brengen bij hen, die „buiten” staan. Dat ] kan geen enkele Hervormde dulden, hoe ook verder zijn politieke overtuiging mag zijn. Maar de moeilijkheid is, dat alle Hervormden een ander onafhankelijk dagblad willen hebben. Omdat men zijn Hervormd-zijn zo verschillend verstaat. Dat is tragisch. Maar had men anders mogen verwachten? Daarom zal er nog veel moeten gebeuren door de Kerk en haar leiders, voor wij tezamen een begrijpelijk en indrukwekkend geluid kunnen geven. En dan niet alleen dat Christus de Heer is (voor ons allen diepste waarheid, maar voor wie ~buiten” staan een kreet), maar dat wij het ganse politieke» en sociale – leven gedragen zien door Gods liefde en daar ook de consequenties uit trekken voor onze politieke en sociale beslissingen van vandaag en morgen. Duidelijke, radicale, on-burgerlijke consequenties. Consequenties niet van tot geloof verheven verstarde beginselen, maar van een levend, zich in het heden actualiserend geloof. Dat kan de Kerk thans niet doen. Zij is er, na een volle eeuw slaperigheid, niet toe in staat. Maar laten wij gelukkig zijn, dat het nochtans binnen de Kerk gebeurt. En /

laten wij dan niet, gelijk Ds. Lekkerkerker doet, de politieke verschillen op het tweede plan zetten om ons te vermeien in een (ach, hoe problematisch is ook deze!), maar lateri wij midden in het politieke leven staande natuuriyk: inet onze reserves en moeilijkheden aantonen, dat wij menen, dat in Gods oog er geen rangorde van belangrijkheid is. En laten wij niet zoeken naar een derde weg, die verdacht veel lijkt op een weg terug óf op een vlucht. Lijkt, zeg ik, want ik weet, dat er een wijze van zien is, die door Ds. v. Ruler, in het voetspoor van . Hoedemaker wordt voorgestaan, waarbij r de Kerk heeft op te komen voor „theocratie”. Deze denkbeelden zijn intussen zo weinig uitgewerkt en hebben nog zo wei-, nig reëel-politieke vorm gekregen, dat zij thans in de practische politiek nog niet mee kunnen spelen. Laten wij er voor zorgen, dat onze keuze in politiek opzicht ook voor de ander duidelijk een geloofsbeslissing is. Opdat onze keuze een bydrage wordt tot datgene, waarom de Kerk worstelt: haar spreken op alle terreinen des levens. L. H. RUITENBERG.

Anti-Papisme ?

1 n Maart schreven wij in Tijd en Taak l twee artikelen naar aanleiding van de Vastenbrief, die op 16 Februari 1947 in alle Roomse kerken van Nederland werd voorgelezen. In „De Katholiek in de Partij van de Arbeid”, het maandblad van het katholieke Werkverband in de Partij van de Arbeid, reageert Geert Ruygers op onze beschouwingen in een artikel „Roomse machtspolitiek? ” wy zijn dankbaar, dat Ruygers, die onder de Roomse socialisten een leidende figuur is, op de door ons aan de orde gestelde vragen, ingaat.

Dat betekent: een polemiek tussen partijgenoten. Ruygers vraagt zich zelf af, of een dergelijke poiemiek niet betreurd moet worden.

Zijn antwoord luidt: ~Wij geloven het niet. Er doen zich in onze verwarde wereld. nu eenmaal vragen voor, welke alleen door ernstige discussie tot opheldering kunnen worden gebracht. Wij van onze kant willen er het onze toe doen geen misverstanden te doen voortbestaan.” Accoord! Ook'wij willen gaarne opheldering. Voordat wij op de zakelijke inhoud van Ruygers’ artikei zakelijk ingaan, moet er echter eerst iets uit de weg worden geruimd. Aan het eind van zijn artikel schrijft Ruygers: „Hetgeen wij wel betreuren is, dat het geschrijf van Ds. Buskes voedsel geeft aan hetgeen een vriend van me eens verzuchtte: och, die dominé’s in de politiek, dat geeft alleen maar moeilijkheden, want anti-papisten blijven ze toch. Persoonlijk ben ik niet geneigd dit zo maar te onderschrijven, maar de bekoring kan wel eens te sterk worden.”

Dit zinnetje zit ons tamelijk dwars. Omdat het een voorgeschiedenis heeft. Toen onze artikelen in Tijd en Taak verschenen, schreef Ruygers aan de secretaris van onze redactie: „Het stomme en anti-papistische geschrijf van Ds. Buskes in Tijd en ik in het blad van

Banning onmogelijk. Hiermee is noch de/ partij gebaat; noch de mogelijkheid om het gesprek tussen de confessies op een aanvaardbaar plan mogelijk te maken. Het is niets anders dan hetze en demagogie.” Wij hebben Ruygers bericht, dat wij bereid waren, onze artikelen naar hun inhoud te verdedigen, indien hij argumenten tegenover argumenten stelde, maar dat wij in geen geval bereid waren, op scheld – woorden te reageren. Wij voegden er aan toe, dat Ruygers niet moest schelden, omdat wij dit aan hem en de partij niet verdiend hebben. Ons laatste woord was: „Dit zai uit de weg moeten, willen u en ik als Christenen tegenover elkaar staan.” Ruygers heeft niets teruggenomen, ons alleen geschreven: „Zoals ik reageerde, reageren alle katholieken”, en: „Het wel eens goed, dat u zulks weet; moge dit voor u een reden zijn, zich daar ernstig rekenschap van te geven.”

Wanneer Ruygers zijn scheldwoorden op een loyale wijze had teruggenomen, dan , zou deze zaak voor ons zijn afgedaan. Wij künnen er heel goed inkomen, dat men zich in een brief' wel eens wat laat gaan. Nu Ruygers echter beweert, dat alle katholieken reageren, zoals hij reageerde en dat het wel eens goed is, dat dit weten, nu is de zaak voor ons niet af. Nu is dit voor ons een reden, om naar Ruygers’ wens van deze reactie ernstig rekenschap te geven. Wanneer de zaken zo staan, gaat het niet meer om een particuliere kwestie tussen hem en ons.

Ruygers moge dan weten, dat wij Protestant en niet Rooms zijn. Wij hebben tegen Rome principiële bezwaren en het zoeken van eenheid kan voor ons niet betekenen, dat wij deze bezwaren binnenhouden. Wanneer de dominé’s toch antipapisten blijven vanwege het enkele feit, dat zij Protestant zijn, ja, dan valt er niet meer te praten. Wann'eer het Protestantisme in zijn Heidelberger Catechismus uitspreekt, dat de Mis een vervloekte afgoderij is, dan is dat

een zeer fel oordeel, dat de Protestanten bij vele Roomsen de naam van anti-papisten bezorgt, maar voor ons staat het vast, dat het Protestantisme met dit felle oordeel Rome meer au serieux neemt dan de zgn. verdraagzamen het doen, die dan geen anti-papisten zijn, maar intussen met een hoffelijke buiging aan de Mis en de van de Mis voorbij lopen. Er is bovendien nog iets anders. Bij het vraagstuk, dat wij naar aanleiding van de Vastenbrief aan de orde stelden, gaat het in het geheel niet om de tegenstelling van Rooms en Protestant. Wanneer de Hervormde kerk er ooit toe zou komen over het Communisme een herderlijk schrijven te publiceren, dat imar zijn inhoud en bedoeling aan de brief verwant is, zullen wij even ernstig waarschuwen als wij deden naar aanleiding van deze Vastenbrief der Roomse bisschoppen.

in onze artikelen hebben wij niet gesproken en in onze polemiek met Ruygers zullen wij niet spreken over Rome als geloofsgemeenschap. Wij hebben gesproken en zullen spreken over Rome als wereldlijke macht en over de invloed van Rome op de politieke en sociale ontwikkeling van het wereldleven. Men zou met evenveel recht op grond van bepaalde artikelen, die wij in Tijd en Taak schreven, kunnen beweren,, dat wij ons schuldig maken aan anti-protestantisme als waarmee Ruygers ons aanklaagt van anti-papisme. Wat ons in dit alles treft, is de bijzondere teergevoeligheid van onze Roomse broeders. Een Protestant met één vinger in de richting van Rome te wijzen, of men staat van Roomse zijde klaar met de beschuldiging van anti-papisme. En men behoeft maar enkele woorden van kritiek op het politieke en sociale beleid van Rome te uiten, of er wordt dadelijk gesproken over hetze en demagogie. Zoals ik reageerde, reageren alle Katholieken, zegt Ruygers. Wij zijn het met hem eens: het is wel eens goed, dat wij dit weten en er ons rekenschap van geven. Het maakt intussen de verhoudingen niet eenvoudiger en gemakkelijker.

Dit is nu een typisch verschil tussen Rooms en Protestant. Een Roomse vriend zei naar aanleiding van deze discussie over de Vastenbrief tot mij: „Wij Katholieken maken veel meer grapjes over onze geestelijken dan jullie Protestanten over jullie dominé’s, maar juliié staat veel vrijer tegenover getuigenissen van jullie Synode dan wij tegenover encyclieken van de Paus en herderlijke brieven van onze bisschoppen.” Voor Roomsen worden pauselijke en bisschoppelijke uitspraken veèi meer door het gezag van Christus gedekt dan synodale uitspraken voor Protestanten. Voor een Protestant spreekt hier niets van zelf er ligt hier niets voor de hand. Een Roonise moet welhaast in de woorden van paus en bisschoppen de stem van Christus herkennen. Een Protestant zegt: wanneer ik in de woorden van de Synode niet de stem van Christus herken, zijn deze woorden voor mij van nul en gener waarde en zal ik in geen geval zwijgen! ■ De stem der kerk is in de loop der eeuwen tot schade van kerk en wereld al te veel vereenzelvigd met de stem van Christus. Voor ons Protestanten heeft een kerkelijk woord alleen gezag, omdat en voor zover wij in dat woord de stem van Christus moeten en mogen herkennen. Welnu, in de Vastenbrief kunnen wij onmogelijk de stem van Christus herkennen. Het is de stem van de Roomse kerk, die naar onze stellige overtuiging in dit her-