Hogeschool en volk, dat we destijds bij u a'ankondigden, is ter ziele, maar dezelfde redacteur probeert het nog eens. De opzet is dezelfde; de ontwikkelde leek op de hoogte houden van _de uitkomsten der wetenschap in begrijpelijke, tevens verantwoorde voorstelling, maar het is nu eenvoudiger gehouden: een enkel artikel herkenden we, dezelfde medewerkers ontmoetten we, maar er zijn meer ontleningen. aan buitenlandse tijdschriften. Wij wensen dit tijdschrift alle succes, want opzet en uitwerking verdienen het. Ik vestig nog even de aandacht op de ondertitel aan de binnenzijde: daar heet het „maandblad voor wetenschap en cultuur”. Dus niet alleen artikels over b.v. atoomsplitsing, maar ook, ep hoe voortreffelijk: over het onderzoek der publieke opinie. Red.-secr.

Leestafelnieuws

H. J. van Nijnatten—Doffegnies. Harm de Leugenaar, uitgave Ploegsma, A’dam 1947, 56 blz., illustraties van G. D. Hoogendoorn, geb. ƒ 2.75. Wij ontvingen dit verhaal, als Kerstvertelling aangekondigd, te laat voor bespreking in ons Kerstnummer. Hoofdpersoon is een man, anders dan anderen, die de Leugenaar genoemd wordt, omdat hij niets liever doet dan kinderen sprookjes vertellen. De boeren in liet Achterhoekse dorp zien op hem neer, tot hij een doodziek kind tot rust weet te brengen met een verhaaltje. Hij redt het daarmee het leven. Sindsdien vertrouwt en vereert men hem, behalve zijn eigen vrouw. Zij geeft zich pas gewonnen op zijn sterfbed, met Kerstmis. Een mooi verhaal, smaakvol uitgegeven,' met veel illustraties. Een geschikt boekje om cadeau te geven, nu evenzeer als een maand geleden, want met Kerstmis heeft het weinig te mak?n.

Ben Hecht, Het wonder in de regen, uitgaye Ploegsma, A’dam 1947, 55 blz., vertaling Paul Huf, geb. ƒ 2.25.

Een eenzaam meisje, dat een dood leven leidt, bloeit open door haar liefde voor een soldaat. Het bericht van zijn dood verhardt haar, maar een bezoek aan een kerk brengt een ommekeer in haar leven. Voortaan vertelt zij dagelijks aan de heilige Andreas, een beeld in een stille hoek, ’ van haar liefde. Zij krijgt weer levensmoed en voelt zich gelukkig. Thuis, met longontsteking, wordt ze ongerust over het nu onverzorgde beeld en gaat, zwaar ziek, op weg naar de kerk. Op straat, in een storm, valt ze neer en in de bezwijming voor haar dood meent ze haar vriend te ontmoeten, die haar zegt, nu altijd bij haar te zullen blijven.

■Wat er in het meisjè omgaat, wordt zo mooi verteld, zo eenvoudig en ingetogen, dat je het verhaal met ingehouden adem leest. Het wonder, dat op de laatste bladzijde wordt verteld, had, wat mij betreft, gemist kunnen worden. Ik had aan het wonder va,n de innerlijke ommekeer Een heel fijn boekje om te lezen en te herlezen.

Een blij geluid, een keuze uit het Werk van Hermien V. d. Heide, samengesteld door G. Buurma—Kalsbeek, Ida Last—ter Haar, A. C. Wiersma—Risselada, uitg. v.h. A. Kemperman, Haarlem z.j., 194 blz., met twee portretten,, ƒ 5.—. Motto; door haar vrienden, voor haar vrienden.

23 Maart a.s. is het vijf jaar geleden dat Hermien V. d. Heide stierf. Het was een schok voor velen. Zij was een uitzonderlijke figuur. Ze stond middenin haar werk en men verwachtte nog zo veel van haar. Vrienden verzamelden uit wat zij schreef en voor de radio sprak over kinderwerk, jonge mensen, vrouwenleven, vrouwenfiguren in boeken.

Toen ik haar voor het eerst zag en hoorde, was ik een schuchtere nieuwe leerlinge van de School voor Maatschappelijk Werk. Zij ontving ons op de Vonk, het eerste week-end. Stoer vonden we haar. Zo flink zouden wij nooit kunnen worden, smoesden we des avonds op de slaapzaal. Maar ze was ook een stralende moederlijke figuur, zo ondervonden we toen en later, met echte belangstelling voor ons beginnelingen in het vak. Wat wjj hier van haar leze nis eenvoudig, hartelijk en vol van liefde voor al wat leeft. Toch geeft het aan wie haar niet gekend hebben, dunkt me, niet een volledige indruk van de sterke persoonlijkheid, die -H. v. d. H. was.

Karl de Schweinitz, Waar komen de kindertjes vandaan? vertaald door mevr. A. H. G. Schot, illustraties van Rie Kooyman, uitg. Contact, A’dam 1947, 47 blz., ƒ 3.90 geb.'

Op de omslag lezen we dat dit voorlichtingsboekje bedoeld is voor de allerkleinsten als ze met vragen komen. Volgens de toon richt de S. zich tot. s—B-5—8- jarigen. Het antwoord echter, dat zij op hun vragen krijgen, is zó volledig oordeelt u zelf, ik citeer blz. 25: „De zaaddiertjes van mannen leven, evenals die van viervoetige dieren, in twee testikels in een zakje onder de penis. De vader brengt het sperma in het lichaam'van de moeder op min of meer dezelfde wijze als de viervoetige dieren; alleen kunnen de moeder en vader daarbij samen liggen, met de gezichten naar elkaar toe”, blz. 29. „De vagina is

nauw, maar wordt uitgerekt, dis het kindje er in komt. Langzaam gaat het kindje, dat uit de baarmoeder komt, er doorheen om ter wereld te komen. Het gaat door dezelfde opening er uit, als waardoor negen maanden geleden het sperma er in kwam.” blz. 43. „De rode borst van het mannetjesroodborstje maakt hem zo bekoorlijk voor het vrouwtjes-roodborstje. Wanneer zij ziet, hoe mooi hij is, en wanneer zij zijn gezang hoort in de lente, wil ze graag dicht bij heifi zijn en wil ze,, dat hij het sperma in haar lichaam brehgt”. Dat ik er; ■ niet over denk onze kleine kinderen daarmee „voor te üchten”. Wa,t de mentaliteit betreft, stoten mij ook zinnen als deze; blz. 45; „Net als de dieren kunnen een man en een vrouw het prettig vinden het sperma bij het eitje te brengen, maar zij doen dit alleen, als zij elkaar liefhebben”. Kleintjes kunnen veel vragen en wij hebben eerlijk te antwoorden, maar zij zijn niet altijd gediend met een volledig antwoord. Zonder kool en ooievaar, maar volgens mij even stellig zonder uitrafelingen als in dit werkje zullen wij onze antwoorden hebben te kiezen. R- —v. R.

Dr Joh. K. Oudendijk, Koningin Victoria, uitgave J. M. Meulenhoff, A’dam 1947, 376 blz., ƒ8.90. De schrijfster, in de kringen der historici uitstekend bekend door haar werken over Nederlandse geschiedenis ter zee, heeft zich in dit boek tot taak gesteld het leven van Koningin Victoria te beschrijven. De ondertitel ,„Een mensenleven en een eeuw’,’, geeft goed aan, wat haar bedoeling was; het Victoriaanse tijdperk met al zijn aspecten; opkomst van industrie, techniek en arbeidersbeweging, vorming van het eerste koloniale imperium, ontwikkeling en voortgang van een grootse parlementaire periode, waaraan de namen verbonden zijn van Gladstone, Disraëh, emancipatie van lerland, groeiende spanning tussen Duitsland en Engeland, en dat alles gegroepeerd rondom de in veel opzichten aantrekkelijke figüur van koningin-Victoria. Ik zou dit boek willen aanbevelen aan alle 'liefhebbers van geschiedenis als een degelijk boek; het mist de schittering van Lytton Strachey, het Intieme van Edith Sitwell, maar het is veel-omvattend, het is onpaxtijdig, het is rijk aan détails en goed gecomponeerd. Kortom, niet altijd boeiend, maar steeds leerzaam.

Rein Brouwer, Het goud van Moslo, illustratieve verzorging Herman Dijkstra, uitgave Leopold, Den Haag 1947, 45 blz., ƒ 2.25. Een novelle uit het Drentse land, spelend in de tijd der Duitse bezetting, goed verteld en geïllustreerd.

W. Grossmann, De slag om Stalingrad, uitgave Pegasus, A’dam 1946, 132 blz., ƒ 2.90. Uitstekendé reportage een beroemd keerpunt uit de jongste wereldgeschiedenis.

Drie boeken over Amsterdam. Geen hofstad, geen stad van ambtenaren en rijksregering, niet centraal gelegen en toch is Amsterdam het'hart van Nederland. Daarom zijn boeken over Amsterdam niet alleen voor Amsterdammers interessant. Het ligt niet aan schrijvers en uitgevers als de Nederlander slecht zijn geschiedenis kent. Wie op dit punt bij zichzelf leemtes weet, kan tegenwoordig te kust en te keur terecht. Helaas, men beseft niet, hoe geestloos en arm men leeft, aan hoeveel men voorbij gaat door onkunde van land en volk. Hier dan drie boeken over Amsterdam. Ton Koot, Poorters van Amsterdam, Ulüstraties van J, W. Heyting, uitgave A’dam 1947, 175 blz., ƒ7.90.

Deze schrijver doet het zo; hij vertelt de levens van acht grote Amsterdammers, de meesten uit de gouden eeuw en beschrijft, terwijl hij spreekt, over hun werk en omgang, hoe het er in Amsterdam in hun tijd uitzag. Voorwaar, een prettige manier om Amsterdam te leren kennen en als ge voortaan door de Warmoesstraat gaat, gedenkt ge Vondel, als ge het carillon op de Dam hoort, herinnert ge u Hemony, als ge de Prins 'Hendrikkade passeert, ontmoet ge in de geest De Ruyter. Het werd een boek met veel kennis van zaken geschreven; in een rhetorisch uitbundige stijl, die niet iedereen zal liggen. Ge moet dit boek lezen om Amsterdam te leren kennen, want de tekening der personen blijft wat vlak. Van Breero en Vondel en Rembrandt ware meer. te maken geweest; men vergelijke maar eens een overeenkomstig werk; Alberdingh Thijms onsterfelijke „Vondelportretten”, maar toch, hoe aardig is het hen te ontmoeten in het kader van hun stad.

Amsterdam bezongen. Bloemlezing, verzameld door H. van der Bijll, Jac. van Hattum, Han G. Hoekstra. Uitgave J. M., Meulenhoff, 1947, 224 blz., ƒ 6.90. Deze schrijvers deden het weer anders; ze legden een fraai geïilustreerde bloemlezing aan, die de lof der dichters bevat van de Middeleeuwen af tot vandaag. Het werd een rijke collectie met enkele pronkstukken; uit de Gouden eeuwt het mooist van alle; Inwijdinghe van het stadthuis van Vondel, Kackerlacks genoegelijke wandeling door Amsterdam uit het Moortje van Bredero en uit de nieuwere tijd; Amsterdam van Ed. Hoornik en een Amsterdams lied van Jan Campert. Maar daaromheen, wat een

rijkdom van prachtige, leuke, jolige, interessante teksten. Mag ik de verzamelaars bij een tweede uitgave attent maken op een of meer kleine fragmenten over Amsterdam in Helmers: „De Hollandse natie”. ->

D. Kouwenaar, Amsterdam, „Kroon-draegster van Europa”, uitgave Nijgh en Van Ditmar, Rotterdanj ;j47, 362 blz., ƒ 12.50. En hier is dan voor onze tijd de geschiedenis van Amsterdam, van haar ontstaan af tot aan het heden. Wie de acht statige delen van Brugmans * te veel van het goede vindt, krijgt hier zijn bekomst. De gelukkige combinatie van geschiedenis en beschrijving, waardoor onderwerpen,, die typisch zijn voor een bepaald tijdperk, uitvoeriger verteld worden en hun geschiedenis doorgetrokken is tot vandaag, maakt dit boek leerzaam van begirï tot eind en blijft de lezer boeien, omdat hij voortdurend het besef heeft met actuele' geschiedenis te doen'tè. hebben. Aanbevolen. J. G. B.

Prof. ir W. Schermerhorn. Indonesië en Neerlands Roeping. Radiorede uitgesproken op 12 October 1947. Amsterdam. N.V. De Arbeiderspers 1947. We mogen veronderstellen, dat het overgrote deel der lezers van „Tijd en Taak” indertijd heeft geluisterd naar de radiorede van Prof. Schermerhorn. Deze rede is intussen in druk verschenen en het kopen en lezen waard. Al komt het probleem Indonesië—Nederland steeds in een nieuwe faze en verkleint elk nieuw aspect de belangrijkheid van voorgaande stadia, wanneer een schrijver in zijn beschouwingen voldoende afstand weet te nemen, wanneer hij in staat is grote lijMn te zien, achtergronden te begrijpen en een hoge maatstaf kan aanleggen, die in toekomstige ontwikkelingen evenzeer geldig is, dan blijkt zijn beschouwing actueel. Dit is met de rede van Schermerhorn het geval. Met hoeveel instemming en dankbaarheid we indertijd ook luisterden naar deze rede, er bleven enkele zeer concrete vragen onbeantwoord. Ik grijp daarom deze geiegenheid aan om de lezers deze brochure te wijzen op een drietal artikelen in het weekblad „J.M.—De Stem van Nederland”, getiteld „De Indonesische Politiek” van de hand van Prof Schermerhorn (6 en 13 Dec. en 10 Jan. 11.). Deze artikelen bedoelen, naar aanleiding van discussies en publicaties, verder te verduidelijken en aar\te vullen. Het is niet mogelijk om in de hier toegestane ruimte de artikelen samen te vatten; ik moet er dus naar verwijzen.

Ik weet, hoe groot de waardering is voor de persoonlijkheid, de opvattingen en het optreden van Prof. Schermerhorn in .Indonesische kringen; het is me onlangs nog weer gebleken in een gesprek met een der vooraanstaande Indonesiërs, die in de eerste maanden der Republiek een bijzondere rol speelde. Het ware te wensen, dat velen zijner landgenoten wisten, hoeveel Nederlanders met de opvattingen van Prof Schermerhorn instenunen.

J. Reitsma. Spiegelingen. Novellen. Illustraties van E. Reitsma—Valence. Uitgeverij F. G. Kroonder. Bussum 1947. Geb. ƒ 2.90.

Al verdiepen wij ons, als er tijd en lust om te lezen overblijft, het liefst in boeken, die ons midden in de directe realiteit verplaatsen en ons echte, levenswarme verhaalstof voorzetten, er zullfen altijd wei mensen zijn, die de rust en eenvoud des harten bezitten om van sprookjes te genieten, die geschreven zijn niet slechts als een onderhoudende, romantische vertelling, maar ook om, symbolisch, waarheden uit te spreken, die wij, verlangend naar kennis en begrip van achtergronden, altijd weer willen constateren in het menselijk leven. Zij zullen in dit boekje enkele verhalen vinden, die, geschreven in een welverzorgde, sierlijke stijl, zeer geschikt zijn om in stille- avonduren te lezen of voor te lezen. De beste verhalen zijn: „Fridesweide”, „Het vogeltje van Heisterbach”, „De rattenvanger van Hameln”, „Het meer in de bergen”. Het laatste verhaal zal men niet kunnen waarderen als men geen mystieke inslag heeft. De vertelling „De priester en de neger” acht ik minder goed geslaagd; de symboliek werd al te zeer zichtbaar in het dunne ' kleed yan het verhaal.

Dr E. D, Spelberg. Ons allen nabij. Uitgeverij Ploegsma. Amsterdam 1947. Prijs geb. ƒ 3.40. Ook hier, evenals in het reeds eerder besproken boekje van Ds Trouw, een verzameling van korte wijdingswoorden, die velen zullen willen lezen en herlezen. Men treft er veel in aan, wat reeds in de avondwijding door de radio werd uitgezonden. Niet altijd is men in staat het radio-woord rustig te beluisteren; ook wil men graag het eens gehoor- . de nog .eens lezende opnemen. Daarom zal aan velen, die gaarne naar Ds Spelberg luisteren, de uitgave van dit boekje welkom zijn. J. T.

mm VOOR GOUD EN ZILVER Vuil mjiv STEENWEG 39 – UTRECHT

MV. DC ARaEloeftSKM • AiMTEAOM