Kleinheid van oordeel

Het behoort tot mijn dagelijkse bezigheden, polemieken te lezen. Het genoegen ervan is gelegen in de prettige spitsvondigheden, maar ook in de sportieve slagen. Soms kijk je er naar als naar een tenniswedstrijd pats, pang, bang out! maar het kan ook gebeuren, dat je het wrevelig opgeeft de zaak te volgen, want een der spelers blijkt vèr beneden de maat te zijn en maar raak te slaan.

Goed poiemiseren dringt tot de kern door. Het eigeniijke verschil komt aan het licht, en wordt ontdaan van alle niet-wezenlijke bijverschijnselen. Slecht hakketakken verbittert.

Nu wil het mij voorkomen, dat goed polemiseren in het politieke leven niet eenvoudig is. Politiek is daarom tegelijk zo boeiend èn gevaarlijk, omdat wij te maken hebben met krachten, waar niemand iets aan kan veranderen èn met beslissingen, waar mensen een ontzaglijke verantwoordelijkheid mee op zich laden. Tevens gaat het om macht over anderen, over ons zelf, een macht, die diep ingrijpt in ons dagelijks bestaan. Dit ailes geeft aan het politieke leven iets verbetens, iets persoonlijks. Daarom zijn er, dig zich er zo sterk door voelen geboeid èn anderen die er zo’n onoverwinnelijke afkeer van hebben, dat zij er voor op de vlucht gaan.

Wat wij van onze kant te doen hebben, is in ieder geval de anders denkende èn anders-beslissende niet naar de schijn, maar naar zijn eigen bedoelingen te beoordelen. Ik meen, dat ons blad zich in het bijzonder tot taak steit vooral dit laatste te beoefenen. Met meer of minder succes. Ook wel met minder succes biijkbaar. In ons nummer van 17 Juli heb ik iets geschreven over de uitslag der verkiezingen. Daar komt nu (drs H. A.) K(orthals) in het weekbiad van de VVD, „Vrijheid en Democratie” van 23 Juli op terug. Hij verwijt mij kleinheid van oordeel, speciaal om wat ik over de VVD geschreven heb. Ik schreef dat zij, die zich weer tot mr Oud wendden, een gevoeligheid voor de lawine van belastingbiljetten hadden en daardoor een onaangenaam gevoel gekregen hadden. „Dit onaangenaam gevoel”, zo ging ik verder, „kan men sierlijke vormen geven door te zeggen, dat men voor de vrijheid wii opkomen, en het persoonlijk initiatief niet wil doden”. De heer K. neemt mij dat kwalijk. Hij zegt: „Onze partij heeft de kiezers waarlijk, niet gekregen door beloften over belastingverlagingen op grote schaal. Duidelijk is onzerzijds voor ogen gesteid, dat de enorme financiële moeilijkheden, waarin ons volk verkeert, het nodig maken, dat ons voik zware lasten draagt. Maar wel hebben wij er op gewezen en dan niet voor de schone schijn, o, dominee Ruitenberg (waarom die theatrale exclamatie er bij moqt, is mij werkelijk niet duidelijk LHR), dat een financiëie politiek en een belastingpolitiek, die de spaarzin van ons volk aantasten, en verder geen voldoende ontplooiing overlaten van ons bedrijfsleven, en voorts een te gering verschil in

de beloning voor de onderscheidene persoonlijke prestaties overlaten, er toe moeten leiden, dat de economische kracht van ons volk wordt ondermijnd”.

Wat moet ik, antwoordend, hier nu op zeggen?

Het ging mij bij mijn opmerkingen er niet om, de politieke visie van de VVD te bespreken. Dan zou ik inderdaad schromelijk tekort geschoten zijn door alleen maar op het belastingbiljet te wijzen. Het ging mij er wel om, in een korte zin, de gevoelens van die veranderde kiezers weer te geven. Als de heer K. meent, dat daaruit een te geringe eerbied voor de overtuiging; van

ons volk blijkt, dan moet ik dit ontkennen. Of liever: het heeft met eerbied niet veel te maken. Ik heb eerbied voor een mens. Maar ik krijg pas eerbied voor een overtuiging, als deze welgefundeerd, doordacht, doorleefd en onbaatzuchtig is. Daar moet ik nog bijvoegen, dat ik zeer veel eerbied kan hebben voor een mens met b.v. een diepgewortelde godsdienstige overtuiging, maar dat ik hem, politiek gesproken, een analfabeet moet achten. Welnu, de kiezer, die werkelijk staat voor de overtuiging, als door de heer K. beschreven, zal mij tegenover zich vinden, maar dan kan toch een politiek gesprek volgen, gedragen door gevoelens van eerbied. Ik meen, dat dit veel te weinig geschiedt. Maar het wanhopige is juist, dat er een grote massa kiezers is men vindt ze overal die het wezen van de politieke beslissing niet kennen en kiezen op grond van wat hun persoonlijk het meest treft. Dit verraadt een gebrek aan politieke scholing, aan begrip voor dieper liggende strekkingen, die de dood is voor aile politieke arbeid.

Belasten wij de VVD in het bijzonder met dit odium? Dat zou onrechtvaardig zijn. Ofschoon wij wèl moeten vaststelien, dat de klassegebondenhéid van deze partij de objectiviteit van de beoordeling zijner kiezers niet in het gunstigste daglicht stelt.

Eindelijk

samen!

Ondanks het feit dat ik de laatste maanden veel cinematografische meesterwerken heb mogen aanschouwen, miste ik een een? DE reeds lang verwachte schepping op filmgebied: wanneer, vroeg ik me gekweld af en mijn zenuwen konden de inspanning, gevolg van te lang en te vergeefs wachten, welhaast geen baas meer worden —,' wanneer zouden de grootsten in het rijk der jongste aller Muzen eens samen optreden?! Wanneer zouden de sterfelijke wezens dezer aarde het genot deelachtig wordep, in eerbied het spel dier twee eindelijk verenigde góden te bewonderen?

Moet ik u nog zeggen, naar wie mijn adoratie en kunstzinnig verlangen uitgingen: natuurlijk naar een film waarin Ingrid Bergman en Bing Crosby naast elkaar, met elkaar zouden optreden.

Hallelujah! (om met old Bing te croonen) Hollywood heeft de meest gedurfde aller beloften ingelost; de film is er! Kies en bescheiden wordt zij in de bladen aangekondigd:

„Nu eindelijk samen!”

Weinig ruimte is mij toebedeeld, en ik kan dus niet de diepste diepte van dit werk peilen. Slechts enkele impressies ... Onthoud dan, lezer, dat „De klokken van St. Mary” ons voor maar enkele dubbeltjes van advies dienen in de meest belangrijke levenskwesties. Ge weet niet, wat goedheid is? Heer Crosby, pardon Father Crosby, wijst u de weg. En vroom-

heid...? Hoe ontroerend deze kunstenaar als ballende, opvoedende, als kinderen, verlaten vrouwen en ijverige nonnen verblijdende Pater! Zie, dit is vroomheid des harten! En Mejuffrouw Bergman... Was er ooit een non, zó deemoedig, zó nonachtig, zó altruistisch als deze actrice ...? Hoor hen met elkaar over paedagogische problemen spreken in hun St. Maryschool worden veel schattige kinderkens opgevoed en luister naar de orgelklanken op de achtergrond... Een verbazing wekkende film-vondst!

En dan die klokken van St. Mary... Engelachtige liefde alles wat die klok slaat! Oh die prachtige kleuren der kleren: Ingrid in het zwart en wit der nonnendracht, Bing in het pater-zwart. Machtig maakt zich ontroering van ons meester. Wie onzer is zo gevoelloos om van het samenspel dier twee niet te genieten als van een groot fei^tijn?

Een kind krijgt zijn vader terug, een vrouw haar'man, een meisje haar diploma, een non het geloof in God en de wereld dat zij bezig was te verliezen —, en, climax der gebeurtenissen!, de school krijgt een nieuw aangrenzend perceel van de vrekkerige eigenaar cadeau: wilt ge meer goedheid en vroomheid in 90 minuten tijds?

En dan zijn er van die fijne trekjes: een schoolmeisje dat in een opstel Shakespeare plagieert, de vrek die een zojuist ingezette ruit ingooit, de boksles gevende moederoverste, een cronende hond in de kerk. (Ge begrijpt: his masters voice!)

Voor de ware kunstminnaar zal het tafereel vijf minuten vóór het hoopvolle einde tot de unieke belevenissen blijven behoren Bing zingt, geassisteerd door een compleet nonnenkoor, en in de verte bim-bammen de klokken. Nü ben ik er inderdaad van overtuigd, dat het stel Bergman—Crosby de kerk in de Nieuwe Wereld moreel en financieel bezig is te saneren.

Dank, Hollywood, voor de „Klokken van St. Mary”! Hollywood zegt tevreê; Oké. Wel ja, prent]esfabrikanten, 0.k.! Opperste kitsch!

H. WIELEK.