heeft niet de bedoeling, me dwars te zitten. We begrijpen elkaar alleen niet. Hij is toch ook jong geweest? Maar nu behoort hij tot ’n soort waaraan ik ’n broertje dood heb: de Ouwe Mannetjes.

Zij zijn ernstig en verstandig. Zij zijn zich ervan bewust, dat ze in ervaring de meerderen zijn.

Zij houden van feiten, en zij kunnen goed denken. In hun systeem is geen plaats voor een fantastische zijsprong, voor bijzaken en liefhebberijen (als ze daarover beginnen zetten ze een verontschuldigend gezicht). Er is helemaal geen plaats voor het verschijnsel genie.

Alle onbegrijpelijke zaken duiden ze aan met woorden uit hun eigen taaltje; en dat gesprek met m’n meisje wordt salarisverhoging, m’n misschien wat te vlotte conclusies jeugdige onbezonnenheid ’n punt minder in de waardering. Zij denken

in materiële rijkdom. Schrijven, schilderen en muziek wordt: geld. En genie wordt: veel geld.

Inwendig zijn ze enigszins afgunstig, want ze weten, dat ze iets missen. Dat alles zou me geen lor kunnen schelen, als er niet zoveel chefs tussen die Ouwe Mannetjes voorkwamen.

Sommigen van hen zijn niet zo oud. Maar zij hebben allen dezelfde eigenschappen: zij zijn vasthoudend. Zij hebben zolang een bazengezicht getrokken, dat de hele wereld, zijzelf incluis, menen dat zij baas zijn.

En als er een jongeman in de buurt komt, denken ze aan de tijd, dat ze zelf een jonge vent waren. Maar hun gezicht wordt niet altijd welwillend. We worden allemaal oud. Ik hoop, dat ik nooit ’n Ouwe Man word. C. MILOT

íckfsckeíbínä

Onze wettelijke regeling der echtscheiding vraagt dringend herziening. ledereen is daarvan overtuigd, maar geen enkele oplossing heeft tot nu toe voldoende algemene bevrediging kunnen schenken. Vandaar dat de hoogst onbevredigende toestand van thans zich reeds jaren voortsleept. Men kent de feiten. Artikel 263 van het Burgerlijk Wetboek verbiedt uitdrukkelijk echtscheiding door onderlinge toestemming. In het daarop volgende artikel worden de gronden genoemd, welke een echtscheiding ten gevolge kunnen hebben; overspel, kwaadwillige verlating, veroordeling wegens misdrijf tot een vrijheidsstraf van vier jaar of langer en zware mishandeling. De practijk is evenwel geweest, dat de echtscheiding bij onderling goedvinden toch mogelijk werd. Dit is een gevolg van enige uitspraken van de Hoge Raad van ruim een halve eeuw geleden, waarin werd vastgesteld, dat het bij een bekentenis niet op de weg van de rechter ligt te onderzoeken of deze bekentenis wel in overeenstemming is met de feiten, terwijl voorts de vordering van de eiser werd toegewezen indien de gedaagde verstek gaan. Hiermede werd de weg geopend voor wat betiteld is als „de grote leugen”. De ene partij beschuldigde de andere partij van een gefingeerd overspel, welke beschuldiging van overspel door de andere partij werd aanvaard. De rechter nam processueel aan, dat het gefingeerde overspel had plaats gevonden en daarmede was de mogelijkheid om bij onderling goedvinden echtscheiding te verkrijgen, gegeven.

Wat nu tegen deze, hoogst ongewenste toestand te doen? Op het eerste gezicht is men geneigd te zeggen, dat de fout ligt bij de mogelijkheid, dat de rechter een overspel aanneemt, dat nimmer heeft bestaan. Wordt de rechter de taak opgedragen om desgewenst zelf naar de feiten een onderzoek in te stellen, dan zo kan men redeneren zal alleen tot echtscheiding worden besloten, wanneer de werkelijke verhoudingen daartoe aanleiding geven. Op deze wijze zou dan aan de bedoeling van artikel 263 van het Burgerlijk Wetboek zijn voldaan. Evenwel is de zaak waar het hier om gaat, heel wat ingewikkelder. De gronden voor echtscheiding, welke ons Burgerlijk Wetboek geeft, zijn immers.

zoals boven bleek, zeer beperkt. Het diep betreurenswaardige is nu, dat de rechtsovertuiging zich ten aanzien der echtscheiding heeft gewijzigd. Een zeer groot deel der bevolking wenst verruiming der echtscheidingsmogeiijkheid. Het feit, dat gedurende de laatste zestig jaren echtscheiding bij onderling goedvinden mogelijk was, heeft hiertoe natuurlijk in niet geringe mate bijgedragen. Bovendien vreest men van een wijziging van het procesrecht inzake de echtscheiding nieuwe ernstige onregelmatigheden. Meerderen verwachten, dat echtgenoten die beslist uit elkander willen gaan en daartoe door de beperkte gronden voor echtscheiding geen gelegenheid vinden, een z.g. hotelkameroverspel zullen arrangeren om toch het gewenste doel te bereiken. Men dreigt dus op deze wijze van Scylla in Charibdis te vervallen.

Kort geleden heeft een commissie onder leiding van de bekende deskundige mr. G. T. J. de Jongh over het vraagstuk der echtscheiding een rapport gepubliceerd (Uitgeverij Tjeenk Willink, Zwolle), waarin een nieuwe oplossing wordt voorgesteld. De gedachte waarvan dit rapport uitgaat, is enerzijds, dat de President van de Arrondissementsrechtsbank niet in staat is om te trachten de partijen, die in onmin leven, nog weer bij elkaar te brengen, terwijl anderzijds een verruijiing der echtscheidingsgronden wordt aanbevolen.

Men kan gerust zeggen, dat in de gehele wereld, ook in Nederland, een huwelijksen daarmee gepaard gaande gezinsnood bestaat. De maatregelen ten opzichte van

dit hoogst onrustbarende verschijnsel genomen, zijn tot nu toe volkomen onafdoende. De commissie De Jongh stelt daarom voor om huwelijksraden in te stellen. Zij zullen bestaan uit particulieren, die in hun avonduren de huwelijksnood willen trachten te lenigen en uit maatschappelijke werkers, die hun gehele tijd aan soortgelijke arbeid geven. Op dit ogenblik berust de taak om te trachten de gehuwden weer bij elkaar te brengen bij de President der Arrondissementsrechtbank. In de practijk is dit voor deze functio-. naris een bijna onmogelijke taak en er komt dan ook niet veel van terecht. Het is de bedoeling van de commissie De Jongh, dat de gehele voorbehandeling van een echtscheidingszaak bij de huwelijksraad komt. De huwelijksraad onderzoekt en tracht te verzoenen. Eerst wanneer deze verzoening mislukt, komt de zaak bij de President van de Rechtbank. Bij de gehele behandeling voor de Rechtbank blijft de huwelijksraad de adviserende instantie, die met name ook de rechter voorlicht in de uiterst moeilijke vraag wat er met de kinderen moet gebeuren, die immers zo dikwijls volkomen de dupe worden van de onenigheid hunner ouders.

Het voorstel dergelijke huwelijksraden in te stellen, lijkt mij bijzonder aantrekkelijk. Veel zal hier natuurlijk afhangen van de vraag of men er bij de keuze in zal slagen mannen en vrouwen te vinden, die de fijne gave hebben om op de juiste wijze met gehuwden te spreken. Voor de Kerk opent zich hier een breed veld van werkzaamheid. Hoeveel huwelijken zijn niet mislukt door in de aanvang kleinigheden, die wanneer man en vrouw ze gezamenlijk iedere dag in gebed voor God hadden gebracht, zouden zijn opgelost. Als er één ding is, waarin wij dagelijks Gods hulp nodig hebben, dan is dat wel om onze verhouding tegenover vrouw en kinderen te corrigeren en telkens ophieuw zuiver te stellen!

De commissie De Jongh laat het niet bij de instelling van huwelijksraden, die wel van vele kanten zullen worden toegejuicht. Daarnaast wordt namelijk voorgesteld de echtscheidingsgronden te verruimen. De nieuw voorgestelde grond zou moeten luiden: „Echtscheiding kan ook worden gevorderd, indien het huwelijk, naar het oordeel van de rechter, grondig is ontwricht.”

Over dit voorstel zal zeker heel wat meningsverschil rijzen. De moeilijkheid is 0.a., dat 'alles hier afhangt van de wijze waarop de rechter dit artikel in de practijk zal hanteren. Aantrekkelijk is, dat hier wordt gesproken van „ontwricht” en wel van een „grondige” ontwrichting. Zulks werpt een dam op tegen een te vlotte toepassing. Ook voor de Christen is hier de keuze zeer moeilijk. Er is geen enkele maatschappelijke instelling waarover Christus zo duidelijk een richtlijn heeft gegeven als het huwelijk. De richtlijn is zeer stringent. De zedelijke eis is de levenslange gemeenschap, waarbij man en vrouw tot één vlees zijn. Alleen vanwege de „hardigheid des harten” wordt een uitzondering toegestaan. Ik raak hier de uiterst moeilijke vraag in hoeverre de wet dwingend moet voorschrijven wat zedelijk geëist wordt. Wet en zedelijkheid liggen in verschillende sferen. De zedelijke eis is absoluut. De wet moet rekening houden met de „hardigheid des harten”. Als Christenen zullen wij met elkander moeten zoeken tot welke wetsformule dit bij de echtscheiding moet leiden. Het rapport der commisie De Jongh draagt daarvoor belangrijk materiaal bij.

A. A. VAN RHIJN.

Aan onze lezers We hebben de 2000 nieuwe abonnees niet geheld, bij lange niet! Dat is geen wonder. De termijn was te kort; maar we geven de actie niet op. We hebben ; onszelf een nieuwe termijn gesteld en dan bereiken we ons doel en breiden T. en T. weer uit met vier bladzijden I meer. Er zijn 4000 proefnummers verzonden. Gaat u ook eens informeren, | hoe ons blad beviel. Geeft u onze admi- i nistratie, Hekelveld 15, alsnog een adres ! op om een proefexemplaar te zenden. Kortom, wees niet alleen lezer, maar ook propagandist voor ons weekblad, i Red.-Secr. j