economische crisis in Amerika voor de wereld zullen zijn.

Voor een land als Nederland, dat aangewezen is op tal van grondstoffen op de wereldmarkt, Harwe, enz.) zou een gunstig gevolg zijn, dat de prijzen dezer artikelen zouden dalen, waardoor de ernstige spanning tussen lonen en prijzen van thans zou verminderen. Maar aan de andere kant zou onze uitvoer direct een sterke terugslag ondervinden, waardoor het deviezenpro-» bleem nog weer nijpender zou worden dan het thans reeds is. Er is op dit ogenblik in ons land zeker nog voldoende arbeid beschikbaar om werkloze arbeiders aan werk te helpen. Men denke maar aan de achterstand in de woningbouw. Maar het is zeer de vraag of wij de deviezen zullen hebben om de grondstoffen en materialen, daarvoor benodigd, uit het buil?ënland te betrekken. Bovendien zullen niet alle arbeiders uit de exportbedrijven op zodanige wijze kunnen worden omgeschoold, dat zij in de bedrijfstakken, waar wel werk voor hen is, een plaats kunnen innemen. In ieder geval zal Nederland goed doen zich reeds thans voor te bereiden op de mogelijkheid van een Amerikaanse crisis. Een dergelijke bedreiging mag ons niet onvoorbereid vinden! Het Centraal Planbureau kan hier leiding geven.

Van wereldbelang is de vraag wat de gevolgen van een nieuwe Amerikaanse crisis voor Amerika zelf zullen zijn. Hoe zal de bevolking daarop reageren? Zal er meer drang komen naar het socialisme om dergelijke economische catastrophen te voorkomen?

Er is hier reden voor enig optimisme. Vooruitstrevende invloeden zullen zeker niet nalaten te herinneren aan de economische ineenstorting van na 1929,' toen 10 k 15 millioen man werkloos waren. Destijds heeft dit vreselijke gebeuren in Amerika een diepe indruk gemaakt. Zou blijken, dat het kapitalisme het Amerikaanse volk periodiek in een dergelijke ellende dompelt, dan zal het verzet daartegen zeker krachtig zijn. Bovendien zal de Amerikaan dan constateren, dat Rusland, het land, dat hem steeds als een economische gevangenis is afgeschilderd, geheel geen werkloosheid kent, omdat daar de economische schokken tijdig worden opgevangen. Een en ander kan onder de grote bevolking een vergaande radicalisering en afkeer van het kaptalisme ten gevolge hebben.

In ieder geval zal men bij een crisis in Amerika wel besluiten tot een kolossaal program van openbare werken, waardoor het kwaad niet in de wortel wordt aangetast, maar wel de werklozen aan werk zouden worden geholpen. Het gigantische werk der Tennyseevally (waardoor een enorm stuk onbruikbare grond door het leiden van de bedding ener rivier in vruchtbaar land werd herschapen), waarover iedere Amerikaan met zoveel trots spreekt, zal uitlokken tot nieuwe grootse plannen.

Sternberg wijst in „The coming crisis” op een andere, zeer gevaarlijke mogelijkheid. Hij verwacht, dat de reactionnaire elementen de bestrijding der werkloosheid zullen benutten om een fantastisch bewapeningsprogram, gericht tegen Rusland, te verwezenlijken. Zulks zou niet de eerste keer zijn. Wij weten hoe Hitler dit middel heeft gebruikt om de millioenen werklozen in Duitsland aan werk te helpen en waarop dit alles is uitgelopen.

Wij kunnen alleen maar bidden, dat God een dergelijke nieuwe rampspoed van de, geplaagde wereld zal afwenden. Onze hoop blijft ten slotte alleen: Gods genade, niet ’s mensen daad.

A. A. VAN RHIJN.

gflbonesíê’

IN DE VEILIGHEIDSRAAD

Het is een ongewone sensatie voor Nederland om als beklaagde te worden gedaagd voor het forum van de Verenigde Naties. De sensatie is zo ongewoon voor ons volk, dat zich erfgenaam van Grotius voelt en internationaal een onberispelijke staat van dienst heeft, dat het optreden van de Veiligheidsraad in de Indonesische kwestie alleen reacties van verbazing en verontwaardiging heeft gewekt. Telkenmale kan men uitlatingen van diepe teleurstelling in de Verenigde Naties vernemen en er is inderdaad in het optreden van de Veiligheidsraad allerlei, dat tot teleurstelling aanleiding geeft. Maar dat neemt niet weg, dat deze voor onze land zo pijnlijke behandeling van de Indonesische kwestie voor een internationaal forum ons toch meer tot bezinning aanleiding kon geven dan op het ogenblik te constateren valt. Het is tot dusverre gemakkelijk genoeg voor ons als volk geweest om er goede politieke opvattingen op na te houden. Die waren steeds in ons belang. Maar na de oorlog begon de Indonesische tragedie, die in alle opzichten buiten onze gewone kaders breekt en ons, na het optreden van 2u Juli, plotseling tot object van internationale maatregelen heeft gemaakt. Ten onrechte? Onbevoegd? Het moge waar zijn daar komen wij nog op terug maar niettemin een onomstotelijk feit; het land van Grotius door een aantal staten, die merendeels internationaal minder goede gewetens hebben dan wij, beschuldigd van rechtsbreuk, imperialisme, agressie.

Het ligt niet op mijn weg om op de mérites van het Indonesische probleem zelf in te gaan of de noodzaak van het optreden van 20 Juli te beoordelen. Alleen de Regering heeft alle factoren gekend en beslissingen van deze aard in zeer gecompliceerde omstandigheden zijn altijd in eenzaamheid genomen beslissingen. Ik moge alleen trachten iets meer begrip te wekken voor de internationale ligging van het Indonesische vraagstuk, voor de emoties, die wij met ons optreden van 20 Juli in de wereld hebben gewekt en voor de betekenis van de Verenigde Naties in het algemeen.

Het is veel te weinig bekend in ons land, dat de Indonesische kwestie internationaal een levensgevaarlijke kwestie is. Wie op dit ogenblik in een koloniaal conflict geraakt, als is het maar op één punt, met één groep van mensen en over één onderdeel, wekt reacties over de gehele wereld. Men kan dan wel verklaren, dat het om een interne aangelegenheid gaat en dat de Verenigde Naties onbevoegd zijn de Regering heeft dit volkomen terecht verklaard —, maar men kan daarmede toch de reacties niet bezweren. Want die zijn diep en emotioneel en vormen een feit, waarmede men rekening zaTdienen te houden. Hoe komt dat? De huidige wereld is meer dan vroeger een wereld van nieuwe staten, die zich sedert kort geheel of gedeeltelijk ontworsteld hebben aan heel- of halfkoloniale/>mstandigheden. China is pas sedert enkele jaren bevrijd van exterritorialiteitsrechten en concessies, die aan buitenlanders een bijzondere positie, aan China zelf een halfkoloniaal karakter geven. India heeft juist zijn zelfstandigheid verkregen, na een

strijd van tientallen jaren; de ministerpresident van Hindu-India sleet zijn halve leven in Britse gevangenschap. De Arabische staten zijn merendeels nog nieuw en stellen zich hardnekkig teweer tegen de invloed van grote mogendheden op hun gebied. De Latijns-Amerikaanse wereld, oudkoloniaal gebied en merendeels economisch nog zeer afhankelijk, zit vol ressentiment. Na de twee wereldoorlogen, die de positie van de oude koloniën-bezittende mogendheden ten zeerste heeft verzwakt en alle ontwikkelingsprocessen in de nieuwe landen heeft versneld, is het thans zo ver, dat Azië, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika de kans zien zich te laten gelden. Het dekolonisatieproces is in volle gang en de vrijheid wenkt, politiek en economisch. Maar de nieuwe landen zijn nog nieuw, d.w.z. overgevoelig, economisch afhankelijk, inwendig onzeker, naijverig op hun volledige zelfstandigheid. Zij vrezen de macht van Amerika, het prestige van Engeland, de invloed, het kapitaal en de technische voorsprong van het gehele Westen. Zij zoeken soms tegenwicht door Russische politieke hulp te aanvaarden, hulp die hun steeds geboden wordt. En zij zien er bovenal met Argus-ogen op toe, dat de koloniale klok niet zal worden teruggedraaid, nergens ter wereld.

Het zijn echter niet alleen de nieuwe of half-koloniale landen, die in een koloniaal conflict steeds geneigd zijn de zijde van het koloniale gebied te kiezen. In de Verenigde Staten, zelf een kolonie die zich vrijgevochten heeft, kiest de bevolking in grote meerderheid instinctief voor een volk, dat voor zijn vrijheid vecht. De naderende presidentsverkiezing in 1948 maakt het de democratische regering, ook al zou zij geneigd zijn de Nederlandse zaak te steunen, moeilijk openlijk tot maatregelen over te gaan, die in de publieke opinie zeer impopulair zouden zijn. Engeland is bezig India prijs te geven en derhalve weinig geneigd Nederland te helpen in een tegenovergesteld beleid op Java. Amerika en Engeland beide moeten sterk rekening houden met de gevoelens van de Arabische wereld, omdat zij zeer vitale belangen hebben in het Midden-Oosten. Hetzelfde geldt voor Frankrijk, dat weliswaar in Vietnam voor soortgelijke problemen staat als wij op Java, maar het zich niet kan veroorloven in conflict te raken met Arabische gevoeligheden.- Rusland zal in koloniale conflicten steeds partij kiezen voor de kolonie, niet op zakelijke gronden, maar als tegenwicht tegen het Westen. Het sterkst spreekt echter wel de houding van een land als Australië, dat als aanklager tegen ons is opgetreden. Als Australië opkomt voor de Republiek, doet het dit, omdat het Djocja en de kleine groep leiders, waarover wij onze minachting hebben uitgesproken, als de sterkste partij beschouwt Australië steunt de Republiek uit angst voor zijn toekomst. Deze omstandigheden men moge er van denken wat men wil vormen evenzovele feiten te onzen nadele.

Het optreden van 20 Juli vindt daarom in de wereld geen instemming of begrip. Toen het verdrag van Linggadjati in Nor