beren de grondstoffen en materialen om hun noodzakelijke productie tot het uiterste op te voeren. In het binnenland (ook in Nederland) gaat daarmede gepaard een dreigend inflatiegpvaar, dat n’en déplaise de na elke oorlog weer oplaaiende bezuinigingswoede niet zozeer voortspruit uit de gewraakte „onzuinigheid” als wel uit het fundamentele feit, dat onze nationale productie achterblijft. En de onze het verschijnsel doet zich in zeer vele landen voor.

Het is duidelijk, dat op de lange duur alleen de verbetering van ons productie-apparaat en de inspanning van alle krachten op de essentiële productie ons land en de andere landen, die er net zo voor staan, ons uit de nesten zullen helpen. Het is echter ook duidelijk, dat dit resultaat alleen bereikt kan worden met buitenlandse hulp; een buitenlandse hulp, die daarbij vooral ook niet alleen aan consumptieve uitgaven mag worden besteed en al evenmin in hoofdzaak mag worden gebruikt om tijdelijke begrotingstekorten te ver-' minderen. Het overwegende deel van een Amerikaanse lening zal gebruikt moeten worden voor nieuwe of vernieuwde outillage van ons productie-apparaat in de breedste zin des woords en voor de aanschaffing van essentiële grondstoffen.

Ook Nederland verkeert in een economische en financiële crisis, al zijn wij het ons nog niet zo scherp bewust geworden als de Engelsen. J. BARENTS

2r»v»v»c»//c

Goede kolder te schrijven is een verdienste op zichzelf, die men in ons land van rechte wegen en gladde velden zelden aantreft. Het vereist een rijke speelse fantasie en een beeldend vermogen alsmede een zin voor humor en het exotische die het voorrecht zijn van enkelen.

In onze jonge tijdgenoot Bel Campo, alias Mr. H. S., bezitten wij een dergelijke figuur, die onze hedendaagse literatuur met drie merkwaardige boeken verrijkt heèft.

Het eerste, een jeugdwerk uit zijn studen. tentijd, is slechts moeilijk bereikbaar, daar het particulier en aanvankelijk alleen voor zijn vrienden en kennissen werd uitgegeven. Het heet „De verhalen van Belcampo” van de Uitgeverij de Arend te Amsterdam. In een goede honderd bladzijden worden achttien zeer buitenissige verhalen opgedist, die een onuitputtelijke bron zijn van rijke vondsten en fantastische charges over de meest wilde onderwerpen: Over Koning Wurm 11, die zijn lichaam verloor bij een dromersopstand en sedert dien voortleefde als een Staatshoofd in de letterlijke zin der betekenis: een hoofd op * een kunstmatige bloedsomloop, over de man, die zijn eigen lichaam opat, oftewel een bladzijde uit het dagboek van een arts, • over de man die zichzelf ontmoette in een trein, over het grote paard Rinocieros en nog vele andere dwaasheden.

Het tweede boek werd eveneens zonder jaartal uitgegeven bij Kosmos in Amsterdam, enige jaren voor de oorlog, onder de titel: „De Zwerftocht van Belcampo”, een boek dat een geheel ander karakter draagt, maar waarin in een ongeëvenaarde trant uitverkoop wordt gehouden van de reis-

herinneringen, die de schrijver op een van zijn zwerftochten door Europa opdeed. Naast het origineel fantastische komt het sterk beeldende vermogen van zijn taal hierin tot ontplooiing. Vooral voor degenen die enige druppels zwerversbloed in hun aderen hebben is dit reisjournaal een kostelijk bezit, waardoor men velp van zijn eigen reizen al lezende over doen kan op een zeer intensieve en originele wijze. Een zelfportret van de schrijver vinden wij in het laatste van zijn verhalen en aan het begin van zijn zwerftocht, waarin hij zegt: De hele wereld spant samen om te maken dat ik niet werk. Ik zou aan het hoofd kunnen staan van een landbouwonderne- ' ming, een advocatenkantoor, een autobusbedrijf, een gezin, een fotografisch atelier, een tijdschrift, een Zondagsschool en ik weet niet wat al meer, maar ik krijg er geen kans toe. Nu de wereld mij blijkbaar niet nodig heeft, acht ik mij van het Bijbelwoord: „In het zweet ,uws aanschijns zult gij uw brood verdienen”, onttrokken en omdat er dus nergens een vaste plaats voor mij was, heb ik mij maar meteen in beweging gezet.

Dit is typerend voor Belcampo, de rusteloze zwerver, die niet alleen zijn lichaam, « %

maar vooral ook zijn geest beweegt en liefst niet alleen in overeenstemming met het bestaande! Werd hij niet van Jurist candidaat-notaris (of was hft omgekeerd?) en van student zwerver gn van zwerver weer student, maar nu in de medicijnen, ja zelfs naar men fluistert, mirabile dictu: huisvader? Hoe het ook zij, na vele jaren zwijgen heeft hij ten derde male zijn stem verheven en nu weer in andere trant: in de „Nieuwe Verhalen van Belcampo”, wederom uitgegeven bij Kosmos in Amsterdam in 1946-

Het nieuwe van deze verhalen is datgene, wat ik in de titel heb trachten weer te geven: in de zinvolle kolder. Deze keer zijn het slechts vijf verhalen, in 130 bladzijden druks.

Ik wilde er slechts drie van noemen. Het eerste, het verhaal van zijn Oom „Galt met de panne” speelt in zijn geboorteplaats Rijssen, waar een stadsomroeper, die de hoogmoedswaanzin naar het hoofd steeg, de oorzaak wordt van de ondergang van ons land, dat ten prooi valt aan de waan van een aantal losgelaten psychopathen, omdat „het regeren in deze wereld zo langzamerhand zo moeilijk was geworden, dat een toerekenbaar mens de verantwoor-

Wanneer Gij diep neerslachtig zijt, geen uitweg ziet, en heel Uw leven,

schoon Gij het tot de kern indachtig zijt, schijnt waan en chaos prijsgegeven.

bedenk: misschien ligt er verborgen, Gij weet het niet een veilig zaad,

dat eer Gij ingaat tot den morgen, nog in Uw droom te kiemen slaat.

Gij moet wellicht nog jaren wachten aleer het vaste wortel schiet;

behoedt het dan met Uw gedachten en waak over Uw grondgebied.

Want eenmaal zult Gij openbreken.

Gij wordt tot in den grond verscheurd, en uit U zal ten hemel steken.

Die koninklijker twijgen beurt.

En Gij zult diep verwonderd wezen, en argloos in Uzelf verblijd.

om wat zo frank nu opgerezen, zo ongemerkt werd voorbereid.

DIRK JORRITSMA