RADIOTOESPRAAK OP 13 MAART 1948

GELOVEN WIJ NOG IN HET ■ SOCIALISME?

Ik wil u eerst vertellen hoe ik er toe kom deze vraag vanmiddag aan de orde te stellen. Voor enige tijd zaten een paar partijgenoten bijeen om zich te bezinnen op propagandaplannen, die hun ter beoordeling waren voorgelegd. Die plannen zagen er goed uit, er was echter één „maar”. Dat gold niet de centenkwestie. Zo duur zou het niet zijn . De plannen zouden evenwel slechts slagen, als grote aantallen partijgenoten enthousiast mee zouden willen werken. En nu waren enkele der partijgenoten, die daar aan het beraadslagen waren, bevreesd, dat er nog al wat aan dat enthousiasme zou ontbreken. Waarom? Omdat de plannen niet goed waren? Neen, dat kon het niet zijn. Waarom dan? Ja, om dit en om dat. Het gesprek ging heen en weer. Heel veel verder kwam men niet. Totdat er één zei: „weet jullie waarom je bang bent, dat niet genoeg leden van de partij mee zullen doen? Wel, omdat jullie menen, dat vele leden hun geloof in het socialisme een heel stuk zijn kwijt geraakt; en als je er niet echt in gelooft, ontbreekt ook het enthousiasme, de ware geestdrift om je voor de plannen te geven.”

Toen viel er een stilte. Met deze opmerking was de kern van de zaak geraakt. Daarom was het in het gesprek gegaan.

Maar was het waar, is het waar, dat een heleboel van onze mannen en vrouwen uit de partij hun geloof in het socialisme een heel stuk kwijt zijn? De ware geestdrift hebben verloren?

Het werd die middag krachtig bestreden. Maar wij laten de plannenmakers nu voor wat ze zijn en willen de vraag hier, vanmiddag, eens beküken. Zij schijnt mij er belangrijk genoeg voor.

Wie het geluk heeft met een lid van de oude garde der Nederlandse socialisten in aanraking te komen en hem aan het spreken te krijgen over de oude tijd, zal iets in de ogen van zo’n oude strijdêr zien óplichten als hij vertelt over het vuur, de offervaardigheid, de strijdlust uit die lang vervlogen dagen. Wanneer hij getuigt van de zekerheid, waarmede het aanbreken van een nieuwe tijd, een nieuwe samenleving, zonder klassen, zonder uitbuiting, zonder oorlog en sociale ongerechtigheid verwacht werd. De socialistische gemeenschap zoü komen, de eerste stralen van haar morgenrood gloorden reeds. Hoe moeilijk de strijd ook was, met innerlijke blijdschap leefde men de toekomst tegemoet. Want men gelóófde in de toekomst, welke aan het socialisme zou toebehoren. ‘Men geloofde in het socialisme, met alle felheid en bereidheid, aan alle écht geloof eigen!

Bestaat dat geloof nog bij onze generatie? Die zekerheid, te zullen slagen. Die stellige verwachting, dat de nieuwe samenleving m recht en gerechtigheid z&l komen?

Het oüde socialisme streed voor de vrede als wij nu maar het bouwde daarbij met grote verwachting op de internationale solidariteit der arbeiders. Die solidariteit der millioenen zou het halt aan de oorlog toeroepen. Maar 1914 kwam en de oorlog kwam en de solidariteit bleek niet krachtig genoeg.

Een stuk der verwachting, der zekerheid, viel weg. En na die eerste wereldoorlog? De crisis kwam, de werkloosheid kwam, Hitler besteeg zijn monsterlijke troon in een land, waar de socialisten tot de machtigsten gerekend schenen te moeten worden. Franco zegevierde, Mussoliri wist zijn hebzucht over Abessinië te doen overwinnen, de Volkenbond faalde telkens weer. Groeiden we naar een nieuwe samenleving? Verbreidde het morgenrood zich tot de glorie van een stralende dag? Wij weten wel beter! Als een niet te stuiten stroom

overspoelden terreur, onrecht, slavernij, angst en verschrikking, en tenslotte een monsterachtige tweede oorlog Europa en de wereld. Wel verre dat de glorie van de dag aanbrak, werd de nacht dieper en zwarter dan de wereld, en zeker Europa, sinds eeuwen had gekend.

En hoe zouden we nu nog kunnen hopen op het aanbreken van de dag? Hoe zouden we nog met énige zekerheid mógen vertrouwen op het beleven van de nieuwe tijd? Zouden we ons niet blind en doof moeten noemen voor alles wat er gebeurd is, om nog vol te houden: ziet eens, hoe wij sinds het begin der eeuw steeds meer zijn genaderd tot de socialistische maatschappij in recht en gerechtigheid? Een vleugje hoop leefde misschien op, toen Hitler terneer was geslagen. Maar wij weten al wéér beter, want wat een desillusie is die naoorlogse tijd geworden! Denk maar eens aan „Praag” en aan „atoombom” en alles, wat in die woorden is begrepen.

Er zijn er, die zeggen: ach, wat jullie socialisten willen, goed bedoeld hoor, maar ’t lukt toch nooit”; hebben zij, die zo spreken, eigenlijk niet gelijk? Moeten wij ons geloof in het socialisme maar niet prijs geven, de strijd staken, en overgaan tot de orde, de wanorde van de dag?

Nu is daarop een heleboel te zeggen en zeker zal het antwoord van de ene socialist op deze vraag anders luiden dan van de andere. Dat brengt de geestelijke verscheidenheid van onze partij nu eenihaal mee gelukkig brengt ze dat mee!

Graag wil ik vanmiddag het antwoord proberen aan te duiden, dat stellig leeft bij vele prot. chr. partijgenoten.

Vraagt iemand hen: gelooft ge in het socialisme, zoals die oude strijder met alle felheid en bereidheid aan echt geloof eigen?, dan zult ge vermoedelijk een zekere aarzeling bij hen opmerken.

Maar, zult ge zeggen, wat doen ze dan in onze partij? Want we hebben niks aan die twijfelaars.

Kijk, dat zit zo: juist omdat de nacht steeds donkerder is geworden, omdat de verschrikkingen der maatschappelijke angst en oorlog de laatste tientallen jaren zo zijn toegenomen, zijn de ogen van vele prot. chr. christenen open gegaan voor het socialisme. Eindelijk opengegaan, mag ik wel zeggen. Niet de vooruitgang, maar de achteruitgang van het wereldbeeld bracht hen tot de beslissing, met overtuiging voor het socialisme te kiezen.

Maar wanneer ge vraagt: waar gelooft ge dan in, dan is er maar één antwoord in Jezus Christus; die gezegd heeft in deze wereld te zijn gekomen „om gevangenen vrijlating aan te kondigen, en blinden herstel van gezicht en mishandelden heen te zenden in vrijheid, om aan te kondigen het jaar van het welbehagen des Heren”. En allen die in Hem geloven, roept Hij op om door deze wereld vol van gevangenschap, verblinding en mishandeling te gaan, in gehoorzaamheid aan dat nieuwe leven, dat. Hij schenkt en maakt. Maar dan zullen zij, die Hem gehoorzaam willen zijn, ook nooit genoegen kunnen

nemen met het mateloze leed, de angst, het onrecht en de andere verschrikkingen in staat en maatschappij. Waar en wanneer zij dat onrecht ook tegen komen, zullen zij er tegen moeten vechten, niet zo maar uit een zekere liefhebberij, uit een of ander vaag sociaal gevoel, maar omdat de Heer der wereld, van alle mensen, hen dat opdraagt, omdat de strijd voor het Rijk van de Heer Jezus Christus de enige zin is van het leven en sterven van hen, die zich zijn volgelingen willen noemen.

Of ze succes zullen hebben in deze wereld? Wel, Christus zelf was reeds na drie laren zo gehaat, dat Hij aan een kruis werd geslagen en vermoord. Dat zijn volgelingen in deze wereld veel succes zullen hebben, is dus nauwelijks te verwachten.

Doch niet het succes over één of meer jaren, maar de' gehoorzaamheid ni't is het allesbeslissende. Niet een twijfelachtige zekerheid, dat onze kinderen of kleinkinderen in een heel andere, vreedzame maatschappij zullen leven, maar de opdracht van de enige werkelijke Bevrijder der wereld, om vandaag, in het heden, stelling te nemen qn te vechten, moet ons voortdrijven.

In het politieke vlak dwingt dat tot een keuze, in volle overtuiging, vóór het socialisme. Want het socialisme is in Nederland de enige politieke beweging, die met beslistheid kiest tegen de huidige maatschappelijke orde, een orde, die zozeer mede schuldig staat aan het verschrikkelijk wereldbeeld van vandaag, en omdat het socialisme de enige politieke beweging is in Nederland, die allen, ongeacht geloof, sexe of ras, oproept om de zorg voor de ander boven eigen gewin te stellen. Het recht voor de macht te laten gaan, de levende mens, zijn geestelijke vrijheid en verantwoordelijkheid oneindig hoger te achten dan kapitaal, staat, roem, eer, en wat voor afgoden nog meer om de macht over de mensen te vechten.

En daarom, in religieuze zin geloven we niet in het socialisme, maar in Jezus Christus, doch omdat wij in Hem geloven zijn wij met overtuiging socialist en gaan over tot de wanorde van de dag, niet om er in te berusten, maar om er met heilige ernst tegen te vechten.

Met een andere zekerheid misschien dan de oude garde, maar niet met een minder krachtige innerlijke overtuiging.

Zo zullen wij onze kracht aan de partij proberen te geven, zo roepen wij ook vanmiddag in het bijzonder u, prot. chr., die nog niet deel hebt aan onze partij op, om zich in de gelederen der P. v. d. A. te scharen en ook uw schouders te zetten onder de socialistische strijd, want met ons weet gij, dat het beeld, dat de huidige samenleving in de wereld en in ons land, in flagrante strijd is met wat ons aller Heer wil en gebiedt, en dat ons geloof daarom eist radicaal andere wegen te zoeken en waar nodig nieuwe vormen van samenleving te scheppen.

Denkt ge in uw binnenste: dat lukt toch niet? Maar zou, waar in het geloof bergen verzet kunnen worden, het veel mindere als