Krachteloos ?

„Trouw” brengt ons op Sinterklaasavond een artikel, dat ons, democratische socialisten, danig de les geeft.

Het gaat over het communisme.

„Trouw” redeneert aldus: de socialisten hebben overal met de communisten aangepapt en daaruit is de machtsstijging van het communisme in Oost-Europa, maar vooral in Frankrijk en Italië te begrijpen. Zelfs in Nederland, waar de socialisten het communisme radikaal afwijzen, aanvaarden zij in provinciale en gemeentelijke besturen communistische invloed.

En dit alles heeft zijn grondoorzaak in het feit, dat socialisten en communisten buren zijn. Daaruit wordt hun ruzie en hun aanpappen verklaard.

Tegenover de aanvallen der communisten hebben de socialisten slechts betrekkelijke waarde. Daarom is het socialisme onder de huidige verhoudingen zo gevaarlijk.

En wat antwoorden wij ?

In de eerste plaats, dat het communisme slechts gevaarlijk'is vanwege zijn internationale verbondenheid met de buitenlandse politiek van Rusland. En deze buitenlandse politiek heeft als hoogste wijsheid, dat men zich tot de tanden moet wapenen, ook psychologisch, om zich de vermeende of echte dreiging van buiten, van het kapitalistisch Amerika, van het lijf te houden. Dit is een gemakkelijke, begrijpbare redenering, die intussen ook door „Trouw”, zij het met een ander voorteken, gevolgd wordt. Het democratisch socialisme wil de diepere strekkingen zien. Het wil handelen naar het inzicht, dat het communisme een begeleidend verschijnsel is van een omwenteling, die zich in deze wereld voltrekt, en die wij waarlijk van binnen uit vorm moeten geven. Deze vormgeving willen wij. Wij .willen, progressief als wij zijn, een wereld, waarin de rechtsorde van de arbeid, socialistisch verstaan, richtsnoer is voor maatschappelijke beslissingen.

In de tweede plaats zeggen wij: de grote gevaren voor de uitbreiding van het communisme liggen niet bij de socialisten. Zij liggen bij hen, die de schreeuw om gerechtigheid van millioenen niet verstaan. Bij hen, die, op de al of niet met het cement van „beginselen” aangelengde fundamenten van het huidige maatschappelijke stelsel willen blijven steunen.

Zeker, de anti-revolutionnairen zullen in burgerwachten of iets dergelijks wel vechten. Kruitdamp doet hen minder huiveren dan ons. Maar wij hebben er voor te zorgen, dat het niet op vechten aankomt. En wij doen dat, niet door de communisten de hand te reiken, niet door hun wat toe te geven, om ze op die manier de gevangenen van het parlementaire stelsel te maken, maar door nieuwe maatschappelijke vormen Igngs democratische banen na te streven. Ten derde: wij vragen, waar het communisme de meeste kans maakt. Niet in die

landen, waar de sociaal-democratie wezenlijk sterk is. Niet in Engeland, niet in Scandinavië, niet in Nederland. Maar in die landen, waar een sterke conservatieve stroming is. In Frankrijk, in Italië. In die landen, waar een felle, onverzoenlijke behoudzucht de spanningen oproept, waarbij het arbeidersressentiment iets anders dan het socialistisch* bewustzijn kan ontvonken. En let nu op. Wie schrijft enthou-

siast over de overwinning van De Gaulle ? „Trouw” ! Wie schrijft blijmoedig, dat de laatste uren van Labour hebben geslagen, toen de gemeenteraadsverkiezingen in Engeland ongunstig voor die partij waren uitgevallen? „Trouw”! Wie zet juichend boven een bericht uit Italië over een verkiezingsoverwinning van de conservatieven, dat rechts gewonnen heeft ? „Trouw” I

Dat is alles geboren uit kortzichtigheid. Alsof een wereldverschijnsel, gelijk communisme is, overwonnen kan worden door mannen, die slechts één ding zeker weten, nl. dat ze tegen een nieuwe ordening

(Ruimte *

ADVENTSOVERWEGING

Het is soms zo moeilijk te zeggen, wat men in het kerkelijk en politiek gesprek mist. Zijn de argumenten te zeer versleten of te weinig ter zake? In veel gevallen is dit zo, maar even vaak zijn wij onbevredigd, wanneer het oordeel nauwkeurig afgewogen is en de zaak zelf scherp gesteld wordt. Is het de toon van het gesprek, die soms vol is van ongeduld en telkens naar een gelegenheid zoekt om een ander te kwetsen? Zeker wordt het kerkelijk en politiek gesprek hierdoor al te vaak vergiftigd, maar ook daar waar de toon behoorlijk en weloverwogen is, bekruipt ons dikwijls een gevoel van vermoeidheid. Het ligt niet aan de argumenten, het ligt ook niet aan de toon, wat het meeste gemist wordt is de ruimte. Onze geestelijke dansvloer is te klein en daarom draaien wij door elkaar heen en botsen tegen elkaar aan, zonder dat iemand werkelijk geniet. Wij lezen onze krantjes en wij grijpen naar onze pen en vóór we het wéten heeft er weer een botsing plaats, die met enige voorzichtigheid had kunnen worden vermeden. Als wij eens begonnen elkander de ruimte te geven en ons onthielden van allerlei geprikkelde reacties, zou er dan niet meer schot komen in het kerkelijk en politiek gesprek?

Er is gebrek aan ruimte, omdat wij in de spanning van de vrees leven. De vrees is oorzaajc, dat onze horizon inkrimpt; inplaats van het verstaan is er slechts misverstaan, en terwijl men naar vernieuwing uitziet, ontstaat slechts verwarring. De vernieuwing

blijft uit, omdat men bijna zonder uitzondering uit vrees vasthoudt aan het eigene. „I'K ben zo bang” is een standaarduitdrukking, waar wij mee te worstelen hebben. De één is bang voor een verschuiving naar rechts, de ander vreest een verschuiving naar links, de ouderen vrezen, dat de jongeren te radicaal zijn, de jongeren zijn bang, dat de ouderen te conservatief zijn. Overal zijn sterke remmingen, omdat mén zich niet in de ruimte ■ waagt. Men luistert liever naar zijn vrees dan dat men zich op de hoge zee van Gods beloften waagt. Laat ons niet vergeten,' dol God niet kan gediend worden, tenzij men de werking van de ruimte kent.'Het is opmerkelijk, dat de psalmen zo graag spreken van God als het hoog vertrek' of als de rotssteen. Inderdaad schept het geloof ruimte, de ruimte van een burcht, die eenzaam in de wijde natuur is gelegen. Inderdaad kent- de gelovige het juichen, wanneer het klein-menselijke van hem afvalt en hij zijn steun vindt in de vastheid van de rots. Boven hem is de ruimte van Gods genade en in deze ruimte wordt het gezang van Gods liefde hoorbaar. Zo zongen de engelen, toen de herders in het vrije veld verwonderd de boodschap van het nieuw-geboren kind vernamen. Alleen wanneer er weer iets van deze ruimte en van deze lief de.in ons gesprek is opgenomen, mogen wij hopen, dat wij niet vergeefs spreken. God moge ons als kleine mensen de stal binnenleiden, waarin de kribbe zich tot eeuwigheid verwijdt.

A. F. L. VAN DIJK.