Nog tens de CD.U.

In hetzelfde nummer van „De Vlam”, dat ik in mijn artikel van de vorige week noemde, trof ik een artikel aan van dr P. J. Meertens, dat geschreven werd naar aanleiding van de brochure van de P.C.W., waarin opgenomen zijn redevoeringen van Banning, Buskes, Scheps en mij zelf. Meertens ziet deze brochure als een duidelijk bewijs, dat er in ons land sedert de bevrijding toch wel iets veranderd is.

In dat verband wijst hij er op, dat met name de vroegere C.D.U.-leden zich in de P.v.d.A. niet op hun plaats voelen en dan geeft hij daarvoor deze verklaring, dat de P.v.d.A. hen niet radicaal genoeg is.

Ik heb de positie van de voormalige C.D.U.- ers in dit blad al eens eerder aan de orde gesteld. Het is een bekend feit, dat slechts een gedeelte van hen naar de P.v.d.A. zijn overgegaan. Maar ik had de indruk, dat er onder hen, die wel zijn toegetreden vrij veel waren, die zich in de P.v.d.A. niet helemaal thuis voelden. Het bestuur van de P.C.W. heeft toen een commissie van oudleden van de C.D.U. uitgenodigd hierover te rapporteren en het resultaat daarvan is geweest, dat men tot de conclusie kwam, dat de vroegere C.D.U.-leden over het geheel genomen hun plaats in de P.v.d.A. hadden gevonden en dat er daarom geen aanleiding was aan deze zaak verder bijzondere aandacht te schepken.

Voorzover er onder hen zijn, die zich in de P.v.d.A. niet zo makkelijk thuis kunnen voelen, moet naar mijn overtuiging de verklaring daarvan zeker niet worden gezocht in de richting waarin Meertens dat doet. Het is mogelijk, dat er onder de vroegere C.D.U.-ers zijn, die zich geremd voelen doordat zij in de P.v.d.A. niet terug vinden het anti-militairistische sentiment, dat in de C.D.U. sterk leefde. Dit is overigens niet een probleem voor de voormalige C.D.U.- ers alleen. Ook voor vele voormalige S.D.A.P.-ers geldt dat evenzeer. Efn evenals deze aanvaarden naar het mij voorkomt vele vroegere C.D.U.-ers, dat men zich, zoals de omstandigheden zich sedert de laatste wereldoorlog hebben gewijzigd, niet aan de verantwoordelijkheid voor de defensie onttrekken kan.

Indien er bij de vroegere C.D.U-ers weerstanden tegen de P.v.d.A. leven, dan moeten deze naar mijn overtuiging gezocht worden in het feit, dat de P.v.d.A. geen christelijke partij is.

Dit geldt natuurlijk in de eerste plaats voor de C.D.U.-leden, die niet tot de P.v.d.A. zijn toegetreden. Toen ik hier de vorige maal over geschreven had, is er in „De Strijder”, het orgaan van de Chr. Dem. Volkspartij, een artikel verschenen, waarin het met zoveel woorden werd gezegd: zodra gij een partij opricht, die principieel christelijk en positief socialistisch is, dan doen wij mee. Ik mag van deze gelegenheid wel gebruik maken om een misverstand, dat toen gerezen is, recht te zetten. Men heeft mij in „De Strijder” beschuldigd verdachtmakingen te gebruiken. Ik had n.l. geschreven, dat men in een kleinere partij gemakkelijker een rol , kon spelen dan in een grote en had als voorbeeld genoemd dat de aanwezigheid van een grote groep intellectuelen in de P.v.d.A. er toe kon leiden, dat degenen, die zich met hen niet op één lijn menen te kunnen stellen, gemakkelijk het gevoel kunnen krijgen in het grotere geheel niet tot hun recht te kunnen komen.

Ik vermag niet in te zien waarom dit een verdachtmaking zou zijn. Het is in elk geval niet als zodanig bedoeld. Het is dan.ook volkomen misplaatst, dat „De Strijder” schreef: „Niet omdat de leiders van de C.D.V. eigen belangrijkheid woorop stelden, maar alleen om principiële redenen konden zij niet tot de P.v.d.A. toetreden. „De Strijder” gaat er n.l. ten onrechte van uit, dat de hier bedoelde remming die overigens in mijn betoog niet de hoofdzaak was niet voor intellectuelen zou gelden. Voor hen geldt zij evengoed. Misschien mag ik mij zelf als voorbeeld nemen, omdat men wel zal willen aannemen, dat ik in de P.v.d.A. behoorlijk mijn plaats heb gevonden. Desondanks is het zonder meer duidelijk, dat mijn positie in een grote partij als de P.v.d.A. een minder belangrijke is dan die in de C.H.Unie was, waar ik veel meer in de centrale partijleiding was betrokken. Ik zou nog verschillende andere voorbeelden kunnen noemen van personen voor wie hetzelfde geldt, maar die desondanks met overtuiging in de P.v.d.A. meedoen. Dit lijkt mij echter voldoende om aannemelijk te maken, dat hier ten onrechte van een verdachtmaking werd gesproken.

Wat ik hierboven stelde geldt echter niet alleen voor C.D.U.-ers, die niet tot de P.v.d.A. zijn toegetreden, doch tot op zekere hoogte ook voor hen, die wel lid geworden zijn. Vele van hen blijven het als een bezwaar voelen, dat zij daar de sfeer missen, die de C.D.U. kenmerkte. En dan gaat het niet alleen om de aantrekkelijkheid van de kleine groep, maar vooral om het geestelijk vertrouwde milieu. Zij staan niet op het standpunt, dat men zich principieel in een christelijke partij moet organiseren. Anders zouden zij geen lid van de P.v.d.A. zijn geworden. Maar zij voelen het toch als een gemis dat de politieke samenwerking

niet beperkt is tot de geestverwanten in godsdienstig opzicht. Willen wij met de doorbraak verder komen, dan moeten wij de realiteit van deze bezwaren onder ogen durven zien. Men voelt zich door „Het Vrije Volk”, ook al leest men het trouw, niet volledig bevredigd. Men kan zich maar moeilijk bij de V.A.R.A. thuis voelen en in de Vrouwengroepen voelen de vrouwen uit deze kring zich in het geheel niet op haar plaats, Het gaat mij hier vandaag niet om oplossingen. Die zijn ook niet van de ene dag op de andere te vinden. Men kan zijn levensstijl niet met een handomdraaien veranderen. Het is al veel waard als men over en weer oog heeft voor de moeilijkheden en elkaar daarin tracht tegemoet te komen, Maar bovenal is het nodig, dat het besef levend is, dat de gemeenschappelijke politieke taak zo belangrijk is, dat men zich in zijn vaart door deze bezwaren niet mag laten remmen.

Waar het mij thans om te doen is, is duidelijk te maken, dat de diagnose, die Meertens ten aanzien van de C.D.U. stelt, onjuist is. Hij maakt de fout, dat hij bezwaren, die bij hem en zijn kring leven de vroegere C.D.U.-ers in de schoenen schuift,

Instemming met en bezwaren tegen het beleid van de leiding van de P.v.d.A. vallen niet samen met het onderscheid tussen degenen, die uit de S.D.A.P. voortkomen of van elders tot de P.v.d.A. zijn toegetreden, Zij hebben evenmin iets te maken met het al of niet christen zijn. Men vindt onder de christelijke leden van de partij allerlei nuanceringen, evenals onder niet-christelijke partijleden. Zelfs komt men met het verschil tussen een rechter- en linkervleugel van de partij niet altijd uit. Er zijn altijd mensen, die volgens deze onderscheiding in sommige gevallen links en in andere rechts staan.

V. w.

Jean Gervais

Omstreeks 1906 ontdekte mijn jongste broer, toen nog gymnasiast, op een van zijn zwerftochten door de Velpse bossen in een beukenstam aan de voet van een heuvel dichtbij het dorp Roosendaal de volgende woorden gesneden:

Jean Gervais Médoc 25 aoüt 1812

De woorden waren nog volkomen duidelijk zichtbaar, ze moeten dus door deze Fransman nauwkeurig en diep in de boom zijn ingekerfd. Veel later hoorde ik, dat de boom was geveld, maar dat het stuk stam, waarin de inscriptie voorkwam, opgesteld was in het museum „Veluwezoom” te Velp. Bij een bombardement in de Duitse tijd is dit museum, dat vlak naast het doel, nl. de gasfabriek, lag, door een bom getroffen en totaal verwoest. Niets heeft men ervan kunnen redden.

Jean Gervais, vaak heb ik me in de loop der jaren af gevraagd wie je toch geweest

bent, want niets weet ik van je, alleen je naam, de landstreek waar je vandaan kwam, een datum en een veelzeggend jaartal. Je schrijft alleen de landstreek van je herkomst, geen naam van stad of dorn. Betekent dit, dat je een wijnbouwer was, die op het platteland temidden van je wijngaarden leefde en werkte, in die landstreek aan de mond van de Gironde?. En hoe kwam je in het leger van Napoleon terecht? Want vermoedelijk behoorde je bij de Franse bezetting van Arnhem. Heb je het verbranden der kastelen van de landheren in je geboortestreek meegemaakt? Heb je er misschien zelf aan meegedaan, omcïat je die grote heren haatte, die alleen leefden voor hun eigen plezier en zich om het gewone volk niet bekommerden? Of was je misschien zelf een dier landheren en heb je je voorvaderlijk kasteel in vlammen zien opgaan, terwijl je moest vluchten om je leven te redden en heb je toen uit veiligheidsoverwegingen een gewone burgernaam aangenomen? Heb je de terreur in Parijs meegemaakt