische ontwikkeling van de grote, veelal zeer dicht bevolkte gebieden van Azië is van dien aard, dat, wanneer deze snel voortschrijdt, India, China en Java ook werkelijk politieke en militaire mach-