HOE GODSDIENST EUNCTIONNEERT IN NEDERLAND

Gekke vraag? Weliicht als ik mijn exactwetenschappelijk geweten laat meespreken, zeg ik zeifs zonder veel aarzeling: inderdaad een gekke vraag. Want hoe wil je nauwkeurig vaststeilen, hoe godsdienst nota bene in heel Nederland functionneert; het is ai moeilijk genoeg om na te gaan wat mijn geloof in mijn eigen leven doet; laat staan, dat ik mij een oordeel zou aanmatigen over de functie van het geloof in het leven van anderen. En als ik mij de vraag voorleg, of ik in staat ben te bepalen, wat een andere godsdienst dan de mijne voor een mens betekent zeg:' wat het bidden van een rozekrans voor een gelovig Roomse is dan zwijg ik het liefst: wij kunnen het intiemste leven van een ander moeilijk verstaan, nog minder het taxeren. Toch handhaaf ik mijn vraag, die mij wordt door een aantal feiten der laatste week. Ik noem ze: Daar lees ik een artikel van ds Kr. Strijd in de Waagschaal over het optreden van prof. Gerbrandy in de verkiezingsstrijd; sprekende over het Indonesische probleem brengt Gerbrandy het Koninkrijk der Nederlanden zó dicht in de buurt van het Koninkrijk Gods, dat Strijd spreekt van afgoderij. Maar de volle zaal der anti-revolutionnairen staat met Gerbrandy: hun godsdienst functionneert zo, dat zij vierkant tegenover de vrijheidsstrijd der republiek komen te staan. Tweede feit: ik woon de huldiging bij die de Nederlandse Jeugd in het Stadion aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina heeft gebracht. In menig opzicht een te waarderen spel, aan het slot aangrijpend zelfs. Maar de voorzitter der N.J.G. laat in zijn openingstoespraak de hier aanwezige Nederlandse jeugd optreden als bezield door Christus, en de schrijver van het stuk stelt de Oranjecirkel zonder meer gelijk aan de rookkolom, waarmee God het oude volk de weg wijst door de woestijn. Ik weet niet, hoe de massa der jongeren in het Stadion heeft gereageerd —■ ik hoop op innerlijke protesten bij de meest bewusten. Toch, als ik vraag: hoe functionneert de godsdienst in Nederland, anno 1948, in het Stadion op de Dag der Jeugd, dan moet het antwoord luiden: óók romantiserend nationalistisch. Derde feit: de verkiezingen. Roomse arbeiders, die in ’46 in beduidend getal op de P.v.d.A. hebben gestemd, zijn stellig onder invloed van het optreden der Bisschoppen van de dWaiingen huns weegs teruggekeerd. Een groep orthodox-Hervormden heeft eveneens'een neiging naar de P.v.d.A. losgelaten en opnieuw vertrouwen aan de C.H. geschonken, waarbij naar mijn vrij sterke indruk de weerzin tegen de groeiende macht van Rome een beslissende factor is geweest. Hoe de godsdienst hier heeft gefunctionneerd? Mij dunkt: conserverend en isolerend. Onder de bescherming van de Kerk bij de Roomsen, op de grondslag der „eeuwige beginselen” bij de Protestanten, blijft men de oude paden bewandelen, sluit men zich in de eigen kring vast aaneen. Hoe de godsdienst functionneert in Nederland? Antwoord: overwegend conservatief, met nogal duidelijke excessen van nationalistische afgoderij.

Of dit iets bizonders is? Ach neen, het is het sinds jaren en eeuwen vertrouwde en gewone verschijnsel. Maar het heeft zijn goede zin, dat wij er thans de vinger bij leg-

gen thans, omdat er toch wèl iets is veranderd of bezig is te veranderen. Dat dit conservatisme en nationalisme niet het wezen, het hart van de Bijbelse godsdienst is, moet opnieuw met kracht worden gesteld. Het Rijk Gods is, in Oud en Nieuw Testament, nooit verbonden aan of verwant met nationale grootheid of een staatkundige constructie of een gegeven maatschappelijke orde; het Rijk Gods is het vlammend oordeel èn de troostende belofte, in naam waarvan harten en toestanden worden omgewenteld en opgewenteld tot betere gerechtigheid. Onze pioniers, die een socialistische maatschappij hebben bepleit, omdat de kracht van het Rijk daartoe drong, hebben daardoor een kant van het Evangelie levend gehouden, die in de georganiseerde christenheid met haar traditionalisme en sociaal conservatisme voortdurend werd verwaarloosd.

Het zou intussen niet meer zijn, dan het hameren op het bekende aambeeld, indien het hierbij blijven moest. Maar er is een nieuwe factor in het godsdienstig leven, die deze dingen beiangrijker maakt. Dezer dagen is in de Synode der Ned. Hervormde Kerk een beslissing gevallen, die van verstrekkende betekenis kan worden. Het ging over de vraag (in verband met de Kerkorde) wè,t voorop moet gaan: Het apostolaat, de roeping tegenover de wereld, dan wel de belijdenis, de formulering van het eigen geioofsbezit. Met 34—10 stemmen heeft de Synode gezegd: het apostolaat gaat voorop. Deze beslissing verheugt mij ten diepste, en ik hoop vurig, dat zij in volle bewustheid van de gevolgen genomen is. Onzerzijds is steeds gezegd: apostolaat der Kerk en sociaal conservatisme verdragen elkaar niet. Het eerste, het roepingsbesef tegenover de wereld, wortelt in een profetisch type van geloof, in het vurig en zich offerend strijden voor Gods recht op heel de aarde, op heel de mensheid welk recht óók meebrengt een radicale verandering van sociale en politieke machtsverhoudingen. Zodra een kerk haar apostolaat ernstig neemt, gaat Mle menselijke zelfbescherming eraan en wordt zij gesteld in het heilig avontuur der eeuwen ... Dadrom hebben de verkiezingen van dit jaar óók hun betekenis naar de kant van de kerk.

Indien ik dit artikel had moeten schrijven vóór 1940, zou de conciusie- geweest zijn: wij, die buiten de kerk, in Bentveld en Kortehemmen, in ons religieus-socialistische werk, worstelen om en uit een geloof dat profetisch èn sociaal radicaal in énen is, wij hebben alle reden om voort te gaan en dóór te zetten: de ban van een conservatieve religie Is nog allerminst gebroken. Thans zijn wij 1948. Ook nu moet gezegd worden, dat de haarden van profetisch geloof buiten de kerk broodnodig zijn. Maar er mag met grote dankbaarheid aan worden toegevoegd, dat er ook binnen de kerk een worsteling is aangevangen, die beloften in zich draagt. Wij zullen nog wel een paar tientallen jaren moeten horen, dat de doorbraak toch mislukt is. Maar de heren, die dit zo zelfverzekerd verkondigen, nemen de dingen een tikje te oppervlakkig en een ogenblikje te haastig dat is ónze zelfverzekerdheid. Er malen molens langzaam, maar fijn.

W. B.

BERDJAJEW-TENTOONSTELLING IN DEN HAAG

Vereerders en vrienden van Nicolai Berdjajew, dit voorjaar overleden, hebben een bescheiden tentonstelling, hem en zijn werk betreffende, gereedgemaakt in Boekhandel Van Stockum, Den Haag (Buitenhof 36). Men vindt daar behalve een mooi portret, en zijn boeken met de vertalingen, enkele oorspronkelijke brieven, studies over Berdjajew in maand- en weekbladen en krantenberichten. Ook zijn laatste boek, in het Frans verschenen: Au seuil de la nouvelle époque, zal men er aantreffen. Wij hebben Berdjajew steeds beschouwd als een der gidsen naar een land, waarheen ook wij ons op weg weten. Stellig zullen verscheidene lezers even bij Van Stockum binnenlopen. De tentoonstelling duurt tot 25 Juli.

óckap^n iet kool

Het is een droevig-vermakelijke bezigheid, de commentaren over de verkiezingsuitslag te lezen. Liever dan zorgvuldig vragen naar de betekenis van deze geestelijke operatie, poogt men de uitkomst naar zijn eigen welbehagen uit te leggen.

Wat nu hier geboden wordt, zijn enige randopmerkingen; enige pogingen om motieven te verstaan en lijnen te trekken.

Het eerst-opvallende nu is, dat ons kiesstelsel wiskundig juist en volkomen zonder prikkeling der fantasie slechts de vastigheden registreert. Het is, anders dan het Engelse, buitengewoon ongevoelig voor de veranderingen, die plaatsgrijpen. De onderlinge verschuivingen komen niet aan het licht. Daardoor, heeft het een door-endoor conserverende, zo niet conservatieve werking. Ziehier de reden van onbehagen van velen, die het roer om wilden gooien, en de opluchting van anderen, die vinden, dat het verlies van de P. v. d. A. meevalt. Laat men echter de ogen niet sluiten voor de gevaren, die hier liggen. Terwijl in Engeland en in Amerika omslagen denkbaar zijn, die nieuwe mogelijkheden openen om na enige jaren weer een andere richting te nemen —, is in Nederland, dank zij ons kiesstelsel elke verrassing uitgesloten. Dat geeft een rustige zekerheid aan hen, die het regeerkasteel beheersen, het maakt de anderen bitter. liet gevaar in deze situatie is gelegen in het feit, dat men, eenmaal regerende, zich in wezen van de critiek der anderen niet zoveel behoeft aan