B. Faddegon. Djajadêwa. Drama in twee delen. Tweede gewijzigde druk. N.V. Strvire, Den Haag. 1947. Prijs geb. ƒ5,90.

Een der bekende Bengaalse dichters is Djajadêwa, de schrijver van Gita-Gówinda. De sage omtrent het leven van deze dichter gaf. Prof Faddegon de stof voor dit drama. Het woord drama betekent naar de schr. meedeelt meer dan „handeling”, wil men over de inhoud spreken, dan is de aanduiding; conflict of crisis juister. De compositie van dit drama volgt wat een crisis, hetzij er van een literarische of muzikale schepping, hetzij er van het verloop ener ziekte sprake is, vertoont: een klimming, hoogtepunt en een daling. Merkwaardigerwijze is de interpretatie van de sage bepaald door de moderne diepte-psychologie. Psychologisch gezien is de Djajadêwa de uitbeelding van een impctentie-patiënt, die in het eerste deel zijn ziekte en in het tweede deel zijn moreel-pijnlijke genezing beleeft. Prof Faddegon heeft aan de eventuele recensenten een toelichting doen toekamen en ik meen daarom voor een goed verstaan van dit (ook zonder deze toelichting belangwekkend en boeiend) drama, verplicht te zijn, het volgende aan die toelichting te ontlenen. „Wat de ziekte betreft, zij. heeft drie symptomen: de onmacht tot uitoefening van de coitus, de dwanghandeling, d.w.z. een onbegrijpelijke periodisch dwangmatig terugkerende handeling, waarin de patiënt de opwinding en de veroordeling van de incest beleeft, en de timide houding in de maatschappij, temidden van mannen. Verder wordt de ziekte gekenmerkt door de omstandigheid, dat de gehele ouderlijke familie er meer of minder onder lijdt en dat later de echtgenote er de pijnlijke terugslag van ondervindt. Voor de genezing is vooreerst nodig, dat de patiënt zich het psychologisch inzicht in zijn kwaal verwerft.” „Volgens de totaal andere gezins- en maatschappijverhoudingen in het middeleeuwse Indië nam de ziekte daar bijzondere vormen aan, die in het Frans met behulp van historische gegevens (Djajadêwa’s eigen pastorale in zijn levenslegende) zijn gereconstrueerd. De fataliteit, de onmacht van de wil is in het stuk door de vervloekingen van Jama (= de god van het doodsverlangen en incest) gesymboliseerd.”

Op een los inlegvel zijn, voor de meeste lezers onmisbare, aantekeningen en noten toegevoegd. Voor bestudeerders van de oude Hindoe-literatuur een belangrijk, voor leken echter ook een interessant werk. De laatsten zullen zich de moeite moeten getroosten zich in te stellen op de barok der Hindoese kunst; die moeite wordt ruimschoots beloond. J- T.

D. de Vries. Culturele aspecten In de verhouding Nederland—lndonesië. Uitgave Vrij Nederland, A’dam 1947, 140 blz. ƒ2.90.

Culturele planning, heeft men gezegd, is planning op lange termijn. Over wat er op dit gebied in Indonesië gedaan is en vooral over wat er ginds te doen staat, oriënteert dit boekje, geschreven door iemand met hart en deskundigheid. Jammer, dat het zo slordig gecomponeerd is, maar dit wordt ruim vergoed, door de talloze détails, die de S. aan onze kennis van Indonesië toevoegt. Het ware!te wensen, dat men naar zijn vele suggesties luisterde, want hier is het terrein, misschien het enige, waar aan vriendschap tussen deze beide volken gebouwd kan worden. Dringend aanbevolen aan iedereen, die over Indonesische pvoblemen mee wil praten.

G. H. ’s Gravesande. Het conflict tussen Willem Kloos en Frederik van Eeden, de quaestie „Lieven Nijland.” Dociunenten. Uitgave A. A. M. Stols, Den Haag 1947, 86 blz. ƒ2.90.

Een boek voor de vakmensen, die het fijne willen weten van deze mystificatie, die F. v. E. destijds begon door een kwaadaardige kritiek op zichzelf te schrijven en die onder schuilnaam aan zijn vrienden van de N. Gids presenteerde. Hier kan men heel deze rel in de finesses volgen, de reacties der hoofdspelers en het naspel in 1919. Een weinig verkwikkelijke historie, wel interessant voor de psychologie der verschillende figuranten, die er in optreden, maar eigenlijk is dit boek toch niet veel meer dan geroddel, waarmee de lektuur van de grote werken der tachtigers weinig gebaat is. De S. handhaaft de oude spelling. Candidaat voor de Eerste Kamer?

Johan C. Gerritsen, De schim van den ander. Uitgave N.V. Leopold, Den Haag, 1947 247 blz. ƒ5.25. Met deze eersteling presenteert zich een nieuw romanschrijver in ons land en ik moet me bar vergissen, als we van deze onbekende niet meer zullen vernemen, want laat ik het maar meteen zeggen: dit is een uitstekende roman. Het thema is oorspronkelijk: een man uit de onderste lagen der maatschappij werkt zich moeizaam omhoog; hij wil rijk zijn en hij wil een heer worden; hem zweeft vaag een zekere zielenadel voor, die hij veronderstelt eigen te zijn aan rijkdom en geboorte en hij wil die veroveren. Zijn ideaal meent hij bèlichaamd te vinden in een man, die enkele keren zijn leven passeert, maar wij, de lezers, kennen deze rijke nietsnutter van nabij en wanneer tenslotte het leven deze twee mensen aan elkaar

confronteert, blijkt het ideaal voos te zijn. Twee contrasterende levensbanen worden dus in dit boek beschi-even, een in de hoogste, een in de laagste maatschappelijke kringen en daaromheen talloze andere figuren. Goed geschreven met nu en dan voortreffelijke diilogen, een boeiend en verrassend verhaal met duidelijke alleen nog wat ondiepe psychologie, is deze roman, die de lezer aan ’t denken zet, een uitstekend stuk werk, dat gaarne aanbevolen wordt. Laten we voortaan letten op deze schrijver.

Dr. C. H. van Os. Getal en Kosmos. Wiskunde

en wereldbeschouwing. Uitgave J. M. Meulenhoff, A'dam 1947, 278 blz. /7.90.

Dit boek is het eerste uit een serie, die poogt tot een verantwoorde synthese te komen van wetenschap en wijsbegeerte. Makkelijk is het niet, maar iemand, die zich van de middelbare school nog wat herinnert van zijn wis- en natuurkunde, kan het toch nog juist volgen en het zal hem blijven boeien tot de laatste bladzijde, omdat hier een ingewijde, die tevens een voortreffelijk docent is, hem inieidt tot de nieuwste resultaten van het wiskundig denken. Min of meer historisch opgebouwd, vertelt dit boek van de nimmer aflatende pogingen het heelal wiskunstig te verstaan. Persoonlijk heeft het boek me zeer geïnteresseerd, maar zelden overtuigd. Komt het, omdat De S. blijkbaar zeer kundig*in zijn vak, op wijsgerig gebied minder geschoold is? Waar hij de metaphysica bespreekt, gaat hij zelden diep en lijdt dit boek aan onevenwichtigheid. Een andere opmerking:wiskundigen, die gaan filosoferen, vertonen een neiging tot scepticisme (Pascal!) Voor zover aan dit boek de veronderstelling (door De S. bedoeld) ten grondslag ligt, dat het heelal door wiskunde en meetkunde afdoende verstaan kan worden, moet ik zeggen, dat ik deze verwachting niet deel: telkens weer, al maakt men het rooster nog zo fijn, ontsnapt het wezenlijke, dat blijkbaar langs reken- en meetkundige weg de menselijke geest niet toegankelijk isr De voorbeelden liggen voor het grijpen: de secundaire eigenschappen der dingen, gereduceerd tot beweging en uitgebreidheid (blz 47 bovenaan storende drukfout!), de oorzakelijkheid gereduceerd tot omkeerbare relatie. Maar tot besluit moge gelden, dat het juist de boeken zijn, die u de meeste inspanning kosten, en die tot verbazing en tegenspraak brengen, waarvan men het meest profiteert. Alleen al om de rondgang in de geheimzinnige werkplaats der moderne wetenschap, onder leiding van zo’n uitnemende gids is dit boek zijn geld waard.

Dr L. A. Radcinaker. De stenen spreken: vrede. Uitgave: Strengholt, A’dam, 1947. 301 talz. ƒ7.50. In de bezettingstijd circuleerden allerlei wonderlijke voorspellingen: ge herinnert U wellicht een curieus boek: De stenen spreken. De druk der tijden maakte ook de belangstelling voor deze geestelijke rariteiten verklaarbaar, maar dat nü een dik boek, door een serieuze uitgever gebracht, door iemand met een doctorstitel geschreven, dat alles nog eens oprakelen moet, doet toch wel vreemd aan. Het heet dan, dat het Engelse volk het Israël is, waarover de bijbel spreekt. Dit vruchtbaar uitgangspunt geeft aanleiding om allerlei voorspellingen omtrent Israël verbazend concreet toe te passen op de lotgevallen van het Britse imperium. Deze Brits-Israel-beweging (niet te verwarren met de Britse joden), staat letterlijk voor niets en zelden lazen we dan ook zulke zonderlinge tekstinterpretaties en logische bokkesprongen. Wij Nederlanders horen gelukkig ook tot de verwante Israelvolken, maar Duitsland is Assyrie en Japan is Babylon. Het huis Windsor stamt rechtlijnig van David af. Parachutisten, tanks, slagschepen, Hitler, gasoorlog, atoombommen treft ge in de bijbel aan. Daar de Engelsen Angel-Saksers zijn, stammen zij, als Saksers, van Izaak af; de stam Dan herkent ge in Denemarken, Donau (Eng. Danube). Een gedetailleerde berekening van oorlogsdata levert U de Pythagoras dezer beweging, Bernard Nichlin. Hij combineert daartoe cijfers uit de bijbel en afmetingen van de pyramide van Gizeh en is zo in staat de geschiedenis van de laatste oorlog van moment tot moment te ordenen. Laat niemand zich door dit dikke boek imponeren. /Ter oriëntatie en waarschuwing tegen dergelijke pogingen moge o.m. het volgende gelden: de bijbel is geen, handboek van de wiskunde, van astronomie of anatomie (zie blz. 32) en ook geen handwijzer voor waarzeggerij, door de bijbel zelf herhaaldelijk veroordeeld. De toekomst weet God alleen. Daarmee is eigenlijk alles gezegd, maar ’t kan ook nuttig zijn de domper te zetten op de enthousiaste kreet van: het komt dan toch maar uit, door er op te wijzen, dat afgezien van toeval en andere oorzaken der periodisering van de geschiedenis, er bijna altijd wvillekeur schuilt in de aanwijzing van begin of eindterm of lengtemaat. Typisch is ook de zins-verdraaiing van dit soort schrijvers: iedereen kan weten, dat sedert Paulus elke Christen zich zoon van Abraham naar de geest kan noemen. Omdat het officieel Engels gebedenboek dit ook doet, ziet men er een bewijs in, dat het gelooft aan de „biologische” afstamming van Abraham. Ander voorbeeld uit tallozen: Israël, zo lezen we (Exodus 31 : 16—17) zal het teken van

de Sabbath voor eeuwig bezitten. En de S. concluderen : alleen de Britse en met hen verwante volken hebben een bij de wet geregelde rustdag! Echter de kleinigheid wordt over het hoofd gezien, dat de Zondag en de Sabbath niet hetzelfde is en dat de Duitsers ook de Zondag vieren. Wilt U nog een staaltje? „Hadden de Angel-Saksers beter de bijbel gekend, dan zouden ze zich de vernedering van München hebben bespaard.” (blz. 11). Maar dan was de profetie niet uitgekomen! Ziedaar het nut van dergelijke profetieën. Tenslotte; onder schijn van objectieve voorlichting pleegt dr Rademaker in feite niets anders dan regelrechte propaganda.

Dr C. D. J. Brandt. Van vriend tot tegenstander. Over Rusland en de U.S. tussen 1775—1904. 29 blz. ƒ 1.25.

Een beknopt, maar wetenschappelijk verantwoord stuk diplomatieke geschiedenis. Van 1775—1898 vriendschap, dan tot 1904 de omslag in de richting van wederzijdse afkeer, daarna de verholen en weldra openlijke strijd tot... vult U maar in als ge profeet zijt. Twee feiten vallen op: het antagonisme berustte op ideologische contrasten (ook reeds onder het Czarisme) èn op belangentegenstellingen in het Verre Oosten. Men vergelijke voor nü: W. Lippmann. U.S. Poreign policy.

Albert Verwey. Jacoba van Beieren. 4e druk. Met muziek van Johannes Röntgen. Naschrift en woordverklaringen van drs C. A. Zaalberg. Uitgave: Mees, SantfX)ort. 48 blz. ƒ 3.25 ing., ƒ 4.25 geb.

Verwey heeft enkele drama’s geschreven: Cola Rienzi, Johan van Oldenbamevelt en bovengenoemd spel, alsmede enkele dramatische studies, alle in verzen. Zoals elk werk van deze dichter is ook dit drama goed doordacht, verrassend gecomponeerd en in een soms opvallend fraai vers geschreven. Ik zou het best eens willen zien, maar ons toneel speelt geen stukken in verzen tenzij van Shakespeare, en ons toneel speelt geen stukken van Hollandse schrijvers. Nu is men dus aangewezen op lectuur en deze uitgave is heel fraai. Men moet echter bedenkingen maken tegen de historische visie; zo goed als de entourage geschouwd wer<L zo zwak is de overeenkomst tussen de echte Jacoba en deze peinzende vrouw.

E. A. Poe. Fantastische vertellingenu Vertaling: S. Vestdijk. Uitgave: Contact, A’dam. 192 blz. ƒ1.90. Het volgend jaar is hij een eeuw dood, maar de roem van E. A. Poe is niet verbleekt en hij heet nog steeds de grootste schrijver van Amerika. Die roem berust minder op zijn prachtige gedichten, dan op zijn subtiele onderzoekingen over kunst en poëzie en op zijn fantastische vertellingen. Naar zijn kunsttheorieën heeft Vestdijk meer dan eens verwezen, nu wordt ons in een vertaling van zijn hand een keurcollectie uit zijn verhalen aangeboden. De argeloze lezer zal van deze perfecte griezelverhalen genieten, aan de geletterde zal de volmaakte verteltrant niet ontgaan. En tenslotte, niet te versmaden: hier is nu eens een spot-

goedkoop boek. J. G. B.

24 Paasliederen], vier en twintig oude en nieuwe Paasliederen voor een zangstem met pianobegeleiding. Bewerking en toonzetting door Adr. C. Schuurman. Uitg.: J. N. Voorhoeve, Den Haag, z. j. De titel is, misleidend: van de 24 zijn 12 liederen voor de lijdensweken. De bundel opent met Gezelle’s „Hosanna zingt, ’t is palmendag”. Er is, na enige onbekende en'bekende (0.a.: O hoofd, Herzliebster Jesu) een Nabetrachting na het avondmaal (W. de Mérode’s: De stuggen hebt Gij mild gemaakt...). Dan volgt ’t Ootmarsumse: „Christus is opgestanden”, G. Wijdevelds: „Staak uw rouwen”, Gabriel Smits: „Halleluja”, enige Duitse liederen, o.a. van Vulpius en „Jesus, unser Trost und Leben”, en tot slot een proeve van bewerking van een bijbeltekst (1 Cor. 15) voor gemeente, koor en orgel. De bundel bevat moeilijke en eenvoudige liederen met mooie begeleiding van de bekende musicus Schuurman. Zij zal goed te gebruiken wezen in huisgezin en voor kerkelijk werk. Menig Kerstlied is gezinsbezit, maar zelden zingen we, behalve in de kerk, lijdensof Paasliederen. Deze bundel kan ons helpen, want is het lied niet een mooi hulpmiddel tot verdieping

AANBEVELING

Mogen we onze lezers verzoeken met aandacht de ingesloten circulaire van de Nivo te lezen. Red. Secr.

van ons geloofsleven? R. B.—v. R.

II nSSIw V9II Uijl\ STEENWEG 39 – UTRECHT

K» M I imciiMmiii ■ Muntniin