Verkenning in de aether

Nu ik sinds een paar maanden een radio heb, weet ik al aardig wat er in de aether te koop is. Ik heb heel veel uren doorgebracht, zwervende tussen Hilversum I en Hilversum 11, te midden van „Nieuws”, „Katholiek nieuws”, „Vrolijke ochtendklanken”, „Lunchmuziek” en praatjes over dit en voor dat.

Er is veel aardigs bij en veel dat erg te waarderen is. Pater De Greeve vind ik, ondanks zijn breedsprakigheid, toch wel een aardige kerel. Hoewel hij nog niet kan halen bij de pittige praatjes van „onze” Voskuil. Maar op het ogenblik dat er in het Gooi niets anders dan sportpraat te koop is, verveelt het binnenlandse verblijf mij wel eens. En al wandelend van I naar II via Brussel, Parijs en Moscou, maak ik wel eens een uitstapje. Eerst ben je erg verwonderd, dat dat zo maar kan. Dat een minimale spierbeweging voldoende is om een nieuw gebied met eigen taal en atmosfeer te ontsluiten. Maar daar wen je aan. In den beginne sloeg ik Hamburg over. Want als goed-Nederlander negéér je dat station. Het Duits wekt altijd nog te overwinnen weerstanden, en om ze op te ruimen moet je al weer bij de onaangenaam klinkende naam van Freud te biecht. Maar nu ik dit eerlijk gezegd heb, durf ik het wel te bekennen: ik luister zo nu en dan wel eens naar Hamburg. Het is ten slotte niet verboden. Ja, nu professor Van der Leeuw in de Groene heeft verklaard dat de Duitsers hun cultuur na de oorlog reeds veel eerder en veel beter op de benen hadden dan wij, nu durf ik het wel ronduit te zeggen: ik luister graag naar de N.W. Duitse omroep. Dat komt zeker omdat ik degelijk opgevoed ben. De programma’s hebben daar minder opgewektheidjes dan bij ons. Ze doen daar niet aan die lieve dingen zoals felicitaties-wegens-vijf-entwlntigjarig – huwelijk – aan – de – lopendeband. Men vindt er niet die vrolijke ochtendklanken. Dat zal z’n diepere oorzaak wel hebben. Maar wat mij vooral trekt, is het feit dat er lijn in de uitzendingen zit. Je voelt dat er daar bekwame

mensen aan het roer zitten, die niet allerlei concessies hoeven te doen aan de smaak van de leden van hun omroepvereniging. Men is daar royaal. Men geeft schooluitzendingen van een uur en meer. En de programma’s? Wat dunkt u van een serie over de bouw van de sonate voor het 7e en 8e schooljaar, of van een aantal door de jongens zelf samengestelde en gespeelde hoorspelletjes, die later worden becritiseerd door de man die de omroep verzorgt, of van een uitstekend voorgedragen verhaal over het aanleggen van verzamelingen dat ik, hoewel ik het land heb aan verzamelingen, met aandacht heb gevolgd?

De conclusie van prof. v. d. Leeuw, dat onze materiële armoede tenslotte stimulerend werkt voor de cultuur, omdat het ons noodzaakt tot concentratie op de essentiële dingen, gaat blijkbaar dubbel op voor onze buren. Men moet een lang volgehouden en hartstochtelijk gevoerde discussie over de binnenlandse toestanden hebben gevolgd om zoiets te beseffen.

Nee, sinds ik mijn radio heb, weet ik dat er over onze Oostelijke grens cultureel gesproken alles behalve een luchtledig heerst, zoals wij maar al te graag geneigd zijn te geloven. En ik word weer herinnerd aan het feit dat werkelijke beschaving, zij moge dan nationaal gekleurd zijn, internationaal is.

Een beetje meer universaliteit en degelijkheid en wat minder oubolligheid en praatjes voor de vaak, zou ons goed doen. Want wat moet men denken van een uitzending, ik meen van de KRO, waarbij een aantal bekende, halfbekende en totaal onbekende musici tot één uitzending samengebundeld de aether werden ingeslingerd, vanwege het belangrijke feit dat zij in dezelfde maand waren geboren? Zit de diepere betekenis misschien in de gelijkgestemdheid van hun horoscoop, of is het een poging om de luisteraars de ware betekenis van Picasso bij te brengen? Als dat laatste het geval is dan is men er wat mij betreft in geslaagd.

D. JORRITSMA.

KORTE AANKONDIGING

Het mocht u misschien ontgaan, daarom wijzen wij u er even op:

Ie Alb. Camus. De Pest, vertaald door Willy Corsari. Uitgave De Bezige Bij, A’dam 1948. 333 blz. ƒ 6.50.

Wij hebben destijds uitvoerig over deze roman geschreven. (T en T. 4-10-’47) Men kan hem nu in een uitstekende vertaling lezen. Wie een mooie, ernstige roman zoekt van een der grote schrijvers van het na-oorlogse Frankrijk, vindt hier iets van zijn gading. Wie eens wil kennismaken met de atmosfeer van het existentialisme en vooral wie zich wU bezinnen op het debat Christendom—Humanisme, hem siij dit boek aanbevolen.

2e Oriëntatie. Maandblad, Mei ’4B. Uitgeverij Opbouw Batavia, jaarabonn. ƒ 18.—.

Een levend tijdschrift, vrucht der samenwerking van Nederlanders en Indonesiërs; hoewel het hoofdzakelijk artistiek geïnteresseerd is, bevat het ook algemeen-culturele opstellen; deze aflevering b.v. wordt geopend door een magistraal artikel van R. F. Beerling over Nietzsche. Aanbevolen!

3e J. B. Th. Spaans. Vluchtheuvel in gevaren. Uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag 1948. 80 blz. ƒ2.50. De geschiedenis van Zetten wordt hier verteld op een prettige anecdotische wijze: de eigen aard van ds Heldring en van wie hem opvolgden, wordt beschreven en zo krijgt de lezer een goede kijk vooral op de geest, die dit prachtig diaconaal werk van barmhartigheid bezield heeft tot op vandaag. Een deel van de opbrengst van dit boelije komt ten goede aan de Heldring-gestichten.

Daarom dubbel aanbevolen!

4e E. Heimans en Jac. P. Thijsse. Hei en dennen. Uitgave Ploegsma, A’dam 1948, se, geheel herziene en uitgebreide druk. 195 blz. ƒ4.90. Talloze nu volwassen Nederlanders hebben him inzichtrijke liefde voor de natuur destijds geput uit de bekende boekjes van Heimans en Thijsse. Ze zijn of worden herzien en aangevuld en opnieuw geïllustreerd uitgegeven bij uitgeverij Ploegsma. Nu kan de jeugd van vandaag er weer van profiteren. Zeldzaam levend geschreven vormen deze boeken een ideale gids in ons Nederlands landschap. Een pracht geschenk voor uw neefje of nichtje, dat de school verlaten heeft. 5e G. Flipse. Bijbelfragmenten uit het Oude en Nieuwe Testament. Bezorgd door T. van Buul. Uitgave Wolters, Groningen. 9e druk 1948, 114 blz. ƒ3.-.

De fragmenten uit het Oude Testament, afzonderlijk uitgegeven, werden reeds door ons aanbevolen (T. en T. 24-l-’48): leerzame illustraties, goede toelichtingen, wel-gekozen fragmenten maken dit boekje tot een uitstekend hulpmiddel bij het bijbels onderwijs, maar evenzeer bij zelfstudie. 6e Dr P. van Schilfgaarde. Antieke beschaving. Uitgave Leopold, Den Haag, 179 blz. 2e druk. 1948 ƒ 3.90. Men kan geen aanspraak maken op de naam beschaafd Europeaan, als men niets weet van de klassieke Oudheid. Dit boekje, goed geschreven en rijk van inhoud, leidt u in deze wereld in. Voor beginnelingen wellicht te moeilijk, kan het in elk geval op uitstekende wijze uw kennis van de klassieke wereld opfrissen en aanvullen.

RED.SEGR.

i>e i><r dl Ot*.

Algemene Mededelingen.

Aan de Besturen van de Gewesten van de PGWG is ini de afgelopen week een Rondzendbrief, betreffende hun activiteit, verzonden. Mogen wij de Bestmu-ders en de Voorlopige Bestuurders van de Gewesten verzoeken van de inhoud van deze Rondzendbrief nota te nemen en de koppen bij elkander te steken? Het is nodig, dat wij precies weten, welke Gewesten werken en wanneer zij vergaderen.

Gewest Overijsel.

Het Gewest Overijsel vergadert Zaterdag 21 Augustus 1948 te Zwolle in hotel Gijtenbeek (t.o. het Station), aanvangende 14.30 uur. Gezien het bovenstaande bericht en het belang van deze vergadering moeten alle afdelingen van Overijsel daar aanwezig zijn.

„Doorbraak” II

Het tweede nummer van „Doorbraak” zal in de komende week of in het begin van de volgende week verschenen zijn. Afdelingen, die Mededelingen, berichten voor „Doorbraak” hebben, moeten zorgen, dat deze Zaterdag 21 Augustus in ons bezit zijn.

De Secretaris van de P.C.W.G

Baarnseweg 36, te Den Dolder.

KORTE HEMMEN-NIEUWS

Vacantieweek voor jongeren. 19—24 JulL Kortehemmen.

Kijk, als een Dominé je vraagt of je hem je indrükken over deze kampweek voor jongeren, op een briefje wilt toesturen, dan zeg je natuurlijk spontaan „Ja”. Nu niet direct omdat de Dominé het vraagt, maar omdat je je weer zo fit voelt, omdat je deze week zo intens hebt beleefd. Je voelt je weer opgewekt, je hebt weer moed gekregen door de gesprekken met andere jongeren, door de gemeenschap die wij hier samen beleefden.

Wij hebben geluisterd naar Ds v. Biemen, Hr Hille, Dr Mey, Ds v. Drimmelen en Aafje Top. „Wat verwacht de Maatschappij van ons en wat veiTvachten wij van de Maatschappij”.

Wij hebben samen gepraat tot diep in de nacht, gepraat over de Wereld waarin wij nu, en over de Maatschappij waarin wij straks hebben te leven, over plezier in je werk, Indonesië, de Kerk in beweging, en oorlog. Ook hebben wij gesproken over ons persoonlijke leven, van hart tot hart, in volkomen vertrouwen, het allerdiepste en allermooiste waarmede je toch dikwijls zo hopeloos in de knoei zit en waarmede je dikwijls geen raad weet.

Wij hebben naar elkaar geluisteid. en ons eigen probleem weer aan anderen toevertrouwd. Wij vormden hier een gemeenschap. Wij hebben hier geleefd, intens geleefd, in sport en spel, in ernst en jolijt.

Een gemeenschap in alles: De maaltijden, waarbij enkelen, als het op een gehaktbal aankwam, toch ware parasieten bleken te zijn; de afwas, waarbij door een van de onzen (een man natuurlijk) ter opluistering diverse aria’s werden geuit (zingen was het geloof ik); onze nachtgewaden ondergingen een gemeensohapsbesef, we vonden ze plotseling allemaal aan elkaar geknoopt over de diverse deurknoppen hangen. Zelfs de boterhammenjacht In het holst van de nacht werd gemeenschappelijk uitgevoerd („Poeiiliii”, zei toen de Dominé, „als de drommel naar je bed”) met het nadelige gevolg van een knorrende maag.

Hoe ik nu mijn diepste indrukken duidelijk moet maken weet ik niet. Gemeenschap, verbondenheid moet je zelf beleven.

De stilte in het kleine kerkje, tijdens onze ochtenden avondwijdingen.

In deze stilte 'besef je eerst hoe moeihjk het is, in de stilte STIL te zijn; al je dagelijkse problemen en gedachten uit te schakelen.

De wandelingen ’s avonds laat. Dit aUes kun je enkel beleven.

Vrijdagavond was er het grote vuur, we stonden er allen ortüieen, niemand zei iets, je hoorde enkel de stilte en het knetteren der takken. Een levend vuur.

We zongen een lied, hand in hand; en plotseling was er die vurige wens: „Dit willen we nooit meer loslaten”.

De wereld gaat niet kapot, als wij, de jeugd, het vuur van deze gemeenschap maar brandende houden.

ANNIE W.