een aantal lieden deze lijdelijkheid van harte koestert. Zij vinden het wel' gemakkelijk, dat God het moet doen. Zo zijn wij eigenlijk allen op zijn tijd. Maar in dat geval werkt God dan ook buiten ons. Het gaat alles langs ons heen. En al waren wij nog zo actief en energiek, het zou allemaal niets uitmaken. Laten wij ons namelijk vooral niet wijs maken, dat activiteit zonder meer een goed ding is. Elke activiteit buiten God om maakt de zaak slechts beroerder en onoverzichtelijker. Het is als met kleine kinderen, die moeder willen helpen met kopjes af drogen en stuk voor stuk de kopjes breken. Ze hebben o zulke goede bedoelingen, maar zij doen het op een verkeerde manier.

Nu heb ik één ding overgeslagen. Opzettelijk om het nu te kunnen zeggen. Er is één activiteit van ons Christenen, die er altijd mag zijn, n.l. de activiteit van het gebed, het willen luisteren naar God. Want bidden is niet vragen om 1001 dingen, maar bidden is ons hart openzetten voor de Heilige Geest. De Christen, die bidt, is actief, want tot hem wordt gesproken, want wie klopt wordt opengedaan en wie bidt, die ontvangt. Hij krijgt van Gods wege een opdracht in deze wereld. En zo komt er actie uit het geloof.

Er is veel krampachtig gedoe in de tegenwoordige tijd waar te nemen. Ook van de kerk. Wij zijn er ons als Christenen van bewust geworden, dat wij de taal van ons volk niet meer spreken. Wij zouden wel weer een Pinksterwonder willen aanschouwen. En in afwachting daarvan beginnen

wij maar vast. Het is als in Corinthe, waar men in afwachting van de Heilige Geest ook maar vast in vreemde talen ging brabbelen, naar aanleiding waarvan Paulus de Corinthiërs vermaant om nuchter te zijn. Niet de vreemde talen zijn eerst, doch de Heilige Geest. Nu begrijpe men mij niet verkeerd: het apostolische van veel pogingen van de kerk om „mee te doen” kan juist zijn, doch zodra dit alles het karakter krijgt van reclame of hysterie, dan zou het alles wel eens ijdelheid en vermoeiing des geestes kunnen zijn. Laat ons vooral niet vergeten, dat het niet draait om stunts en reclame, maar dat het draait om de Heilige Geest, die blaast, waar hij wil. Dwars door en buiten al onze acties.

Ook hieiwan zij een ieder in zijn hart ten volle verzekerd. En ook onze kerken hebben steeds in gebed te worstelen om de zuiverheid hunner acties.

Tenslotte: er is nog steeds een verborgen heilsweg van de Christen. Het is de weg in de afgrond, de weg in de misère, de weg in de verdrukking, de weg in de duisternis, de weg in het onzekere. Maar aan het eind van die weg staat een kruis en achter dat kruis ligt een leeg graf. Want Hij leeft en wij leven uit het geloof met Hem. Ook als wij het schijnbaar verloren hebben, zijn wij overwinnaars. Misschien moeten wij wel heel erg dankbaar zijn, dat onze macht en ons getal en onze invloed en onze praal zo afnemen. Opdat wij alleen stralen in het licht van onze gekruisigde Heer, die nochtans leeft. J. G. VAN DER PLOEG.

Toekomstdroom

Centraal-Station. Drommen van mensen stromen naar binnen of komen er uit. Op het pleintje en bij de deuren worden hun allerlei bladen voorgehouden. De namen ervan worden hun toegeroepen. Ze horen zinnen uit de inhoud. Ze merken, dat die kranten en tijdschriften er zijn. En er gaan er heel wat met hen mee. Alle richtingen op. Naar stad en land. Naar treincoupé en huiskamer.

De gedachten worden verspreid. De kopers lezen zelf en anderen lezen al of niet stilletjes met hen mee. Vooral als de reis lang duürt. De inhoud wordt uitgedragen. Hij werkt door. Naar alle kanten. In alle lagen van het volk. Hij helpt mee de algemene opinie op te bouwen, ’tls een levende reclame, die meer waard is dan honderd reclame-affiches bij elkaar.

Nu staat er bij het Amsterdamse Centraalstation ook een frisse vent een kerel, waar je aan kunt zien, dat hij weet wat hij wil. Ook hij biedt zijn blad aan. Ook hij voelt, dat de wereld aan ja-broers en beminnelijke sympathie-betuigingen zonder meer, niets heeft. Hij weet, dat zijn blad belangrijk is voor vele van die onbekende voorbijgangers en hij staat daar, omdat hij er staan moet. Een moeten, dat van binnen uit komt. Beu van het altijddurende praten en beramen zonder eind, is hij een man van de daad.

leder weet, wie ik bedoel. Het is een jonge lezer van Tijd en Taak. Een man, die het ervaren heeft, dat het Socialisme de wortels nodig heeft, van waar uit de eeuwigheidswaarden opkomen. Een man, die weet dat het Socialisme het Evangelie nodig heeft om bestendig te zijn. Het strandt zonder de Evangelische fundering, zonder Christus. Zijn Geest zal het er voor bewaren in een onmenswaardig materialisme, dat de mensen tot machines degradeert, onder te gaan.

Hij staat daar, omdat hij een man is. Een kerel, die zijn beginselen uitdraagt, omdat hij er zich van bewust is, dat ze waar zijn. Omdat hij weet, dat het zijn plicht is ten opzichte van de anderen, die het nog niet weten.

De titel van deze gedachte heet: Toekomstdroom. Want die man staat er nog niet. Zou hij dan helemaal niet bestaan? Was hij maar een droomverschijning; een uit de rijen der jongeren, die er behoorde te zijn, maar er niet is ? Neen het is anders. Die man bestaat. Hij leeft. Hij leest het. Nu. In Amsterdam, in Utrecht. En op nog andere plaatsen. Op dit ogenblik voelt hij het en weet: ik ben die man.

Ik was het mij tot nu toe nog niet bewust geworden. Deze krant is niet alleen maar

een blad het is een opdracht. Een taak voor mij. Ik moet deze gedachte uitdragen. Ik moet helpen haar aan zoveel mogelijk mensen door te geven. Het is mijn plicht en ik ben er verantwoordelijk voor.

En als hij dit ontdekt heeft, dan laat hem dat niet meer los. Hij voelt, dat hij dit door moet geven. Hij heeft het ineehs gezien: dit is méér dan een blad. Het is een wereldbeschouwing, waar anderen.mee geholpen kunnen worden. Het brengt het Evangelie in een heel practische vorm. Er wordt gewezen op de Bron van de kracht voor alle daden der waarachtige naastenliefde. Op- alle gebieden van het leven. En als je daarvan doordrongen bent, dan laat het je niet meer los.

Kort samengevat: Tijd en Taak staat een practische Evangelische levenshouding voor, staat en enkeling bestrijkend. Geldend voor sterken en zwakken, voor armen en rijken. Hen allen stellend voor de onverbiddelijke eis van liefde en gerechtigheid. Wekelijks spreekt het daarover.

Deze stem moet velen bereiken. Zij zal ontelbaren kunnen helpen bij de grote vragen, waar ze mee zitten. Wij voelen, dat dit nodig is. Deze tijd stelt te grote problemen, dan dat je ze met wat menselijke redeneringen oplost. Er is een geestelijke nood ook ten opzichte van ’t alledaagse leven waar alleen Christus het antwoord voor heeft. Daarom vragen wij om medewerking. Beginnend bij de jongeren.

Wil je ons helpen door 1 keer per week op een nader aan te geven druk punt in je stad te staan met Tijd en Taak, om de gedachten van Evangelie en Socialisme door te geven aan hen die voorbijgaan. Stuur dan de volgende gegevens:

1. Je naam. 2. Je adres.

3. Je leeftijd en beroep.

4. De plaats en tijd, waarop er in je stad de gunstigste gelegenheid bestaat tot de colportage van het blad. (Zo mogelijk enige plaatsen).

5. Waar en wanneer je kunt meewerken. Zend die gegevens aan het secretariaat p/a J. 'G. Bomhoff, Roerstraat 48111, Amsterdam-Z. Kun je het nu even doen? Een kaart is genoeg. H. ROMEIN.

Mededeling aan abonné's en medewerkers Wij maken onze lezers er op attent dat het eerstvolgende nummer van Tijd en Taak niet op 26 Juli zal verschijnen, maar de week daaropvolgend.