TER NAGEDACHTENIS

Ds J. A. Bruins

Een pioniersgeneratie uit de negentiger j aren der vorige eeuw is heengegaan. Ik heb geen behoefte om nog eens de feiten uit zijn leven in herinnering te brengen ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag heeft zijn leerling, ds Kalma, het in ons blad nog eens gedaan. Als wij ons buigen bij een dode, zijn de feiten niet het belangrijkste; daar achter ligt het geheim van de persoonlijkheid, die de betekenis der feiten bepaalde. Ik mag over dat geheim slechts heel weinig spreken: ik behoorde tot een andere generatie, was niet ingewijd in de intimiteit der persoonlijke verhoudingen maar ik had toch genoeg aanraking met hem om een sterke indruk van deze mens en strijder en gelovige te hebben ontvangen.

Pionier zo zien wij hem allereerst. Met Winkel, Van der Heide, Van der Hoeve, S. K. Bakker, de jongere Horrëus de Haas, Meyer e.a. Gevoed uit de liberale geest op s’n best, met sociaal verantwoordelijkheidsgevoel, overtuigd vrijzinnig theoloog die in het jonge socialisme de kreet om gerechtigheid verstond en zich in „de beweging” wierp. Ik weiger thans bij de lijkbaar de te gemakkelijke en vlotte cfitiek, die op de zwakheden der toenmalige vrijzinnige theologie wijst... Bruins was een kind van zijn tijd, zoals wij het zijn van de onze.

Maar ik zeg dankbaar: Mj en de zijnen hebben al hun kracht gegeven aan de hoge roeping om Christendom en socialisme te verbinden, en zo het achtergestelde volk op te voeren naar een „blijde wereld”. Dat was pionierswerk zij moesten'heen door bergen van misverstand en kwaadaardigheid en hebben het gedaan: volhardend, koppig soms, nimmer aflatend, in grote trouw. Daarvoor danken de later gekomenen. Ik herinner mij mijn eerste Blijde Werelddag, nog vóór de eerste wereldoorlog: hoe ik met grote verering opzag, ik snuiter van even 20 tegen de forse figuren van Winkel, De Haas, Van der Heide ... die gevoelens zijn nooit geheel verdwenen, Neen, zij hebben „het probleem” niet definitief opgelost wat is in de gang der historie „definitief”? maar zij hebben niet teleurgesteld door hun vaste trouw. Dat is niet gering voor een mensenleven. Er kwam een tijd, dat „de Blijde Wereld” moest overgaan in andere handen. Nóg voel ik het als een geschenk, waarvan het mij niet mogelijk was, de wezenlijke waarde te schatten. Dat kleine krantje met zijn levende inhoud was niet maar zo een krantje wat zat daar een liefde en toewijding achter, van Bruins èn zijn vrienden, maar ook van die markante Friese arbeiders, die inderdaad uit déze geest' leefden en streefden, in Kerk en partij en drankbestrijding. Of erfgenamen steeds eerbiedig genoeg zijn geweest? Bruins heeft mij volkomen mijn eigen weg laten gaan, wetend en aanvaardend, dat mijn aanpak een andere zou zijn.

Dat brengt mij op een andere kant van zijn persoonlijkheid: zijn vroomheid. Ik weet, dat hedendaagse theologie daarover scherp critisch spreekt. Ik weet echter uit het leven, dat wezenlijk Godsvertrouwen zich niet aan enige theologie bindt... de theologie van Bruins is de mijne niet maar om zijn eenvoudige zuivere vroom-

heid en wijsheid ben ik wel stil geworden. Toen zijn vrouw stierf, de kinderen waren nog klein ging hij meteen bij de kinderen slapen: die mochten niet te kort komen. Het eigen leed werd aanvaard, en dat der anderen meegedragen. Eén avond, in de pastorie van Stiens logerende, hebben wij samen gepraat: hij, de wijze mens, die zijn stille humor had maar humor sluit immers liefde en wijsheid ir>? en ik, de jongere die maar ontving. Wij zeggen zo gemakkelijk —oordelende over theologieën enz. —: niet diep. Maar bij een hart, dat liefde uitstraalt omdat het ergens in het verborgene Gods liefde ontving, houd je zo’n oordeel in. Bruins had zeker in zijn latere jaren vrome wijsheid veroverd. Daardoor was hij gaaf, zuiver, mild. En de stoerheid bleef.

Vafi zijn laatste jaren mag ik niet spreken. Hij bleef In Friesland. Hij wordt begraven in Stiens. Dat is goed zo. Daar was hij diep geworteld. De oudere generatie in Friesland draagt hem in het hart met zeer warme genegenheid. Mogen zij het weten als een troost: de dienaars gaan heen, de roeping tot de dienst blijft. Bij zijn graf zoggen wij alleen woorden van dank om deze trouwe dienstknecht. W. B.

kringen” ik voeg er aan toe: ook en vooral in orthodoxe kringen „op de achtergrond was geraakt”. (Weekblad van de Nederlandse Protestanten Bond 11 Augustus. 1944).

De strijd, die Horreüs de Haas in zijn preken strijdt zijn leven was er de toepassing van —, een strijd om Gods gerechtigheid in de werkelijkheid van deze wereld, vond zijn oorsprong in en ontving zijn kracht in Jezus Christus, die in het leven von Horreüs de Haas met zijn m.i. verkeerde Christusbelijdenis misschien meer Heer is geweest dan in het leven van mij en mijn orthodoxe geestverwanten met hun m.i. veel bijbelser Christusbelijdenis. ,

Daarom is deze prekenbundel voor mij niet een wapen in de strijd tegen het vrijzinnigendom, maar een oproep aan vrijzinnigen en orthodoxen beiden, om samen te luisteren naar het bijbels getuigenis, de boodschap der eeuwen, en aan dat getuigenis te gehoorzamen in woord en daad.

Jezus Christus heeft gezegd, en met dat woord stemde Horreüs'de Haas met heel zijn hart in, zoals ook ik verlang het te doen: de waarheid zal u vrijmaken! Dit woord geldt niet alleen voor onZe geloofsbelijdenis, het geldt ook voor ons geloofsleven.

Ik zie nog eens naar het portret van Horreüs de Haas, dat voor in deze prekenbundel tegenover het titelblad staat afgedrukt en weer zit ik, gelijk jaren geleden, te kijken naar deze eerlijke en nobele mens in een jongensachtige bewondering.

J. J. BUSKES JR

Ds J. A. Bruins

in zij n studentenjaren

Langer dan een halve eeuw is het geleden dat wij, vrijzinnigen, een wijkgebouw konden stichten in de enige Leidse fabriekswijk die er nog geen bezat. Wel had prof. V. d. Vlugt ons een stuk van zijn tuin aangeboden, dat grensde aan de Uiterste Gracht, maar aan de overzij stond een rechtzinnig wijkgebouw en concurrentie op hetzelfde terrein begeerden wij niet. Maar toen wij, dank zij het milde, begrijpende gemeenschapsbesef van prof. Drucker, de beschikking kregen over een stuk grond in de wijk die er geen had, duurde het niet lang of het onze stond er. Aan de omstandigheid dat wij ons een groter stuk grond moesten laten welgevallen, dan wij op dat moment gebruiken konden, danken wij het, dat de wijkverpleging door gediplomeerde leken-verpleegsters onmiddellijk heeft kunnen beschikken over een

gebouwtje voor dokters-, bad- en wachtkamer. Dat was in 1894.

Ds Bruins kwam in deze dagen als theologisch student in Leiden. Op verzoek van ondergetekende werd prof. Oort voorzitter van het wijkgebouw-bestuur, ook daarom van belang wijl hij het inzicht deelde, dat een maatschappelijke klasse, waarop men in onze kringen nog nimmer een beroep had gedaan, uitstekend leidersmateriaal bevatte.

Maar op godsdienstig gebied ontbrak in deze wijk alle leiding, niet alleen onderricht in onze geest. Daartoe nu vonden wij de theologisch student Bruins en zijn vriend Winkel bereid.

Nu alle gegevens mij hier ontbreken, moet ik het bij deze mededeling laten. Intussen, geen wonder, dat bij ons Friesland hoog staat aangeschreven. E. C. KNAPPERT.