'. 1 . A tv> iJvZi W tiJ. Vil “O

Ook van vrijzinnige kant komen bezwaren tegen de opzet van de Wereldraad der Kerken, die zijn eerste vergadering in het volgend jaar te Amsterdam zal houden. Zie ik goed, dan zijn er drie soorten bedenkingen, die de houding van menig vrijzinnige leider bepaalt.

In de eerste plaats betreurt men het in die kringen zéér, dat ■ Stockholm (d.w.z. het werk voor practisch christendom) overvleugeld is door Lausanne (d.w.z. het confronteren van de verschillende orden en belijdenissen). Daar speelt tussendoor een visie op het historisch christendom,. die aanvaardt dat christenen uit elkaar groeien. „In het streven naar hereniging steekt onontkoombaar een stuk zelfbedrog”, zegt prof. Van Holk in „Vrijzinnig Christendom nü” (blz. 64). „Het leven verloopt altijd door spreiding en splitsing.” Het is duidelijk, dat op deze lijn men zich alleen maar een soort federatie kan denken, een los-vaste verbinding van de zich noemende christelijke geloofsgemeenschappen, die met elkander spreken, elkander op de hoogte houden, maar géén wezenlijk besef van verantwoordelijkheid voor elkander

hebben. Vandaar ook de voorkeur voor het practische werk, op welk gebied men schijnbaar en blijkbaar gemakkelijker tot elkander kan komen. Wèl houdt prof. Van Holk vast aan de gemeenschap der heiligen, zoals zij door Jezus is bedoeld, maar de kerken zijn daarvan slechts een gebrekkige gestalte.

Men kan niet ontkennen, dat hierin nuchtere waarschuwingen liggen. Toch zal dit niet het laatste woord kunnen zijn. Het moge waar zijn dat het leven steeds de neiging heeft zich te splitsen, te verzelfstandigen, anderzijds mogen wij vragen of het „leven” het laatste woord mag hebben. Deze visie is ons te sociologisch, te vitaal. Zij houdt er geen rekening mee, dat in de strekking van wat Jezus ons te zeggen heeft de opdracht tot eenheid ligt. Een eenheid, die mogelijk wel ,tegen ons „vlees” in gaat, maar die tóch gevraagd wordt.

En bovendien: christendom staat en valt met een persoonlijke relatie tot Jezus. Alle kerken zullen dat aanvaarden, al gaan zij verschillende wegen. Het is óók gemeengoed onder de vrijzinnigen. Welnu, de rijkdom van Christus te kennen en aan de

anderen duidelijk te maken, is het hart van alle kerkelijke arbeid, naar binnen en naar buiten. Ook voor vrijzinnigen. De eeuwen hebben sterke onderscheidingen gebracht. Maar die arbeid blijft. Hoe zouden wij dan niet, gegeven die opdracht, glimlachend om de „kracht” van het ~leven”, opnieuw onze eenheid zoeken in Hem. Wil de oecumenische beweging.feitelijk iets anders?

In de tweede plaats dit bovenstaande nog wel erkénnend gaan de bezwaren tegen het aanvaarden van de bekende formule, waardoor slechts die kerken zich kunnen aansluiten bij de Wereldraad der Kerken, die verklaren te aanvaarden, dat Jezus Christus „God en Heiland” is. Waarom, vragen vrijzinnigen, moeten wij déze formule aanvaarden? Is het niet voldoende te zeggen dat wij een christelijke kerk zijn? Men moet ons nemen zoals wij zijn.

Dr. H. Faber doet in het „Weekblad van de Ned. Protestantenbond” van 1 en 8 Nov. hierover belangwekkende mededelingen. Hij vertelt, hoe hij in de afgelopen zomer te Genève een gesprek gehad heeft op het secretariaat van de Wereldraad, met de secretaris-generaal, dr. Visser ’t Hooft. Het gesprek was voor dr Faber teleurstellend. Dr. Visser ’t Hooft bleek het modernisme en bagatelle te behandelen. En daarmee, aldus dr. Faber, wezenlijk de vraag hoe de kloof tussen de kerkten de wereld overbrugd dient te worden. Want dit immers is de hoofdvraag voor het moderne, n.l. hoe het Evangelie aan mensen van deze tijd vertolkt moet worden.

Nu meen ik, met dr. Faber, dat een dergelijke houding tegenover het modernisme fout is. Niet echter omdat het modernisme bij uitstek de vraag naar de moderne verkondiging van het Evangelie zou stellen. Ik meen te weten, dat ook niet-moderne christenen daarmee in grote ernst bezig zijn, en wijs op „Kerk en Wereld” hier en op Bossey in Zwitserland. Wèl val ik dr. Faber bij, indien hij het bedenkelijk vindt, dat het modernisme als vraag aan de christenheid niet voldoende gezien wordt. Maar mijn enige conclusie daaruit zou, zijn, dat het modernisme met groter geduld en hardnekkigheid de contacten die haar in de ruimte der oecumenische beweging geboden worden, voor een broederlijk gesprek aanvaardt.

Ja, zegt men dan, maar de bekende formule staat daarvoor in de weg. Daarop antwoord ik, dat de uitleg van deze fonnule een zaak van de kerken zelf is en bovendien, dat vrijzinnigen goed doen door formules heen te kijken. Dat is óók een bijdrage aan het oecumenisch leven. Vrijzinnigen behoeven, dunkt mij, tegen formules geen bezwaar te hebben, als zij en dat is typisch vrijzinnig maar weten en zeggen zij nooit de Waarheid uitdrukken. Formules zijn heenwijzingen, nooit naar vrijzinnig begrip omtuiningen.

Echter, en dat is dan het derde bezwaar, men kan een formule als zodanig wel aanvaarden, deze bepaalde formule bindt ons op ongeoorloofde wijze in het geweten. Want door te verklaren dat Christus God is, aanvaarden wij een woord dat wij, als vrijzinnigen, zeker moeten verwerpen. Het is ds. A. de Wilde, die in ~,Kerk en Wereld” van 7 Nov. daarop wijst. Hij wil wèl toegeven, dat God tot ons komt in Christus, niet dat Christus God is. Hij acht dit een vergoddelijking van het creatuurlijke, typisch voor het heidendom. Hij vipdt deze formule een poging om een geheimepis op ongeoorloofde wijze in denkvormen vast te leggen.

Alweer: ik kan dat bezwaar verstaan. Intussen vergeet ik niet dat het een woord uit de oudste christenheid is, waarin ge-

1946 gemiddeld 23 %, voor voedsel zelfs + 40 % bedragen, zowel als de overbruggingshulp om Frankrijk, Italië eia Oostenrijk deze winter voor hongersnood te bewaren en het gehele Europese herstelplan tot eind 1951 te behandelen.

Amerikaanse overwegingen

Waarom is de Amerikaanse regering tot deze hulp bereid en waarom schijnt een aanneming door de volksvertegenwoordiging vrijwel zeker, sinds zelfs de uiterst conservatieve president-candidaat der oppositie (Republikeinse partij), Taft, er zich vóór heeft verklaard? Niet, zoals de propaganda der Russen en hun echo’s zeggen, omdat alleen zó een economische crisis in de U.S.A. is te vermijden. De „New Deal” van Roosevelt heeft tot te veel. geslaagde proefnemingen geleid, dan dat men niet zelf meer van de toenemende rijkdom kan profiteren in plaats deze door werkloosheid te laten afnemen. De prijzen zijn ook niet altijd hoog te houden bij een toenemende welvaart, al hopen de Amerikaanse graanboeren nog wel, dat door grote aankopen door de Europese schuldenaars, de prijsdaling wat geremd zal worden. Neen, het gaat de Amerikanen niet om winst, maar om een mengeling van hoop en vrees: enerzijds is idealistisch Amerika graag bereid een prijs te betalen voor een Europa, dat blijkt de les van het „Eendracht maakt macht” van Amerika te willen leren en zijn eeuwige ruzies te beëindigen; anderzijds is er de vrees, dat Europa in chaos en vertwijfeling „ten prooi zal vallen aan de Sowjets” en mogelijk onder de Russische dwangmethoden tot een militair bondgenootschap zou komen, dat de U.S.A. nog in macht zou kunnen overtreffen.

Wat het laatste betreft spelen de Russen de Amerikaanse regering boven verwachting in de kaart. De wijze waarop in Oost-Europa de oppositie der democratische boerenleiders wordt „geliquideerd”, de scheldlawines in de U.N.O. en de ondergrondse inmenging door middel der communistische partijen Of acties in de vakverenigingen der democratische landen.

maken het Amerikaanse volk (voor wie de democratie een nationaal gelóóf is) blijkbaar rijp voor elk offer, als zij daarmee maar de Russen de voet dwars kunnen zetten. Hoe ver dit kan gaan, bewijst het onderzoek naar de „on-Amerikaanse activiteit” in Holiywood, waar zelfs de makers van de goeiige propagandafilms voor de Russische bondgenoot uit de oorlogsjaren zich als misdadigers tegen de zuiveringscommissies moeten verantwoorden.

Waarom de Russen deze anti-communistische uitbarstingen door hun houding zo in de. kaart spelen, is onverklaarbaar, tenzij de Sowjet-heersers zelf dergelijke vijandige uitingen weer nodig hebben om hun eigen volk en aanhang te overtuigen, dat de hun opgelegde offers noodzakelijk en de huidige heersers en hun dwang onmis.baar zijn.

Europa’s tekort »

Dat het zo moest lopen, is beschamend, vooral voor Europa. Hadden de regeringen der Europese landen zich van het einde van de oorlog af ingesteld op een inten.sieve samenwerking in een veranderde wereld, in plaats van ieder op hun eigen houtje het onmogelijke doel na te jagen, weer zo snel mogelijk naar de toestand van vóór 1940 terug te keren, dan hadden hun vertegenwoordigers in Parijs het heel wat gemakkelijker gehad om nu na ruim twee jaar een plan te ontwerpen van economische en politieke samenwerking, dat zozeer tot de verbeelding van het Amerikaanse volk sprak_, dat een zwaaien met de Russische vogelverschrikker (met alle bedenkelijke gevolgen van dien) niet nodig zou zijn geweest. Nu is men niet dan zeer schoorvoetend gekomen -tot enige samenwerking op het punt van steenkoolproduc. tie en goederenvervoer; en pas op het allerlaatste ogenblik tot een gezamenlijk contróle-orgaan om de uitvoering van de plannen en de toezeggingen te controleren. Er zak de komende jaren heel wat meer nodig zijn, willen de Europese volken hun welvaart en hun vrijheid van buiten-Europese druk herwinnen. W. VERKADE