van het kerkbesef, gevolg van een geringere betekenis die aan het individualisme wordt toegekend ook in vrijzinnige kringen duidelijk merkbaar. En thans de Hervormde Kerk.

Heeft zij de hoop, die zij bij duizenden gewekt heeft, waar gemaakt of beschaamd? Soms schijnt het laatste. Wij zien in haar brede massa nog zo weinig van die brandende begeerte, om gemeente te zijn. Wij horen van weerstanden. Wij hebben de kwestie-Sneek beleefd. Wij merken meer van de richtingsorganisaties dan drie jaar geleden. De offervaardigheid is minder dan het allernoodzakelijkste vereist en de uitspraken van de Synode hebben niet meer die stalen klank van tijdens en vlak na de oorlog.

Dat is allemaal waar, en het stemt ons droef.

Maar er staan andere dingen tegenover. In de eerste plaats: het werk ging door. Moeizaam, zeker, maar wat wil men anders? Het is niet minder dan een geestelijke revolutie, die de nieuwe visie vraagt. Wie de Hervormde Kerk beter ként, zal al die plekken aan weten te wijzen, waar men niet meer terug wil naar de oude verhoudingen, omdat men niet meer terug kan. Ik denk aan Sneek. Vroeger was ’t een nauwelijks opvallend kra,n tenberichtje waard, als ergens een gemeente omging. Nu komt een heel kerkeiyk apparaat er bij te pas om het onheil te keren. En het gesprek gaat, zij het zeer moeizaam, door. Dan hier, dan daar. „Kerk en Wereld” is zijn Wika’s aan ’t afleveren, en zij dragen de gedachte aan een nieuwe verantwoordelijkheid der Kerk de gemeenten in. De kerkorde werd in de Synode behandeld, en deze behandeling was op zichzelf een voorbeeld van een nieuwe stijl van spreken. De richtingsorganisaties bleven er, zeker, maar zij groeien'naar andere verhoudingen toe. De Vrijzinnig Hervormden mogen hierbij met ere genoemd worden. Hoe smartelijk ook de fanatieke oppositie van de „Zwinglibond” moge zijn, de verantwoordelijke mannen, der V.H.-beweging doen alles, om op het vlak van het open en bij-

belse gesprek over de fundamenteelste dingen te blijven. Haar laatste congres was daar een getuigenis van.

De Synode biijft leiding geven. Zij heeft zich in een te lange en te ingewikkelde boodschap over het communisme uitgelaten. Het stuk draagt sterk het karakter van een compromis. Maar een poging om niet meer van de gladde „principieel”-christelijke veronderstellingen van vroeger uit te gaan, is onmiskenbaar. De Synode heeft ook een brief over de

Indonesische kwestie aan de Ministerraad geschreven, later overgenomen door de Kerken, die bij de Oecumenische Raad zijn aange-sloten en namens die Raad aan minister Drees aangeboden. Daarin stond met zoveel woorden: niet vechten! Dat was een

onpolitiek woord. Het zag de zaak van de Kerk uit en was niet zo vermetel, politieke argumentatie er in te betrekken. Maar het geschiedde dan toch maar, dat de Kerken een duidelije stelling verdedigden.

In hoeverre het woord dezer kerken bij de jongste regeringsbeslissing heeft meegesproken, is niet bekend. Het resultaat is ten minste negatief. Maar het is mijn stellige overtuiging, dat door deze brief, ondanks zijn beperktheid, de kerken iets zéér belangrijks hebben gedaan. Zij hebben getoond zich niet te willen neerleggen bij de traditionele politieke argumentatie. Zij hebben de moed gehad „eenzijdig” te zijn. Zij hebben als geweten der natie gefungeerd.

En wij zullen eenmaal zéér dankbaar zijn, dat er ten minste nimmer gezegd kan worden, dat deze kerken niet onze schuld hebben gesignaleerd. Het is te hopen, dat in de komende weken de kerken, zich beroepend op deze brief, wars zullen zijn van alle verleidelijke sentimentaliteit, maar dat van de kansels gehoord zal worden, dat wat in Indonesië thans gebeurt, uitvloeisel is van de houding van het Nederlandse volk, dat eeuwenlang niet gezien heeft wat de christelijke taak der volkeren is en dat, toen het de kans kreeg, niet de grootheid van ziel had om waarlijk op een geheel nieuw plan te beginnen en dan zo, dat de Indonesische volken inderdaad geen reden hadden, wantrouwig te zijn.

Dat deze brief uitging is mede een gevolg van de contacten, op de Assembly gelegd. Deze Assembly is voor Nederland van onnoemelijke betekenis geweest. Zij stelde onze eigen problemen in een wijder kader, zij dwong ons oecumenisch te denken, zij stimuleerde de Nederlandse Kerken te vragen, wat nu waarlijk hun eigen bijdragen aan het geheel der wereldkerk moet zijn.

Het probleem is thans: hoe zullen de lijnen, die in Amsterdam zichtbaar werden, ook naar de gemeenten worden Hoe zal de gemeente onmisbare levenskern van de Kerk méé gaan denken, arbeiden, bidden?

Dat zijn de dingen, die door ons heen gaan, nu, bij het einde van 1948. Zij houden tevens vele opdrachten in voor het komende jaar.

Wij leven daaglijks bij Uw liefdewoord. ’t Is hier behaaglijk, regen striemt de ruiten. Zal ik de zwerver, wachtend aan de poort. Om Christuswil mijn huis en hart ontsluiten? Het is zo moeilijk Heer om goed te zijn. Gij zijt zo groot en wij zo klein, zo klein. Jaap V. Yperen.

Beeldjes van een Kerststalletje, ontworpen en uitgevoerd in gebakken klei door G. Min; ware grootte max. 18 cm. Maria, Jozef, Engel, Kindje. Foto M. Kleerekoper