Communisme en Christendom

Toespraak, gehouden op de discussie-avond met Koejemans op 28 Mei, in het Concertgebouw te Amsterdam.

11.

Het dialectisch materialisme als levensen wereldbeschouwing met de door mij genoemde consequenties is naar mijn overtuiging een bedreiging van het socialisme, omdat het een bedreiging van de mens is. Dit betekent, dat het communisme een beweging is, die in zichzelf verdeeld is en zich daarom in bepaald opzicht tegen zichzelf keert. Dit geldt ook voor het Marxisme.

Marx was een profeet. Hij was een Jood. Ik zeg dit op een andere toon, dan waarmee de Vastenbrief over de Jood Marx spreekt. Ik zeg het met eerbied en waardering. Het zedelijk pathos van het Jodendom is Marx niet vreemd. Op de achtergrond van zijn levenswerk staan de profeten van het oude Israël, die het stoffelijke nooit geminacht hebben, Jasaja en Amos, met hun fel protest tegen het maatschappelijk onrecht in hun dagen. Marx pleit met overtuiging voor recht en menselijkheid en heel zijn werk is doorgloeid van zijn innerlijk verzet tegen het mensen aangedane onrecht.

Maar Marx was ook een kind van zijn tijd. „Das Kapital” was zijn eigen tijd, in gedachten vervat, een levens- en wereldbeschouwing, die typisch negentiende eeuws is en voor het grootste gedeelte te danken aan de burgerlijke wereld, die zijn grootste tegenstander was en die hij terecht gehaat heeft. Heel kras gezegd: de dialectisch materialistische levens- en wereldbeschouwing, waarin een bepaalde wetenschap op onbepaalde wijze vereerd wordt, heeft met socialisme eigenlijk niets te maken. Zij is in wezen goed burgerlijk kapitalistisch.

Om een beeld van Ragaz te gebruiken ontleend aan zijn prachtige boek „Van Christus tot Marx, van Marx tot Christus” (blz. 185) —:

Het christendom heeft bij de nieuwe hemel de oude aarde gevoegd. Het aanvaardde een synthese tussen het geloof in God en de bestaande maatschappij. Het Marxisme heeft bij de nieuwe aarde een oude hemel gevoegd. Het strijdt voor een nieuwe wereld, tegelijkertijd voor een wereldbeschouwing, die niet bij de nieuwe wereld past, maar veel beter bij de oude wereld, die het socialisme bestrijdt.

Dat Marx de arbeiders tot de strijd gewekt en aaneengesloten heeft, is zeker niet te danken aan zijn levens- en wereldbeschouwing. Indien dat het geval was, zouden socialisme en atheïsme synoniemen zijn en moet geen socialist ons als christenen oproepen, socialist te worden, of hij moet er bij zeggen: een socialist in den waren zin van het woord is een atheïst, gooi daarom uw geloof in God overboord. Wat ik van Marx zeg, geldt ook voor het communisme. Communisme betekent verlangen naar en strijd voor gerechtigheid en menselijkheid in het maatschappelijke leven. Mijn hart en mijn hoofd zeggen er ja op.

Maar het communisme betekent ook het dialectisch materialisme als levens- en wereldbeschouwing. Mijn hart en mijn hoofd zeggen er even overtuigd neen op. Omdat het dialectisch

materialisme de gerechtigheid en de menselijkheid in principe ontkennen.

Het verheugt mij, dat men in communistische kring iets meer besef krijgt voor deze problematiek, getuige het Sowjet-humanisme, waarover Frits Lieb zulke belangrijke mededelingen gedaan heeft, getuige ook de discussie tussen Theun de Vries en Wolda in „Politiek en Cultuur” over „Marx’ opvatting van de mens”, maar men verstaat nog in het geheel niet, dat de oorsprong van de problematiek ligt in de levens- en wereldbeschouwing, die men propageert. .

De gevolgen van dit niet verstaan zijn noodlottig, omdat zij even zovele bedreigingen zijn van het socialisme.

Het communisme overschat zichzelf. Omdat het God loochent en de klassenstrijd die ik aanvaard ziet als het een en al, meent het, dat het antwoord geeft op alle vragen van het leven, ook op de laatste.

Wij, Christenen, vieren Kerstfeest en Paasfeest: de geboorte en de opstanding van Jezus Christus, die wij belijden als onze Heer, omdat God in Hem zich aan ons openbaart en ons Zijn beloften en geboden geeft.

Koejemans schrijft in „De Waarheid” een Kerst-artikel: „Het Marxisme heeft het fchristendom weer op zijn paden gezet en wat tweeduizend jaar geleden niet meer dan een hartstochtelijke wensdroom was, binnen het bereik van onze handen gebracht. De gedachte der herders een nieuwe wereld, waarin liefde zou gelden als het hoogste gebod lag nog als een kindeke in de kribbe. Maar het kind is man geworden. Het kind van Bethlehem werd de onweerstaanbare reus van het socialisme”. Tegen Pasen volgt een Paas-artikel:

„Het socialisme haalde het Paassprookje uit de hemel en bracht het naar de aarde, tot geluk van alle mensen. Want in het socialisme ligt de verlossing, die de mensheid sinds duizenden jaren zocht.” „Waar het werkend volk de weg van Marx en Engels ging, triumfeert het leven. Daar viert men een grote wetenschappelijke overwinning. Men vond er een duchtig middel tegen de Jtanker. Niet alleen figuurlijk, ook letterlijk overwon men er de dood.” „De dood werd overwonnen op het ogenblik, waarop de mens niet langer de speelbal was van de natuur en van zijn maatschappelijke omgeving, maar beide in steeds toenemende niate leerde beheersen.” Koejemans heeft niets van Kerstmis en Pasen begrepen. Heeft hij het wel, dan maakt hij zich schuldig aan een noodlottige overschatting van het socialisme. Het is waanzin, dat wij mensen, toen wij natuur en maatschappij leerden beheersen, de dood overwonnen. Dit is een gruwelijke overschatting van de wetenschap, aan welke de opvatting ten grondslag ligt, die Baruch aldus omschrijft: „dat aan de kennis der mensheid geen grenzen zijn gesteld”. Zie, dit is het dodelijke gevaar voor elke levensbeschouwing, die het einde der historie in de historie zelf zoekt. Dat kan alleen gebeuren door hét feit van de sterfelijkheid, waar ook het meest duchtige

wapen tegen de kanker niets aan verandert, over het hoofd te zien. Dan ontstaat de dwaalleer, dat iets volmaakt kan worden opgebouwd in een wereld, welke van nature vetgankelijk en niet volmaakt is. Deze dwaalleer kweekt afgodische en totalitaire aanspraken.

Socialisme betekent veel, maar niet alles. Het is niet meer dan een maatschappelijke ordening, die ruimte schept voor menselijk samenleven. Marx heeft dat geweten, toen hij zei, dat, als het socialisme gekomen is, de geschiedenis van de mens pas waarlijk beginnen gaat. Maaj dan komen ook de vragen aan de orde, waarop het socialisme geen antwoord geeft, wel Kerstmis en Pasen!

Omdat het communisme zichzelf overschat, kent het niet de reserve, die het christendom tegenover zichzelf heeft, durft het zonder voorbehoud de wereldregeling en de leiding over millioenen in handen te nemen. Het beheerst immers de natuur en de maatschappij. Het weet van geen grenzen.

De wereld moet geregeerd worden. Maar wat een verantwoordelijkheid. Aanvaarden wij die zonder reserves? Zijn er geen grenzen voor ons handelen? Het communisme denkt zijn idee tot de laatste consequeritie door. Zonder God, zonder geloof, zonder vergeving. En het handelt dienovereenkomstig: „Wij zeilen zonder ballast, daardoor is iedere aanraking van de helmstok een zaak van leven of dood.”

Die ballast is de erfenis van het christendom. Terwijl volgens communistische zienswijze de enig wijze en zedelijk gerechtvaardigde daad die is, die de logica van het historisch proces aanvaardt en er mee overeenstemt, kan de christen gedwongen zijn zich te keren tegen de stroom der historie en reserves in acht te nemen. Het christendom leert bescheidenheid, waardoor wij voor uiterste consequenties gevrijwaard worden. De democratie is de maatschappelijke vormgeving van deze reserves, neergelegd in een systeem van rechtsregels, waardoor de staat tegen zichzelf en de individu tegen de staat wordt beschermd. Wilt u het concreet? Had Raskolnikof bij Dostojewski het recht een oude woekeraarster te doden? Men werpt tegen: Raskolnikof doodde in zijn persoonlijk belang. Voor het' gemeenschapsbelang mag het! Goed! Maar een mens is geen cijfer en men kan met de geschiedenis niet omgaan zoals men proeven neemt in een laboratorium. Om binnen de grenzen van het socialisme te blijven, mogen wij niet vluchten buiten de grenzen van de menselijkheid. U voelt: ik pleit voor ruimte voor schuld en schuldgevoel en gewetensonrust. Maar tegen niets vechten de communisten feller dan tegen deze drie. Verweet Beuzemaker mij niet, dat ik over zonde sprak? De massa’s zijn niet zondig. Wie dit zegt, ontneemt hun het geloof in hun eigen kracht. Maar dat zei Rosenberg in Duitsland ook en Hitler wilde Duitsland van alle christelijke remmen bevrijden!

Hier wordt naar het woord van Koejemans zelf de kern van de tegenstelling tussen