Duits geestelijk isolement en Nederlands-Duitse toenadering

Ten aanzien van de in progressieve kringen nagestreefde Duits-Nederlandse toenadering dreigt het gevaar der zelfde onwaarachtigheid, die in het verleden reeds zoveel onheil teweegbracht.

De bewering, dat men herstel der betrekkingen wenst, met erkenning en vermijding der fouten van het verleden, brengt ons geen stap verder, wanneer niet tevens ook onder het oog wordt gezien, waarin wel die fouten hebben bestaan. Anders gezegd, die fouten en tekortkomingen dienen eens te worden aangewezen en met name te worden genoemd.

Want het woord van Ferdinand Lassalle, dat het in zake socialisme plicht is „uit te spreken wat is” heeft, al werd het ook nog zozeer veronachtzaamd, nog steeds z’n geldigheid.

En ook de waarheid van dat andere woord, dat een in politiek opzicht eenmaal verzuimde gelegenheid veelal in tientallen van jaren niet wederkeert, hebben wij sinds 1918 op een zo tragische wijze ervaren als Lassalle zelf niet zal hebben bevroed.

Wanneer we nu nagaan wat dan eigenlijk wel de fouten waren, die aan sociaal-democratische zijde ten opzichte van de strijd om het socialisme in Duitsland begaan zijn, dan blijkt al spoedig, dat ook de Nederlandse sociaal-democratische partij – instanties niet vrijuit gaan; want de kennis onder de socialistische arbeiders hier te lande omtrent de gedragingen der Duitse sociaal-democratische partij-instanties tijdens de eerste wereldoorlog en gedurende de eerste drie ó, vier jaren daarna, was en is nog steeds ontstellend gering. En voor zover daarin in de laatste tien jaren vóór de tweede wereldoorlog enige verandering is gekomen, is die vermeerderde kennis niet te danken aan voorlichting door of namens de SDAP, maar aan het zelfstandige werk van socialisten buiten die partij om, aan lectuur der voor het nazidom gevluchte emigranten en aan het werk der aanhangers van Moskou.

Zo hebben we dus te maken met een schuldige zwijgzaamheid ten onzent, waardoor het de meeste arbeiders hier onbekend bleef, bijv. dat de SPD in de Duitse Rijksdag tijdens de eerste wereldoorlog bij voortduring de oorlogsbegroting goedkeurde, er vóór bleef stemmen óók toen geen enkele vijand meer op Duitse bodem stond en zij de goedkeuring der oorlogsbegroting herhaalde, ook nadat in Rusland reeds de rode vlag gehesen was.

Een deel der 110 leden tellende soc.-dem. Rijksdagfractie had zich in protest reeds spoedig afgezonderd, zij stemde tegen en vormde de USPD. Dat het daarbij niet ging om marxisme tegen reformisme, maar om eenvoudig socialistisch fatsoen, blijkt o.a. al daaruit, datEduardßernstein, de „vader” van het revisionisme, een der eerste Rijksdagleden was, die zich van de SPD afzonderden en te zamen met Haase, Ledebour en tal van anderen tot oprichting der USPD overging.

Evenzo kregen de socialistische arbeiders hier te lande geen kennis van de actie van het partijbestuur der SPD in 1916 tot onteigening van aan de plaatselijke afdelingen toebehorende socialistische dagbladpers, overal daar, waar de redacties dier bladen

trouw bleven aan het strijdend socialisme van August Bebel. Zo’n actie eindigde dan met inbeslagneming en verwijdering der onwillige redacteuren met behulp der plaatselijke politie, waarna hun plaatsen door „sozial patriotische” redacties werden ingenomen.

Die samenwerking van politie met SPDinstanties vond plaats te zelf der tijd, dat socialisten als Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Otto Rühle en tal van anderen, in Duitse gevangenissen zaten, en de stad in West-Duitsland, waar op 12 September jl. een congres begon, waar de voorzitter van de Hollandse Partij van de Arbeid als gast aanwezig geweest is, was destijds mede het toneel van genoemde samenwerking tegen het socialisme.

Over deze dingen, alsook over de Kriegspolitik der zgn. Freie Gewerkschaften, werd binnen de Nederlandse sociaal-democratie niet gesproken; de socialistische groeperingen buiten de SDAP hadden blijkbaar ook later niet voldoende invloed, of geen besef, dat de tot dusver socialistische Duitse arbeidersorganisaties in feite bezig waren zich buiten de socialistische internationale gemeenschap te plaatsen.

En zo kon het gebeuren, dat het maar aan weinigen bekend werd, dat de Duitse moderne vakbeweging, o.a. het hoofdbestuur van het „Deutsche Metallarbeiterverband”, ondanks de protesten uit verschillende afdelingen, het voor de klassestrijd bestemde bondsgeld als oorlogslening aan de keizerlijke regering ter beschikking stelde.

Velen weten ook nu nog niet van het omzeepbrengen der revolutie in de jaren 1919- 1921 onder het regiem der sociaal-democraten Fr. Ebert, als Rijkspresident; Ph. Scheidemann, kanselier; Gustav Noske als rijksweerminister en verschillende andere sociaal-democratische ministers. Men is zich hier niet bewust geworden, dat het uitmoorden der arbeiders- en soldatenraden, de bloedige onderdrukking van elke revolutionnaire activiteit te Berlijn en in Hamburg, in Münohen, in het Ruhrgebied en in het Midden-Duitsland, door grüne Polizei en Rijksweer, waar nodig in samenwerking met goedbewapende doodslagbrigades van het contra-revolutionnaire grootgrondbezit en jonkerdom,plaatsvond onder verantwoordelijkheid en op bevel van ministers, leden der SPD.

Vóór de eerste wereldoorlog herdachten wij jaarlijks de Parijse Commune, hier, zowel als in Duitsland. En de ouderen onder ons zullen zich de afschuw herinneren, die ons vervulde jegen Califet, de slachter dier commune. Het aantal gevallenen en op last van Califet gefusilleerde communards blijft echter vele malen ten achter bij de vele duizenden, die in de strijd voor de Duitse revolutie gevallen, doodgeranseld of „auf der Flucht” neergeschoten zijn geworden. Califet echter was geen lid van ’n socialistische organisatie en z’n chef Thiers was dat evenmin.

Maar het uitroeien van de revolutionnaire élite in Duitsland heeft zich gewroken en wreekt zich dagelijks nog, want wat zich sindsdien voltrok, is welbezien de proefondervindelijke bevestiging van de juistheid der oude socialistische opvatting, dat

op den duur geen tulsenweg mogelijk is tussen socialisme enerzijds of ondergang in barbarij.

Het zal wel zo zijn dat, ook wanneer de soc. democratie sinds 1914 internationaal haar plicht zou hebben gedaan, de geschiedenis verder niet enkel maar gesmeerd en op rolletjes zou zijn verlopen. Dat echter na herstel der oude machtsverhoudingen in Duitsland onder soc. dem. verantwoordelijkheid een zee van ellende over ons komen moest, kon geen verwondering wekken bij hen die iets van de hoge taak en historische roeping van het socialisme hadden begrepen.

En nu wordt er toenadering gezocht om, met erkenning en vermijding der fouten in het verleden begaan, te zamen de uit het oog verloren weg terug te vinden. De fouten van het verleden?

Wel, na het voorafgegane zou het fout zijn, dè.t fout te noemen wat in wezen verrddd aan het socialisme is geweest. Want welbezien was dat wat de S.P.D. vanaf 1914 tot in de eerste vier è, vijf jaren van de republiek van Weimar door haar instanties en ministers beging en sindsdien nooit herroepen of afgekeurd heeft, het tegendeel van wat zij had behóren te doen.

En van de S.D.A.P. valt te zeggen dat, waar mensen nu eenmaal verantwoordelijk zijn voor elkander en die partij met de Duitse partij in dezelfde 2de Internationale verenigd was, zij, door het verzwijgen der feiten en het achterwege laten van waarschuwende critiek, mede schuldig geworden is aan de gebeurtenissen ginds, met alle gevolgen van dien, als het aan de macht komen van Hitler enz.

Eigenlijk zijn deze dingen zo vanzelfsprekend, dat een discussie daarover geheel overbodig moest zijn, maar de soc. democraten binnen en buiten de P. v. d. A. dienen zich af te vragen of de S.D.A.P. er wel goed aan deed zich op te heffen zonder schuldbekentenis of spijtbetuiging achter te laten over de zonden van verzuim in het verleden begaan, met name ook ten opzichte van het anti-socialistisch gedrag der Duitse zusterpartij.

Het stemt tot verheugenis, dat nu, na de tweede wereldoorlog, een vooruitgang schijnt waar te nemen in verantwoordelijkheidsbesef ten opzichte van buitenlandse socialistische partijen.

Wanneer bijv. in het dusgenaamd socialistisch commentaar de spreker ter gelegenheid van de verkiezingen in Italië ronduit zegt dat Nenni, de chef der Italiaanse soc. democraten, „een kapitale fout begaat door met de communisten samen te gaan” dan is zulke vrijmoedige critiek een "aanmerkelijke vooruitgang tegen de zwijgzaamheid aangaande het uitmoorden van Spartacisten na de eerste wereldoorlog onder soc. dem. verantwoordelijkheid.

En wanneer de voorzitter van de P. v. d. A. eveneens voor de microfoon z’n verontwaardiging lucht geeft omreden in een der Russische satellietstaten, na de totstandkoming van een zgn. eenheidspartij opeens geen soc. dem. dagbladen, doch enkel nog maar communistische eenheidsbladen verschijnen, dan is die openlijk uitgesproken waarschuwende critiek ten volle toe te