DE LAATSTE DER MOHIKANEN

cl ook gil, c&rutus

De strijd rondom de radio is in Nederland wel uitgewoed. Men kan zelfs zeggen, dat de strijd nooit erg hevig is geweest, althans niet van de zijde van de voorstanders ener nationale omroep. Het comité dat zich hiermede bezig heeft gehouden en misschien nog wel houdt, heeft weinig kracht ontplooid. Voorzover mij bekend, zijn er een tweetal brochures verschenen en één keer een eerste nummer van een maandblad. Voorts heeft men met de duizenden adhaesiebetuigingen en de toegezegde steun van talrijke verenigingen en invloedrijke personen niets, maar dan ook niets gedaan. Zelfs heeft men nagelaten op voor de grote massa begrijpelijke wijze te protesteren tegen de verdachtmaking, dat een nationale omroep zou betekenen een staatsomroep en dat deze met zich zou brengen een relativering van de geloofswaarheden. Alsof een nationale omroep niet onafhankelijk van de staat kan zijn en alsof in zulk een bestel niet volledig recht wedervaren kon aan de levensbeschouwelijke instelling van de onderscheidene volksgroepen in een mate, die niet onder behoeft te doen voor wat nu de omroepverenigingen bieden.

Aan de andere kant, de kant van de omroepverenigingen, is de strijd met felheid gevoerd. Men verdedigde daar zijn leven en men heeft dat met succes gedaan. Reeds enkele maanden na de bevrijding werden Schermerhorn en v. d. Leeuw verslagen en deze kwamen toen met het compromis van de „overgangstijd”, waardoor in wezen de strijd voor de omroepverenigingen beslecht was. Wij moeten daar geen doekjes om winden: de strijd is verloren en de omroepverenigingen hebben hun rechten weten te behouden. Daar zit ook een zekere redelijkheid in: hun pioniersarbeid is van groot belang geweest, hoeveel fouten daar ook aan kleven en hoe fout een aantal der thans aan de touwtjes trekkende omroepmensen ook in de oorlog zijn geweest. Wij kunnen ten minste dit in hen waarderen, dat zij steeds eerlijk voor hun mening zijn uitgekomen, ook al achten wij die mening meer passend bij het Nederland van voor dan dat van na 1940.

Wat mij echter zeer dwars zit is de houding van de V.P.R.0.-leiding. Het is een algemeen bekend feit, dat de leidende personen van deze voor 1940 al zeer sympathieke omroep zich direct hebben uitgesproken voor een nationale omroep. Ds Spelberg heeft dan ook in de „overgangstijd” op grond van die voorkeur een belangrijke rol gespeeld. Op grond daarvan heeft „Vrije Geluiden”, het omroeporgaan van de V.P.R.0., een relatief groot aantal abonné’s verworven. Orthodox-hervormden en nietchristenen zijn geabonneerd op dit blad, omdat zij menen daarin een laatste stukje

propaganda voor een nationale omroep te zien.

Ook de houding van de V.P.R.O. tegenover het Ikor (Interkerkelijk overleg in radioaangelegenheden), waaraan behalve de Gereformeerde Kerken en de R.K. Kerk, de Kerken van Nederland medewerken, is sympathiek geweest. Con amore werden de kerkdiensten van de V.P.R.O. overgeheveld naar het Ikor, terwijl dit bij de N.C.R.V. onder protest geschiedde en in een latere fase weer een gedeelte terugkwam bij de N.C.R.V. Mej. dr Bruining werd naast ds Henkels radiopredikant en het is algemeen bekend, dat van een achterstelling van zgn. vrijzinnige predikanten geen sprake was.

Dat kon ook moeilijk, omdat met name in de Ned. Herv. Kerk in de oorlog iets gebeurd was. De „nieuwe koers” der Hervormde Kerk betekende en betekent gelukkig nog steeds een doorbraak van de oude richtingen en een zich weer zonder reserve in dienst stellen van Jezus Christus. Het is niet belangrijk meer of de Hervormde dominé door de radio vroeger „vrijzinnig” was of „confessioneel” of „ethisch” of ~gereformeerde bond”. Het is slechts belangrijk, dat hij verkondigt de blijde boodschap van Gods vreemde vrijspraak. Daarom was het al niet juist, dat het Ikor toch nog weloverwogen predikanten selecteerde op basis van hun komaf. In dit opzicht hebben beide „oude” partijen gezondigd, maar als ik mij niet grondig vergis (wat ik hoop), dan is speciaal van de zijde van de V.P.R.O. steeds gevochten voor zoveel mogelijk diensten met „vrijzinnige” voorgangers. Dat was fout!

Maar nu is de laatste der Mohikanen grondig overstag! Liever gezegd: hij was al overstag in de zomer 1947, toen het voor een aantal ingewijden reeds duidelijk was, dat de V.P.R.0.-leiding het Ikor om hals wilde brengen. Ik heb toen voor Tijd en Taak daarover een artikel geschreven, hetgeen ik op verzoek van een tweetal redacteuren heb teruggenomen. Men was nl. toen nog van mening, dat er een terugkeer van deze verkeerde weg mogelijk was en dat deze terugkeer niet bevorderd zou worden door een alarmerend artikel als het mijne was. Gelijktijdig verzochten zij mij echter deze zaak in het oog te houden om t.z.t. als dit onverhoopt nodig mocht zijn alarm te slaan.

Dit moment is nu gekomen. In „Vrije Geluiden” van 8 Januari 1949 komt een hoofdartikel van ds Spelberg voor, waarin hij zegt, dat vele Vrijzinnig-Protestantse luisteraars hoogst ontevreden zijn over de bestaande toestand, dat de V.P.R.O. op de gewone Zondag geen gelegenheid heeft kerkdiensten uit te zenden. De Vrijzinnigen

zijn er volgens ds Spelberg zeer op achteruit gegaan, niet alleen omdat er niet voldoende „vrijzinnige” diensten gehouden worden (dat is onjuist en dat weet ds Spelberg als hij een maand lang de radiogids bestudeert), maar ook omdat de zendtijd voor andere zaken bestemd wordt dan voor kerkdiensten. Ds Spelberg doelt hier bijv. op de uitzending van de Ned. Zondagsschool Vereniging, waarin op voor kinderen begrijpelijke wijze uit de bijbel verteld wordt. Niet orthodox en ook niet vrijzinnig, maar de pure bijbel! En voorts op een serie lezingen van ds Nieuwenhuizen (n.b. vrijzinnig!!). Ds Spelberg schrijft dan verder:

is bij zéér velen een groot verlangen om tot de vroegere regeling terug te keren, waarbij de V.P.R.O. weer de beschikking krijgt over het uitzenden van eigen diensten en dan zoals hij het meer dan 15 jaar deed zó dat er elke Zondag voor onze luisteraars weer een heel gewone vrijzinnige kerkdienst te beluisteren valt. Onze Algemene Vergadering heeft zich overigens reeds nadrukkelijk in deze zin uitgesproken.” Zo, nu weten wij het dus:

le. De V.P.R.O. is teruggekomen van het voorstander zijn van een nationale omroep! Ook gij Brutus...! De niet-vrij zinnige abonné’s mogen het zich in de oren knopen! 2e. De V.P.R.O. lapt de „nieuwe koers” van de Hervormde Kerk aan zijn laars. Hij verlangt naar „een heel gewone vrijzinnige dienst”.

Als de Kerken zich inderdaad weer gaan bedienen van N.C.R.V. en V.P.R.0., zal dit in concreto betekenen, dat de N.H. Kerk zich weer met een Janusgezicht aan het Nederlandse volk vertoont, nl. een orthodox en een vrijzinnig gezicht. Ik ben niet zo naïef om te zeggen, dat er geen onderscheid meer is tussen sommige vrijzinnigen en sommige orthodoxen. Maar wel ben ik zo vol vertrouwen in de hechtheid van wat in de oorlogstijd aan onze Kerk gegeven (let wel: gegeven!) is, dat ik elke verstoring daarvan met beslistheid moet afwijzen. De Hervormden, die het gaat om het Evangelie en niet om hun „richting”, wensen hun Kerk niet te laten opsluiten in de „gewone” orthodoxe of vrijzinnige diensten.

De N.C.R.V. heeft zich steeds openlijk gekant tegen deze nieuwe koers van de N.H. Kerk, getuige oa. het feit, dat wijlen ds Aris niet voor haar microfoon mocht spreken. De V.P.R.O. echter pleegt thans verraad. Zij heeft nl. destijds-iets anders gezegd. En de situatie is niet veranderd. Het valt mij bitter tegen van onze vrijzinnige vrienden in de V.P.R.0., dat zij zo de wijzers van de klok willen terugdraaien en dat met zo kennelijke instemming ds Spelberg hierover in Vrije Geluiden schrijft. Is dan al het gepraat over de vernieuwing, ook door hem, slechts gepraat geweest? Ik hoop, dat hij bereid is t.z.t. hierop eens een antwoord te geven in dit blad, opdat onze lezers althans weten wie wie is in Nederland!

Het is best mogelijk, dat de gezamenlijke kuiperijen er toe leiden dat het Ikor de nek wordt omgedraaicL De N.H. Kerk zal dan hebben te tonen dat het haar ernst is geweest met de vernieuwing en met haar herhaalde uitspraken t.a.v. de radio. Zij zal dan moeten zwijgen in de aether. Zij zal aan haar ambtsdragers moeten verzoeken niet op te treden voor sectarische omroepverenigingen, die het Evangelie onder de korenmaat van hun richting willen zetten.

G. V. d. PLOEG.

De redactie geeft gaarne aan een verdediger van het huidige beleid der Radioverenigingen gelegenheid van een ander inzicht te getuigen. Red.-secr.