Triniteit en Indonesië

Triniteit en Actualiteit Op Zondag Trinitatis (de Zondag van de * Drie-eenheid, dit is de eerste Zondag na ’ Pinksteren) was er vanwege de Synode der Ned. Herv. Kerk een verzoek gericht J tot de predikanten om „in het bijzonder ‘ in de voorbede aandacht te willen geven aan Indonesië, in verband met de moeilij- | ke situatie, waarin deze gebiedsdelen ver- , keren”. Op die Zondag werd dus de ge- ; meente gesteld voor de vraag: wat heeft de Triniteit met Indonesië te maken? De Drie-eenheid er is heel veel over te zeggen. En er is dan ook al heel wat over gezegd. Ik wil nu alleen dit accentueren: de Drie-eenheid waarschuwt er ons voor, dat wij over God niet met één woord kunnen spreken. Wij hebben, om het wezen van de ware God aan te duiden, drie woorden nodig. Wij kennen de Vader door de Zoon, Jezus Christus. En de werking van deze God ervaren wij door de Heilige Geest. Wat heeft dit alles te maken met politieke aangelegenheden? Ik geloof: heel veel. Een voorbeeld.

Toen men in de bezettingstijd van Duitse en N.5.8.-zijde schermde met het Godsvertrouwen, toen was het de Triniteit, die ons het wapen in de handen drukte om dit Godsvertrouwen te lijf te gaan. Want wij wisten: hier werd niet gesproken over die God, Wiens wezen en Wiens wil wij door Christus kennen. Wij moesten constateren: hier is een afgod. Niet voor niets staat „de Zoon” in het midden, als wij over de Drie-eenheid spreken. Als wij Hem noemen, dan wordt ons heel veel duidelijk. De Triniteit ontmaskert de dienst aan de vreemde góden.

Precies hetzelfde gold ten opzichte van de „nieuwe geest”, waarover in de bezettingstijd zoveel gesproken werd. Wij geloven: de geest, die werkelijk'redding brengen kan, die werkelijk Heilige Geest is, heeft te maken met de Vader en met de Zoon. In de christelijke kerk is er een heftige strijd gestreden over de vraag of de Heilige Geest uitging niet alleen van de Vader maar ook van de Zoon. lets van de zin van deze strijd werd in de bezettingstijd voor ons duidelijk. Immers: de nieu-

we geest van het nationaal-socialisme kon nog wel worden gehandhaafd als „Heilige” Geest, wanneer wij het woord Vader voor God gebruikten. Maar het bedrog werd ontmaskerd, wanneer wij „de Zoon” in dit alles betrokken.

De nieuwe geest van het nationaal-socialisme had niets te maken met Jezus Christus. En daarom wezen wij hem af. De Triniteit corrigeerde de dwaling. De Triniteit wees ons naar de ware God terug. En in het dienen van Hem, zo geloven wij, is de enige redding voor mens en wereld.

De vraag omtrent Indonesië. Ik geloof, dat men in de christelijke kerk op den man af deze vraag moet stellen ten aanzien van Indonesië: Kan een christelijke kerk het rechtvaardig achten, dat een minderheid van Europeanen een meerderheid van 70 millioen Indonesiërs overheerst, er de lakens uitdeelt, er grote financiële voordelen van trekt, terwijl die meerderheid onzelfstandig blijft? Ik weet wel, dat niemand van de anti-Linggadjati-mensen deze omschrijving van de situatie voor zijn rekening wil nemen. Maar zolang men niet met de daad in de Trouw- en Elsevier-kring toont, dat men het principieel onjuist acht, dat de Indonesiërs desnoods tegen hun wil met Nederland verbonden blijven zolang kunnen wij hun protest niet ernstig nemen.

Met een algemeen beroep op God is deze situatie nog wel te handhaven. Maar zodra wij de corrigerende functie van de Triniteit gaan ervaren, dan wordt het anders. Want de hier. aangeduide houding tegenover Indonesië (en hiermee wil ik Nederlanders, die in dit systeem verbetering hebben trachten aan te brengen en die, ondanks dit systeem, in onbaatzuchtigheid Indonesië jarenlang hebben willen dienen, niet te kort doen) is in flagrante strijd met de gerechtigheid en de eerbiediging van de menselijke persoonlijkheid, die „de Zoon”, Christus, ons heeft geleerd. Ds. V. d. Brink wijst er in zijn boekje „Een eis'van recht” op, dat de verderfelijke stelregel in de koloniale samenleving, ook 1

iu Indonesië luidde: „Blank gaat voor” (blz. 38). Is dit de geest, waardoor wij .bns bij ons werk in Indonesië mogen laten leiden? Het ergste is: deze geest is allerminst dood.

En nu komt de Triniteit en zegt: alleen die geest is werkelijk reddend, ook in politieke aangelegenheden, die te maken heeft met de Heilige Geest, die uitgaat van • de Vader en van de Zoon. En dan weten wij op de meest fundamentele wijze, dat de geest, die honderdduizenden in Nederland nog beïnvloedt ten opzichte van Indonesië, radicaal verkeerd is.

De God van Colijn.

Het lijkt er veel op, niet in de woorden, maar wel in de daden, dat grote groepen in ons land toch eigenlijk de koloniale verhouding onaangetast willen laten. Men wil er niet aan, dat Linggadjati een volledige liquidatie van het koloniale tijdvak betekent. Men spreekt wel over gelijkgerechtigheid en vrijheid, maar men doet er niet naar. Integendeel: in de practijk gaat men uit van de oude stelregel: blank gaat voor.

Het stoffelijk overschot van dr. Colijn is naar ons land teruggebracht. Het is bijna een symbolische gebeurtenis. Met zijn gebeente schijnt ook iets van zijn geest teruggekeerd.

Het wordt dan wel zo duidelijk niet gezegd, maar de geest waarin grote groepen van ons volk denken (niet het minst die gtoepen, die zich in dit opzicht altijd bij Colijn hebben aangesloten: de Anti-Revolutionnairen en de Liberalen) kan het best getypeerd worden met de woorden van Colijn .zelf: „Indië wordt het meest gebaat, wanneer niet alleen Nederlanders, maar ook anderen het blijven beschouwen, zoals de mieren de suikerpot doen”. (Koloniale vraagstukken van heden en morgen 1928, blz. 124).

En nu werkt de Triniteit als een stuk dynamiet. En wij zeggen ronduit: de God die hier wordt gediend is een afgod. Hij staat even ver af van die God, Wiens wezen en Wiens wil wij door de Zoon, Christus, kennen, als de eerste de beste Balinese afgod. En ook: deze geest heeft niets met de Heilige Geest te maken.

De toekomst.

Ik spreek in dit artikel niet over allerlei oeconomische en andere vraagstukken. Ik geloof, dat ook voor deze vraag beslissend is: de geest waarin wordt gehandeld. Alleen de belijdenis van schuld zal ons voor de toekomst nog kunnep redden. Wij zullen ronduit moeten zeggen, dat een groot deel van het Nederlandse volk, geestelijk niet rijp is gebleken om met reddende visie en edelmoedige activiteit het wereldprobleem Indonesië aan te vatten. Eerst door dit schuldbelijden wordt de baan vrijgemaakt voor een nieuwe toekomst.

Terecht werd in Vrij Nederland opgenierkt, dat wij niet bereid en ook niet in staat zijn om Linggadjati uit te voeren. Wij hebben beloofd, dat wij de troepen ; zullen verminderen. Maar op 30 Mei gingen er weer 1250 soldaten met de Johan de Wit ■ naar Indonesië toe. Alleen voor aflossing? ’ Welke God gebiedt ons om een overeen-L komst te schenden? En welke geest bezielt ons om hier mee door te gaan? Hebben wij ons werkelijk zo tegenover : Indonesië gedragen —en nu wil ik alleen maar denken aan onze houding tegenover de Republiek dat men ons vertrouwen kan? De vraag stellen is ze ontkennend beantwoorden. En daarom: waar halen wij

„Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren.” Als Christus wacht op onze schuldbelijdenis, vóór Hij ons kan vergeven, dan hebben wij het recht te wachten op de schuldbekentenis van de Duitsers. Maar Christus heeft ons vergeven, vóór wij er om vroegen

WAJ WX Dan maar in ’t wilde weg het Duitse volk gaan vergeven? Nee, o nee. Ik geloof niet, dat we het Duitse volk daarmee helpen. Het moet leren, dat het schuldig is. Het moet leren, dat geestelijke vrijheid meer waarde heeft dan slaafse gehoorzaamheid. Maar ik geloof niet, dat de oudere mannen dit nog leren zullen. De kinderen in Duitsland, die zullen het moeten leren. De opvoeding moet hervormd worden. De eerste opdracht, die de afgestudeerden van Wistow Centre dan ook meegekregen hebben, toen ze naar Duitsland vertrokken, is: „Geef lessen aan de jeugd.” En dan haal de jeugd weg uit Duitsland en breng hen in landen met een ander geestelijk klimaat: Engeland, de Scandinavische landen, Holland.

' Hier zie ik onze taak liggen. Zodra de regeringen het toestaan, zullen we Duitse kinderen in ons huis moeten nemen. En we zullen ze niet eerder mogen terugsturen, dan voordat ze getoond hebben zelfstandig te kunnen kiezen. En zou het niet opvoedend voor het Duitse volk zijn, als we hen in hun armoede en honger gingen helpen, door pakjes levensmiddelen te sturen? Zou het, misschien, niet nog meer opvoeding voor ons zelf zijn? Postpakketten sturen is toegestaan.

In Bossey, het Zwitserse Oecumenisclie Centrum, bleef een Duitse jonge man weg van tafel. Men ging hem halen en hij zei: „Ik dacht dat jullie wel eens onder elkaai wilden zijn, zonder altijd een Duitser erbij.’ Deze Duitsers zijn er ook. Maar wij hebber te leren, dat wij als Christenen in de Oecumene niet onder elkaar kunnen zijn zonder de Duitsers. Zou God ons niet vragen „Waar is uw Duitse broeder?” ' M. J. DE GEUS—LULL’;

Wistow Centre, Pinksteren 1947.