f Aan “ \ <Jen Heer behoort de aarde) en haar J I volheid.

w nn ¥ g

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD'voor' EVANGELIE EN SOCIALISME

TEVENS ORGAAN'VAN DE PROTESTANTS CHRISTELIJKE WERKGEMEENSCHAP

No 47 Verschijnt 50 maal per jaar 46ste jaargang van de Blijde Wereld *

Redactie Prof. dr W. Banning Ds J. J. Buskes Jr Ds L. H. Ruitenberg Mr G. E. V. Walsum Secr. der redactie: J. G. Bomhoff, Roerstraat 48 111 Tel. 24386

4b. bij vooTUitbet. p.j. halfj. f 4.25, kwart. f2M pl f 0.15 ino. Losse nrs f 0.15. Postar 21876. Gem.giro V 4500, Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, A^dam-C.

Q; xèàeä

Indien er één gelegenheid is waarbij wij ons moeten hoeden voor bedwelming door het woord, dan bij jubiiea, de gelegenheden voor eerlijk gemeende onwaarachtigheid. Het sterkst is dat het geval bij jubilea van officiële personen, onder wie uiteraard het Staatshoofd de hoogste plaats inneemt. Wie hoge prijs stelt op eerlijkheid en soberheid, vindt in officiële jubilea stof te over tot cynische critiek en als hij die vermijden wil om der wille van goede verhoudingen, is de beste houding wellicht die van een wijs zwijger.

Terwijl ik van die dingen diep overtuigd ben, constateer ik bij mij zelf, dat bij het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina toch andere dingen meespreken, die op grond van dezelfde behoefte aan eerlijkheid en soberheid moeten worden erkend. Onze Koningin heeft op grond van haar persoonlijke kwaliteiten, zoals zij die vooral in de jaren van de bezetting openbaarde, eerbied en bewondering gewekt, ook bij die groepen in ons volk, die van orangisme en koningschap als dogma niets moeten hebben. Ik weet niet of het waar is, het doet er ook niet toe, want voor het besef van ons volk is het waar maar er is mij door mensen, die gedurende de oorlog in Engeland waren, verteld dat Churchill, onze Koningin in Londen in de geallieerde oorlogsraad ontmoetend, gezegd zou hebben: deze Vrouw geeft nooit toe. Zó staat het beeld van H.M. in de harten: als een dappere, on verzettelijke, die liever zou ondergaan dan vrede sluiten met nazi-Duitsland. Door deze houding heeft zij de dapperen hier aangevuurd, de wankelen gesteund, de moedelozen kracht ingeblazen. Ik meen: dit is een feit, waarvoor wij ronduit dankbaar mogen zijn.

Het merkwaardige is, dat de eerbied en bewondering tegenover koningin Wilhelmina zo sterk gegroeid zijn in radicaal gezinde kringen. Als ik aan de socialistische beweging denk, spreken uiteraard sociaal-

psychologische factoren mee; een beweging, die een der hunnen belast ziet met het ambt van minister-president, staat anders tegenover de draagster van de Kroon, dan de beweging wier voorman wegens Majesteitsschennis achter slot en grendel werd gezet. Maar ook hier hebben de persoonlijke kwaliteiten van de Koningin een grote rol gespeeld. Gedurende de vijftig jaren van haar ambtsvervuliing heeft zij van binnen uit de democratie in ons volk gesteund. Dat zij na de bevrijding aan Schermerhorn en Drees de vorming van een regering opdroeg, heeft met name het vooruitstrevende deel van ons volk verstaan als uiting van een wil tot vernieuwing, die hier kon blijken duidelijker dan bij een troonrede, die nu eenmaal niet haar eigen werk is. Dat zij in haar naaste omgeving radicaal heeft versoberd en gedemocratiseerd, heeft de liefde van ons volk versterkt. Wij wisten: deze Vrouw, die reeds zuiver menselijk gezien, maar niet minder ambtelijk haar aandeel heeft gehad in het leed, óók van de oorlogsjaren, heeft verstaan dat de tijden kenteren, en Zij is daarin niet ontrouw geworden, maar vóórgegaan. Wij moeten dit alweer: reeds zuiver menselijk hoog aanslaan; hoevele duizenden, óók der geestelijke en politieke leiders, hebben het niet begrepen; maar des te hoger mogen wij dit waarderen in een Koningin, die omringd door miiitairen en conservatieven, althans traditionelen, zo gemakkelijk aan het oude vasthoudt.

Karakteristiek voor wat zich in deze vijftig jaren heeft gekeerd in ons volk, is het gedicht, waarmee Henriëtte Roland Holst het grote gedenkboek „Vijftig jaren” opent en waarmee zij, oude wijze vrouw van bijna tachtig, die nimmer aan haar vurige liefde tot het socialisme ontrouw werd, spreekt tot de Koningin die de zeventig nadert. Dit was vroeger, in „de oude beweging” zowel als in de oude politieke verhoudingen volstrekt ondenkbaar nu is het een feit.

waarover wij ons diep verheugen. Verheugen om ons volk bovenal. Want de objectieve oorzaken, die deze veranderingen hebben teweeggebracht, zijn reden tot verheuging: de door het socialisme geleide massa, eenmaal rechtloos en veracht, met laaiende wrok vervuld tegen è.lles van de andere zijde der klassentegenstelling, heeft deelgenomen aan de Nederlandse cultuurgoederen, draagt mede verantwoordelijkheid voor heden en toekomst van héél het volk. Maar daarbij moeten en mogen wij nu, bij het regeringsjubileum der Koningin, zeggen: dat tienriëtte Roland Holst zó kan schrijven, ligt óók aan de persoon van deze Vorstin.

Nu moet er naar mijn mening nog iets meer worden gezegd, meer dan: Majesteit, gij hebt uw weg met eer gelopen, wij danken u... Ik meen, dat het allerminst romantiek is, iriaar levende werkelijkheid, wanneer wij terugziende naar de eerste der Oranjes, naar Willem de Zwijger, zeggen: Koningin Wilhelmina heeft een grote traditie op nobele wijze voortgezet: „het beste der Oranjes herleefde in u”, zegt mevrouw Holst. Dat beste ligt besloten in ons volkslied, waaruit ik nu, als lichtende kern, de bekende regel naar voren haal: „God obediëren in der gerechtigheid”. Wij vergissen ons niet, wanneer wij zeggen: daarin lag ook voor koningin Wilhelmina de kracht van haar verzet tegen de nazityrannie, van haar wil tot vernieuwing van ons volksleven. Maar daarin ligt tevens: een program voor de komende jaren en eeuwen. Ons volk gaat feestvieren fiat; het is door en door begrijpelijk, dat het daarbij grote moeite zal hebben, om de soberheid te betrachten, zelfs nu die door de Koningin zelve is gevraagd. Maar de tragische situatie waarin de hele wereld verkeert, en de uiterst moeilijke toestand van ons volk mogen ons helpen om te verstaan: de enig waarde volle wijze om aan deze Koningin dank te betuigen is ernst te maken met dat „God obediëren in der gerechtigheid”, ernst te maken met die radicale vernieuwing waarop Zij heeft gehoopt. Men versta mij wel: ik denk er niet aan, om de aftredende Koningin op te eisen voor een deel van ons volk. Maar wie ten diepste ernst wil maken met dankbaarheid en hulde, moet zien, dit leven en werken stond in het teken van een grote, vlammende gedachte. De persoon scheiden van de gedachte is niet alleen Haar onrecht doen, maar ook een vorm van afgoderij, die ik nog meer verfoei dan het nationalisme. Als wij onze gevoelens van aanhankeUjkheid gaarne op de nieuwe Koningin overdragen, dan is het met de bede, dat ook Juliana’s leven moge staan in het licht van dezelfde grote, dragende en bevrijdende gedachte. W. B.

O Men zie pag. 2 van dit blad,