beweging, die nog gee» jaar bestaat. Wij mogen dankbaar zijn, dat er toch, ondanks de velen, die „jitterbuggen op de vulkaan van ’t Heden”, jongeren zijn, die thans, jn deze kentering der tijden, de fakkel van hun socialistische voorgangers willen ovérnemen en haar willen dragen naar de nieuwe toekomst, die reeds lichtende is.

Als Protestants-Christen wil ik mijn jonge geloofsgenoten opwekken ook toe

te treden tot de schare van strijders voor het democratisch-socialisme. Ik bid, dat God hun de kracht tot deze stap moge schenken. Hij is het immers, die van ons vraagt in Zijn wereld te bouwen, te vechten om deze aarde te hervormen, tekenen op te richten van Zijn naderend Koninkrijk.

Makkers, treedt aan, ook jullie hebben wij nodig! Op! Ten strijde voor Democratie en Socialisme!

ROEL TIMMBRS.

„beleven”. Maar alleen in het rijk van de geest wordt in waarheid beleefd. Ons werd die morgen een belevenis geschonken. We wisten ontroerd en dankbaar: dat was waar. Meer waar dan de verschrikkingen van een moderne oorlog, dan al het afschuwelijke in de mens, dan onze zorgen om de toekqmst. Dit is een waarheid, die geldt in de Eeuwigheid. In wat andere vorm meer gezegd, maar hier geleid door dat wat heiligt en bezielt.

Vraag niet wat wij met deze woorden moeten. Ze zijn immers „de dwaasheid van hef Evangelie”. Ze zijn het Kruis. Wie dur/t de eis te stellen ze waar te maken? Toch zou dat het beste zijn wat we elkaar konden wensen.

Deze woorden in deze wereld. Een beschaming.

Maar toch ook een vreugde. De vreugde van: het licht schijnt in de duisternis. En wat is de duisternis vergeleken bij dat Licht?

Het licht, dat ons uit het Heilige soms tegemoet schijnt, is sterker dan al het andere. Ook nu.

En wat wij ook doen en nalaten wij weten, dat de „dwaasheid” van ons naar dit licht te richten de enige, laatste zin van alle leven is.

BEP OTTEN.

Soberheid zonder uitzicht?

De eerste schrik over onze economische en financiële impasse is weer voorbij en daarmee die over de dreigende versobering. De voorlichting in de pers heeft daartoe het hare bijgedragen door na het eerste alarmslaan de bittere pil van dag tot dag zwaarder te vergulden. Zozeer dat ze een mens in de verleiding brengt te denken dat het allemaai wel een beetje mee zal vallen.

Intussen zal de werkelijkheid wel minder rooskieurig zijn. Maar niet voordat van regeringszijde de stukken op tafel komen zal ons volk van die werkelijkheid precies op de hoogte zijn. Het zal geen aangename verrassing zijn. Hopelijk zal dit stuk ons volk met één slag duidelijk maken hoe arm we in werkelijkheid zijn.

Een groot deel van ons volk, met name de arbeidersgezinnen, weet dit allang én aan den lijve. Wie van week tot week te kort komt voor de volstrekt nodige zaken heeft geen behoefte aan een openlijke erkenning dat ons volk arm is! Als er men-

sen boven hun stand leven en die zijn er —, zij zijn het niet. Eerder leven zij sinds jaren beneden hun stand.

Daarnaast is er een belangrijk deel van ons volk dat boven zijn stand leeft en dus bezuinigen moet en een betrekkelijk klein, maar veel ergernis gevend deel dat in volle luxe leeft. Van een eerlijke verdeling der armoede over ons geheie volk is dus tot nu toe niet zoveel gekomen. De regering zai er wel oprecht naar hebben gestreefd, de resultaten zijn vooralsnog mager. Maar ook dit zal straks wel anders worden. Ér is reeds een herziening van de belastingen aangekondigd en andere maatregelen zullen in het kader van de voorgenomen bezuinigingen wel moeten volgen. Ingrijpen op korte termijn is dringend nodig, willen de sociale spanningen in ons voik niet nog meer toegespitst worden.

immers tot nu toe werden die spanningen wat in toom gehouden door de hoop bij velen der minstbedeelden dat er binnen korte tijd wel een gunstige wending zou komen. Nu ook die verwachting vernietigd is, rest er bitterheid, die slechts opgevangen kan worden door een werkelijk gelijke verdeling van de armoede over ons gehele volk. Geschiedt dit niet, dan voorzie ik vroeg of laat uitbarstingen.

Er zal in de komende tijd van regering, partijen en volk gevraagd mogen en moeten worden, dat zij eerlijk zijn en alle demagogie laten varen. Het zoeken naar de schuldigen aan deze rampspoed moge een verieidelijke uitlaatklep voor de bestaande bitterheid zijn, het is toch een tijdelijke afleidingsmanoeuvre en in feite nutteloos.

Ik heb geen behoefte de regering of bepaalde partijen voor deze tegenspoed aansprakelijk te stellen, al heb ik evenmin behoefte het optreden van de regering te bejubelen als altoos juist, zeker van het te bereiken doel en de te kiezen richting, doortastend en snei.

Het gaat er niet om hoe het zover gekomen is, doch hoe we er zo spoedig mogelijk uitkomen.

Daarom ook verwachten wij van de regering meer dan een nota, die onze armoe aangeeft. En weUtwee zaken: ten eerste dat zij aan de te eisen versobering een concrete visie voor een afzienbare toekomst van onze verbindt; ten tweede dat zij deze visie levend maakt en houdt door het snel en doelmatig treffen van de allernodigste voorzieningen. Over beide zaken enkele opmerkingen.

Het verlangen naar een bescheiden mate van welvaart, althans naar een bestaan

dat minder dan in en na de oorlog gebed is in vaak ondragelijke zorg, is op zichzelf volkomen billijk.

„Sparen” en „harder werken” zeggen in dit verband beslist te weinig. Voor wie met het zuur verdiende loon niet rond kan komen betekent de oproep tot sparen een sinistere grap. Toch zal ons volk zeker bereid zijn de soberheid langer te dragen en zich groter inspanning te getroosten mits het weet waartoe deze offers dienen. Wat' we met andere woorden broodnodig hebben is een concrete visie, een uitzicht op een betere maatschappij, een doel waarvoor we '' werken en armoe lijden. Zonder dit uitzicht dat geen overdreven utopie, maar een reëel en bereikbaar doel moet zijn is alle praten over sparen en harder werken zinloos. Hier zal de regering werkelijk leiding moeten geven. Zij kan en mag zich aan deze taak niet onttrekken. Zij zal duidelijk moeten zeggen welk stuk van de weg naar een socialistische maatschappij binnen drie of vijf jaren bereikt kan en moet worden. Alleen zulk een concrete visie op de nabije toekomst kan ons volk bezielen tot soberheid en de grootst mogelijke inspanning.

Dat dit mogelijk is heeft het Russische volk bewezen. Dat heeft soberheid verdragen en hard gewerkt omdat het wist waarvoor het werkte en spaarde. Wat daar kon, kan ook hier. Maar nogmaals dat eist van regering, partijen en volk meer visie, meer bezieling en meer discipline dan zij tot nog toe hebben opgebracht.

Daarnaast zullen de regeringsdaden en de langzaam maar zeker te bereiken resultaten de visie levend moeten houden, de bezieling tot inspanning van alle krachten moeten geven. Verbetering van de salarissen van die groepen, die thans een onevenredig stuk van de algemene armoede te dragen hebben, een allen omvattende sociale zekerheid, een toekennen van verzorging en pensioen aan die groepen die er al zolang op wachten; dat alles en nog veel meer zal ons volk ervan overtuigen, dat het de regering ernst is met haar plannen. Maar dat zal snel en goed moeten geschieden, iedere traagheid en aarzeling bij de afwikkeling van deze piannen zal een nadelige terugslag hebben op de bereidheid offers te brengen. En daarbij schrome de leiding niet-om onbarmhartig op te treden tegen alle corruptie en verspilling. Een volk, waarvan de uiterste soberheid en grote inspanningen worden gevraagd, mag eisen dat de parasieten hoog en iaag voorbeeldig gestraft worden. Kortom: er zal niet alieen een doel in uitzicht moeten worden gesteld en een plan gemaakt om daartoe te geraken; het doel zal ook stap voor stap werkelijkheid moeten worden.

Maar en dat is mijn laatste opmerking de diepste bron van deze bezieiing ligt in het geioof, in de persoonlijke levenshouding. Wanneer de socialistische visie van een waarachtige gemeenschap, een menswaardige samenleving en een alzijdige verantwoordelijkheid niet gedragen en gevoed wordt door een heiiige bezieling, dan zullen soberheid en inspanning toch zonder resultaat blijven. Anders gezegd: Wanneer ik de soberheid en de ingespannen arbeid niet versta ais evangelische opdracht; de visie niet versta als evangelische belofte, dan zal ik de laatste en sterkste kracht tot dragen en volhouden missen.

Vergis ik mij, als ik meen dat de wijze waarop we de versobering zullen aanvaarden en dragen beslissen zal misschien wel voor vele jaren over de wezenlijke kracht van het socialisme én van ons geloof?

A, VAN RIEMEN.