De Vastenbrief en het socialisme

De Vastenbrief blijft de gemoederen bezig houden. Dat is geen wonder. Achter dit getuigenis staat het Nederlandse episcopaat. Het is de stem van de Roomse Kerk, die hier spreekt en het zou een miskenning van de grote betekenis van het Roomse katholicisme zijn, indien wij niet bereid waren te luisteren.

Niet zonder bedenking is het echter, zo zegt Ruygers in zijn artikel „Roomse Machtspolitiek?”, wanneer een dergelijke geestelijke boodschap direct wordt betrokken In de politieke strijd der meningen, omdat zij dan getrokken wordt op een plan, waar zij niet thuis hoort.

Wij menen, dat Ruygers zich hier vergist.

Wij ontkennen volstrekt niet, dat de Vastenbrief een geestelijke boodschap is, maar vinden het vanzelfsprekend, dat deze geestelijke boodschap dadelijk betrokken wordt in de momentele politieke strijd, om de eenvoudige reden, dat zij zelf zich niet buiten de politieke strijd houdt. Wij hebben daar volstrekt geen bezwaar tegen, maar vinden het dan ook volkomen begrijpelijk, dat de lezers van de Vastenbrief hetzelfde doen.

De Vastenbrief levert een felle critiek op het „goddeloze communisme” en wekt alle Roomsen op zich verre van elke communistische organisatie te houden.

De Vastenbrief richt zich niet alleen tegen het communisme, maar ook tegen het socialisme, dat door de bisschoppen het gematigde socialisme wordt genoemd. Ook dat is gebaseerd op een maatschappijleer, die met het ware christendom niet te verenigen is. Met algehele instemming citeert het episcopaat de woorden van Paus Pius XI in zijn encycliek „Quadra gesimo anno”: Het is onmogelijk degelijk katholiek te zijn en tegelijkertijd socialist in de ware zin van het woord.

Mr. Brongersma, de Roomse socialist, heeft betoogd, dat wat Paus Pius XI en in navolging van hem de Nederlandse bisschoppen als socialisme in de ware zin van het woord veroordelen, niets te maken heeft met het democratische socialisme van de Partij van de Arbeid.

Wij aanvaarden zonder meer, dat dit de overtuiging van mr. Brongersma is. Indien het ook de overtuiging van de bisschoppen is, wat wij niet geloven, is het in de politieke situatie van het ogenblik onverantwoordelijk, dat de bisschoppen zwijgen over het socialisme van de Partij van de Arbeid. Wij vragen ons bovendien af waar in Nederland dan toch dat gematigde socialisme, indien het niet het socialisme van de Partij van de Arbeid is, gevonden wordt. Het communisme van de C.P.N. is allerminst gematigd socialisme. Maar behalve de C.P.N. is er in Nederland alleen de Partij van de Arbeid. Op de lezers van de Vastenbrief kan dus slechts de suggestie uitgaan, dat het socialisme van de Partij van de Arbeid het gematigde socialisme is, dat de bisschoppen veroordelen. Het is allerminst demagogie, wanneer wij beweren, dat de Vastenbrief ook een waarschuwing en in elk geval ook een afweerbeweging in de richting van het democratische socialisme is.

Wanneer men ons verwijt, zoals Ruygers het doet, dat wij de strijd, die Rome op het ogenblik aanbindt tegen het communisme aan onze lezers hebben voorgesteld als een strijd ook tegen het socialisme, wijzen

wij dit verwijt als ongegrond af. Indien wij ons in onze voorstelling vergissen, wat wij intussen niet geloven, ligt de schuld niet bij ons, maar bij de bisschoppen. Deze hadden, indien zij niet bedoelden ook tegen het socialisme van de Partij van de Arbeid te waarschuwen, zo duidelijk tussen voor – Roomsen aanvaardbaar en verwerpelijk socialisme moeten onderscheiden, dat er voor misverstand geen gevaar bestond. Volgens de Vastenbrief bestaat er echter alleen maar communisme en gematigd socialisme. Zowel het eerstè als het laatste wordt afgewezen. Maken wij ons nu schuldig aan demagogie, beweren wij maar wat, zonder het waar te maken, zoals Ruygers schrijft, wanneer wij zeggen, dat Rome niet alleen het communisme, maar ook het democratische socialisme bestrijdt? Of wil Ruygers beweren, dat niet alleen naar het oordeel van mr. Brongersma, maar ook naar dat van de bisschoppen het socialisme van de Partij van de Arbeid heel iets anders is dan het socialisme, dat in de Vastenbrief veroordeeld wordt en dat dus de Vastenbrief geen woord zegt over het socialisme, dat door de Partij van de Arbeid gepropageerd wordt? Indien hij dat inderdaad beweren zou en met die bewering gelijk had, zouden wij het de bisschoppen ernstig kwalijk nemen, dat zij in hun herderlijk schrijven de gelovigen waarschuwen tegen een gematigd socialisme, dat niet bestaat en zwijgen over een socialisme, dat wel bestaat.

De Vastenbrief bedoelt de gelovigen verre te houden ook van de Partij van de Arbeid, zonder het lidmaatschap van de Partij met even zovele woorden te verbieden, of hij is uitermate verwarrend en voor het meest noodlottige misverstand vatbaar. Het staat voor ons vast, dat het eerste

het geval is en de toekomst zal bewijzen waarlijk niet tot onze vreugde, wij wilden veel liever het tegendeel dat wij gelijk hebben.

„De Waarheid” heeft de inhoud van de Vastenbrief weergegeven onder een kopje, waarin stond, dat het episcopaat waarschuwt tegen de C.P.N. en de P.v.d.A. „De Waarheid” wordt in duizenden gezinnen gelezen, ook in vele Protestantse en Roomse gezinnen. Indien het episcopaat niet bedoelde, de gelovigen tegen de P.v.d.A. te waarschuwen, waarom maakt het dan niet een eind aan alle misverstand, door de eenvoudige verklaring, dat „De Waarheid” op dit punt de waarheid niet sprak?

Misschien zegt Ruygen: het episcopaat trekt zich van „De Waarheid” niets aan. Goed! Maar ook vele Roomse kranten en parochiebladen hebben de Vastenbrief voor hun lezers geëxegetiseerd op de wijze, waarop „De Waarheid” het deed. Waarom laten de bisschoppen het misverstand tot schade van de politiek voortwoekeren?

Waarom zwijgt het episcopaat? Laten wij ons geen illusies maken. De Vastenbrief zal zijn werk doen. En de politiek in Nederland zal het merken. Het woord van de bisschoppen zal slechts dit éne resultaat hebben, dat de grote massa van de Roomse gelovigen er van teruggehouden wordt, een waarachtige socialistische politiek te steunen.

Dit is nu ons inzicht in de betekenis van de Vastenbrief. En -wij zijn er van overtuigd, dat dit inzicht zo weinig met antipapisme te maken heeft, dat wij er zeker van zijn, dat het meer op de instemming van de bisschoppen rekenen mag, dan dat van Ruygers en mr. Brongersma. Maar wij zijn er even zeker van, dat het episcopaat er voorlopig het zwijgen aan toe zal doen. De verwarring blijft en het misverstand woekert voort. Maar het resultaat staat vast. Nederland zal het merken. J. J. BUSKES Jr.

Communistische tactiek

T Tet einde van de tweede wereldoorlog ll heeft een enorme versterking van de communistische partijen in Europa met zich gebracht. Dit had verschillende redenen: allereerst had Ruslands aandeel in de militaire overwinning, het geringe aantal Quislings in de door Duitsland bezette delen van de Sowjet-Unie en de geweldige prestatie van een verplaatsing van de industrie uit de Oekraïne naar de Oeral en Siberië, het prestige van alle communistische partijen die ondanks de ontbinding van de Komintern de Sowjet-Unie als de heilstaat bleven propageren, versterkt: vervolgens had dezelfde ontbinding der Komintern en daarnaast vooral de actieve deelname der communisten aan het verzet onder Duitse bezetting, hun partijen veel aanvaardbaarder gemaakt als normale politieke partij dan ooit tevoren. In sommige landen, als Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije is hun stemmenaantal bovendien zo groot geworden, dat zij het revolutionnaire, naast het parlementaire (en het stakings)wapen, niet meer nodig hebben om een zeer grote invloed op het regeringsstelsel te hebben.

Toch blijft hun positie uitzonderlijk,

want wie hun tactiek nader bestudeert, begrijpt, dat de bekering tot een Westerse vorm van parlementaire democratie geen principiële, maar een tactische koerswijziging is, die de „dictatuur van het proletariaat”, d.w.z. van een communistisch partij-apparaat, geenszins als overbodige ballast overboord heeft gezet. leder weet, dat wanneer zij als meerderheid of zelfs als leidende partij in een „meerderheidsblok” de macht in handen kunnen krijgen, geen enkele uitspraak voor „democratie” hen tot enige concessie tegenover de „minderheid” zal bewegen en elke afwijking van de „algemene lijn” ten scherpste zal worden onderdrukt: en een dergelijk optreden tegen „sabotage” geldt niet alleen op sociaal-economisch, maar ook op ideologisch en vooral op internationaal politiek terrein. De lessen, die de sociaal-democraten op dit punt hebben geleerd bij hun „fusie” met de communisten tot de S.E.D. in de Russische bezettingszone en te Berlijn, en in het Poolse regeringsblok, zijn allerminst geschikt om elders tot navolging te lokken.

Dit weten de communisten en zij weten ook, dat in de meeste Europese landen de