„kinderen van deze tijd” werd ik afgevaardigd naar Genève om een conferentie over het werklozenvraagstuk bij te wonen. Wat Genève precies was, wist ik toen nog niet. In ieder geval: hoofdkwartier van vele zaken, wereldlijk en kerkelijk. De Volkenbond glorieerde er nog en er was een torenhoog gebouw, waar veel bureau’s van christelijke aard wayen. De samenhang was nog niet duidelijk, maar in ieder geval was er een studie-afdeling, waar de maatschappelijke problemen aangevat werden. Tien dagen lang viel ik van verbazing tot verbazing. Ik was de enige vrijzinnige, maar hier was een orthodoxie, die in niets geleek op wat ik in Holland kende. De Anglicanen stelden je voor raadsels. André Philipe (latere socialistische minister van Financiën in Frankrijk) hield een pracht betoog over de oorzaken der werkloosheid, op Het Internationale Arbeids Bureau waar Jan de Roode grote dagen gekend had sprak een der medewerkers over de internationale situaties op dit gebied, en wij discussieerden over de verantwoordelijkheid der Kerk, of wij het voor -’t zeggen hadden. In ieder geval: hier was wijdheid, ruimte, poging tot wederzijds begrip, geen

GEBED VOOR DE WERELDCONFERENTIE DER KERKEN

„God, die uw Geest over uw Kerk hebt uitgestort, wek in uw kinderen, wanneer uit alle delen der wereld tezamengekomen zijn, het verlangen op, om gezamenlijk naar uw woord te luisteren en dat te gehoorzamen; geef, dat zij mogen zoeken naar de wedergeboorte en de eenheid van de Kerk door uw levenwekkende geest; en verleen hun de genade om temidden van de grote chaos van deze wereld een duidelijk getuigenis te geven van het heil, dat Gij voor alle mensen bereid hebt in Jezus Christus onze Heer en Heiland, Amen.”

strijd om eigen formuleringen door te zetten. Hier rook Ik voor ’t eerst de oecumenische sfeer, en Ik heb nimmer de lucht ervan kwijt kunnen raken.

Vier jaar later, In 1935, woonde Ik de tweede Oecumenische Theologenconferentie bij op „Woudschoten”. Het ging over staatkundige problemen. Prof. Paul Scholten, Dr Noordmans en Adolf Keiler spraken er over. De eerste trof mij door zo’n grote fijnheid van onderscheidingen, de tweede doordat Ik er niets van begreep en de derde maakte vooral Indruk, omdat hij de positie van de oecumenische beweging over de gehele wereld uiteenzette. Hier was een openhartige ontvouwing van alle zwakheden, een scherpe analyse van de weerstandskracht van de kerken tegen het opkomende natlonaal-soclallsme, een ontvouwing van de betekenis der kerkelijke verantwoordelijkheid.

Alweer: een bepaalde methode kwam hier naar voren, die totaal verschilde van wat wij In eigen kerk, In het geharrewar tussen de richtingen, gewend waren. In eigen kerk greep men naar organisatie, naar machtsformatle, naar beginselen hier, toch evenzeer „orthodox” In meerderheid, was niets klaar, alles open, was vooral een grote bewogenheid voor de politiek en sociale problemen, zonder dat direct met politieke principes en slagzinnen gewerkt werd.

De tijd ging verder. In de verte merkte Ik lets van Oxford en Edlnburg In 1937 en van de Utrechtse bijeenkomst In 1938, waar de

tegenwoordige Wereldraad-in-oprichting startte, heb ik alleen een vage krantenherinnering. Waarschijnlijk, omdat het, naar buiten, de indruk van show maakte ten onrechte, zoals mij later bleek.

In de oorlog zijn de herinneringen aan de oecumenische contacten beslissend voor mij geweest. Toen „Gemeente-opbouw” als beweging over de N.H. kerk kwam en daar wonderen verrichtte, zag ik, dat hierin een stuk oecumenische mentaliteit en methode tot doorbraak kwam. Dat was nu juist, wat mij in de oecumenische beweging zo diep getroffen had: het zekere weten van eenheid in Christus en tegelijk het eerbiedig en geduldig aftasten van de gegeven werkelijkheid en mogelijkheid voor het heden. Hier werd een werkwijze toegepast, die totaal verschilde van wat ik steeds door de orthodoxen had zien doen. Deze onderwierp je aan een kruisverhoor en veroordeelde je, zonder met je mee te denken en de vrijzinnigheid deed vaak, tegen haar eigen wezen in, louter als reactie hetzelfde. Hier was bovendien een relatief-stelling van allerlei sociale overtuigingen, een openheid voor nieuwe mogelijkheden, die onorthodox was.

Bovendien ervoer ik, door mijn lidmaatschap van „Kerk en Samenleving”, bij het voorbereiden van een rapport over het woord der kerk voor toekomstig Nederland, wel op bijzondere wijze de oecumenische verbondenheid. Midden in oorlogstijd kwamen daar rapporten binnen uit Genève over dezelfde problemen, zoals ze in neutrale en oorlogvoerende landen behandeld werden. De realiteit van de Oecumene, het samen-denken als kerken, was daar vlak bij ons.

En nu zal Zondag 22 Aug. de Assembly geopend worden. Velen zullen, als Ik, aan de rand reeds een en ander hebben ervaren. Zij zullen tegelijk hoopvol en bescheiden In hun verwachtingen zijn. Hoopvol, omdat hier een beweging van doorbraak gaande Is. Doorbraak In alle opzichten: geestelijk naar nieuw beleven van de reële presentie van Christus, dwars door historische obstakels heen, politiek naar een nieuwe profetische kracht In het staatsleven, waarbij de Nederlandse figuur der „christelijke” politiek alleen maar een der weinig aanvaarde mogelijkheden Is, sociaal naar een nieuwe dlaconla, een dienst, omdat zij oproept tot het aandachtlg letten op de verschuivingen en op de nood van bedreigde massa’s. Al zal het woord „socialisme” daarbij niet vallen, wij weten dat juist op dit punt de voornaamste leiders van de Oecumene van het socialisme zoveel geleerd hebben, dat zij niet zullen schromen een waarachtige christelijke dienstbaarheid In verbinding te brengen met een nieuwe orde In het sociale leven.

Maar zij zullen ook bescheiden In hun verwachtingen zijn. In de kerk leren wij niet met jaren, maar met decenniën te rekenen. Bovendien weten wij, dat de wereld van 1948 niet meer die van 1900 Is. Er zijn twee wereldoorlogen over heen gespoeld en zij hebben grauw slib In de harten van mlllloenen achtergelaten. Zij hebben ons allen aangetast. Zij hebben de kerken practlsch tot kleine kernen gemaakt In de levens der volkeren en wat er nog aan ulterlljke glorie en macht Is, Is vaak glans van een verleden, fraai maar voos. Door Amsterdam ’4B verandert er op het eerste gezicht niets. Er verandert op den duur lets, als de kerken, neen, als haar leden begrepen hebben, wat daar geschiedt.

Amsterdam ’4B zal, menselijkerwijs gesproken, een nieuw begin zijn voor de kerken over de ganse wereld. Wij kunnen slechts bidden, dat God dit begin gebruiken wil.

L. H. RUITENBERG.

Meer stevigheid in Frankrijk?

Onder het motto „Versterking van de gelederen” en ter concentratie van alle krachten, die zowel het communisme als het „gaulllsme” afwijzen heeft de minister van Justitie uit het voorafgaande kablnet-Schuman een kabinet bijeengebracht, dat wat onvriendelijk maar niet zonder grond „het ministerie van de laatste kans” Is gedoopt.

Het Is Immers niet voldoende, dat de communistische Invloed In West-Europa regelmatig terugloopt en dat de Gaullisten, na hun stormloop op de gemeenteraden, door een gebrek aan duidelijkheid In hun program en In hun beginselen ook reeds over hun hoogtepunt geraakt schijnen. Er Is In Frankrijk meer nodig: arbeldsrust, terwllle daarvan naast een werkelijk gezag ook een herstel van evenwicht tussen lonen en prijzen en daartoe weer ulterlljk bij het einde van het Marshall-plan een evenwichtige betalingsbalans, benevens zo spoedig mogelijk reeds een sluitend budget en mede daartoe weer een efficiënter staatsapparaat en leger.

Het kablnet-Schuman Is dan ook niet gevallen over de onenigheden tussen M.R.P. en socialisten over de bijzondere school, noch om het verzet der socialistische linkervleugel tegen de militaire begroting, al was dit Internationaal gezien het ongelukkigste motief en het ongelukkigste moment voor een actie tegen een kabinet, dat gecoördineerd met Washington en Londen Inzake de Berlijnse kwestie juist een krachtige houding moest aannemen. Het Is In wezen gevallen om een algemeen gevoel van onbehagelijkheid, dat ruzies op zulk een laag peil mogelijk maakte, om de steeds groeiende overtuiging bij het parlement en vele ministers zelf, dat „het zo niet langer ging”.

Dat Is des te merkwaardiger, omdat de prestaties van het kablnet-Schuman lang niet te onderschatten waren, het heeft de toeslagen op eerste levensbehoeften een zware last op het budget! opgeheven, zonder dat ernstige loonsverhogingen nodig blijken; hij Is de gebruikelijke communistische chantage-methoden werkelijk volkomen koelbloedig tegemoet getreden en heeft daarmee het succes gehad, dat het getal en de om vang der stakingen sedert het begin van dit jaar niet noemenswaard Is geweest. Ook de spanning naar de kant van de Gaulle zijn af genomen, omdat juist In de strijd tegen de communisten aan zijn beweging de wind uit de zeilen genomen Is. En toch „ging het niet langer”, de methode-Schuman werkte niet snel genoeg, vertrouwde te zeer op het „vrije spel van krachten” waardoor een algemeen economisch en moreel herstel bij een vrije economie en een sluitend budget „vanzelf” wel tot stand zou komen. Daarvoor zijn de oorzaken van de Franse moeilijkheden echter te vele en zijn zij te zeer met elkaar verweven. Om werkelijk tot een resultaat te komen moet de regering van Frankrijk niet alleen maar succesvol een „hordenloop” kunnen volbrengen, maar Is er een totale conceptie een plan van een Generale Staf nodig, die bij geen van de leidende figuren uit de „Vierde Republiek” meer te vinden scheen. Daarom Is op een aantal mannen uit de „Derde Republiek” een beroep gedaan om Frankrijk voor een tota-