vember j.L tot stand kwam, wekte het op de algemene vergadering der Verenigde Naties door ons nauwelijks verwachte gevoelens van waardering en bewondering. Men zag het als een daad van zelfverloochening en wijsheid, dat de volledige gelijkheid van Nederland en de Indonesische gebieden als uitgangspunt werd genómen. Wat sedertdien op Java is gebeurd, is aan de wereld ontgaan. Trouwens, weet men in ons eigen land wel precies, waarom en hoe van November tot Juli de verstandhouding met de Republiek zoveel slechter is geworden? Wij hebben het voor en tegen van het verdrag van Linggadjati veel te veel als een probleem van binnenlandse politiek behandeld en ons daarbij althans publieke opinie en pers noch in de toestanden op Java zelf, noch in de internationale complicaties verdiept. Op 20 Juli werd de wereld plotseling geconfronteerd met militair optreden en de Republiek, verdragspartner van Linggadjati en als souverein erkend door een aantal Aziatische staten, wendde zich totdeVerenigdeNaties. Verbaast het ons nu, dat wij de wereld tegen ons hebben? Men kan het niet anders zien, dan dat wij toch de klok terugdraaien. En thans valt men over ons heen. Want wie de indruk wekt het grote de-kolonisatieproces te willen onderbreken, al is het maar op één punt, raakt aan het geheel, brengt de toekomst van alle nieuwe landen in gevaar, gaat tegen de ontwikkeling van de nieuwe tijd in.

Wij moeten er rekening mee houden, dat wij deze machtige stroom tegen ons hebben bij alles wat wij doen. Ook al is de situatie veel gecompliceerder dan men in het buitenland denkt, dit verandert niets aan het feit, dat onze kaarten in het gehele Indonesische vraagstuk internationaal gezien volkomen verkeerd liggen, omdat primitieve emoties en een samenloop van ongelukkige omstandigheden het politiek optreden van een groot deel van de wereld tegen ons zullen blijven bepalen.

Dr. C. L. PATIJN,

Bij Fedosjoeschka

Litho door Aart van Dobbenburgh

npze Vrouw Fedosjoeschka ze moge dan onuelnnjn uit h!t boek 7p 7<! door ziin aeest een Gestalte geworden omdat er sprake is van een verwant- TgrZn üitgeLurd uit de omstrengeling geheel. Het was het dieper contact met GoLkind”, dat ook hij kende „in aanleg’>. Dat hij proefde, wat ook tenslotte Tolstoi moet gekend hebben: de hunkering naar het Godsvertrouwen. Dat geluk is alleen te vinden, door afstand te doen, te willen

doen, van alles wat de mens bindt aan het aardse. Wie durft de armoede te kiezen om persoonlijkheid in ons ontwikkelen, dat betekent de volledige verwerkelijking nastreven van de totaliteU van ons wezen, eerste gevolgkeen bewuste en onvermijwustheid der massa. Roeping wil zeggen door een Stem aangeroepen worden. Aart van Dobbenburgh voelde intuïtief, dat deze Vrouw haar Roeping volgde. En zoals hij dat begreep, leefde het ook in hem. En ook

hij zal het weten, dat men voor zulk een inzicM zal moeten boeten!

Deze Gestalte van Fedosjoeschka heeft veel gewonnen door zeer veel te verliezen. Door zeer veel op te offeren. Maar datgene, wat gewonnen is, geeft haar een onweerstaanbare Kracht. Want in de wording van de persoonlijkheid begint zich een nieuw centrum te vormen, en dat is het Zelf. 'Het wordt voor een belangrijk deel gevormd uit het Leed, dat verwerkt is kunnen worden. Slechts de zeer sterken zijn in staat het leed om te vormen tot iets, waarin het Zelf overtuigend spreekt. Fedosjoeschka, het Zwervend Godskind, kon dat en haar wezen straalt stil voor zich heen. Dat is een zeer rijke Stilte. Prachtig is het omsluitende gebaar van de kap, en hoe hoort die zachte, fijne hand daarbij!

UHKII Uljl Een werk, waarvoor we dankbaar moeten B. MEREMA'.