hebben van een poging tot bewustmaking van zijn doen en laten.

Is het eerste deel van het boekje meer beschrijvend, het tweede gedeelte (vanaf hoofdstuk III) treedt in waardering, in vragen van opleiding, perspectieven en wensen. Dit is het meest positieve deel. Het sociaal-sociologische aspect is overwegend. Veel waarde hecht de schr. daarnaast aan de sociaal-paedagogische kant (chef-verhouding bijv.). De psychologische zijde echter is wat op de achtergrond gekomen, gaat trouwens ook niet veel verder dan Heijmans. Dit vind ik jammer, doch het was wellicht in het door de schr. gestelde denkraam in dit korte populaire werkje niet mogelijk. Misschien vindt Lührs gelegenheid dit in een studieartikel in een vakblad nader uit te werken. Het „Orkest der Overheid” wordt door Lührs in de moderne planning ingepast. Hij erkent, dat het aantal adviserende organen op de buitenwereld wel de indruk maakt omslachtig te zijn. Doch gecombineerde eisen van deskundige en democratische voorbereiding laten weinig andere keuze. Via ordening door wijkvorming, door doelmatig gerichte sociale en sociaal-culturele zorg, door zorgvuldig geselecteerde theoretische opleiding naast practische opvoeding ik doe enkele grepen komt Lührs tot een wijziging in de organisatie van de ambtelijke structuur. Hij bepleit de

scherpe scheiding tussen overheids- en particuliere bemoeiingen te overbruggen door meerdere samenwerking tussen burgerij en ambtenaren. Het overheidsapparaat zal op den langen duur (het is geen zaak van korte termijn!) ook wel in die richting gaan. Lührs beroept zich hierbij op andere auteurs en wijst voorbeelden aan. Het vraagstuk van de voorlichting wil ik tenslotte alleen maar even noemen. Het xs niet in het minst van belang, ook in Heering’s gedachtengang.

Wèl hebben de ambtelijke verhoudingen zich gewijzigd sedert de tijd, toen een burgemeester van Rotterdam tegelijk bode op Amsterdam was! Lührs’ Ambtenaar in onze Samenleving zij u gaarne aanbevolen. H. BOASSON

') N.a.v. mr A. Lührs: „De Ambtenaar iB onze Samenleving”. De Volkspaed. Bibliotheek, no. 14, Serie Sociale Vraagstukken. Uitgeverij „Vrij Nederiand”, Amsterdam (Aibanie, Den Haag) 138 pag. met uitvoerige bibliografie 1949 (waarom het jaartal van uitkomen nergens vermeid?) Jhr mr M. v. d. Goes v. Naters; „De Leiding van den Staat”. Tweede herziene druk, N.V. Em. Querido uitg. maatsch. A’dam 1947. ’) Mr A. Lührs; „Burgerlijk en Socialistisch Denken”, v. Loghum Slaterus, Arnhem, 1946. Prijs ƒ3.50. I

In „Ti-jd en Taak’’ van 17 Mei 1947 werd dit boek door mij besproken. Verschillende art. van Lührs zijn aldaar vermeld. Nadien verschenen o.m. enkele bijdragen van zijn hand over de Wijkgedachte in „De Ned. Gemeente”, o.m. 5 en 12 Dec. 1947.

Verpleegsters in de ziekenbarakken lezen illegale berichten.

Twee ontvluchte gevangenen toerden gegrepen en... ondervraagd door de SS-beul.

Dit vergeten,,, „De laatste etappe"

Vergeten en vergeven! werd de leuze onzer dagen. Vergeven zal noodzakelijk zijn, vergeten echter zou de weg banen naar nieuw, groter onheil. Vergeten zou betekenen: een onzalig verdoezelen van gebeurde beestachtigheden, een zoetsappig-sentimenteel gedoe, geboren uit een massale traagheid, die fatale gevolgen kan hebben.

Verzetsboeken en -films? Uit de tijd, nietwaar? Ogen sluiten, nietwaar? ’t Is zo gemakkelijk, alles in marsepein-achtige kleuren te bestrijken, een leven in rosé ... Wat geeft het, de crematoria van Auschwitz, de rook achter de barakken op dit 40 vierkante kilometer grote terrein te zien...? Wij moéten het zien! Want wij moeten weten, waartoe „mensen” in staat zijn. In Polen werd „De laatste etappe” gemaakt, op het terrein van „Birkenau” (een van de kampen van Auschwitz); in het vrouwenkamp van Brzezinski speelt zich het „verhaal” van deze film af. Twee vrouwen, Wanda Jakubowska en Gerda Schneider, zijn verantwoordelijk voor scenario en regie; zij zelf waren gevangen in Auschwitz, evenals sommigen van de belangrijkste medewerksters en velen van hen, die nu de massa der Auschwitz-slavinnen moeten „spelen”. Neen, zij spelen niet. Hun eigen leven gedurende de oorlogsjaren beleven zij opnieuw. Een reconstructie, die echt is. Modder en ongedierte, mist en ziekte, en, als „Leltmotief”, de rook uit de crematoria ... en de transporttreinen met nieuwe, steeds weer nieuwe slachtoffers uit alle delen van Europa. Een kind wordt geboren en afgemaakt. Duizenden vrouwen staan... en knielen... en houden de handen omhoog. Appèl. Zij worden naar hun „werk” gedreven, begeleid door vrolijke muziekklanken van de „Hohenfriedberger”, gespeeld door mede-gevangenen. Velen vallen er bij neer. Waar eindigt het leven en waar begint de dood hier in Auschwitz?

En dan, als bij toeval (dus niet geforceerd, als in „Achter de wolken”), komen uit de

massa enkelen met hun individueel noodlot naar voren, maken zich los uit die massa én symboliseren het beste wat in haar leeft; de prachtige Russische arts, die de controlerende Zwitserse Rode Kruis-Commissie die zich door een handig arrangement laat misleiden de waarheid wil zeggen en doodgemarteld wordt; Anna, die illegale berichten doorgeeft en door de SS wordt vermoord; een Pools meisje, dat een liedje zingt en door een soldaat neergeschoten wordt; een Joods meisje, dat uitverkoren is om bij de commandant als tolk dienst te doen en dat kans ziet met een belangrijk document te ontvluchten, maar gegrepen wordt en opgehangen zal worden, aan déze dood echter ontkomt door zich de polsaderen te openen ... terwijl boven haar de bevrijdende muziek uit de formaties bommenwerpers klinkt, clie op weg zijn naar het Grossdeutsche Reich. Misschien is deze laatste episode niet juist. Maar wij kunnen, moeten haar aanvaarden. Zoals wij de hele film als écht accepteren, als een documentaire, alhoewel zij uiteraard niet gedurende de oorlogsjaren zelf in dat vernietigingskamp werd vervaardigd. De sfeer van het kamp is afgrijselijk goed getroffen (hetgeen mij door mijn vriend mr Baosson werd bevestigd, die uit Auschwitz teruggekomen is); het léven in deze hel was veel en veel erger dan ons verhaald wordt door die film. Maar een reconstructie van dit leven tot in alle bijzonderheden behoort tot de volstrekte onmogelijkheden. De vraag is dus: helemaal geen film over Auschwitz, of een werk als „De laatste etappe”, die het wezenlijke van het Duitse nazisysteem benadert? En dan moet het antwoord luiden: deze Poolse film is broodnodig, en wij allen moeten er voor zorgen, dat zoveel mogelijk bezoekers de bioscopen vullen, welke dit werk vertonen; scholen, universiteiten, vakbonden, gij allen: ga en zie en vooral de politieke delinquenten! —, zie, hoe een misdadig régime, geleid

door beesten, dieren maakt uit mensen, die gegrepen werden, omdat zij tot een minderwaardig ras behoren of bij een of andere razzia gepakt werden, of tot strijd tegen de moordenaars hebben opgeroepen. En hónden worden zij, die, gehaald uit de massa der gevangenen, als „capo’s” werden aangesteld ... honden, die proberen hun heren te evenaren in dolle wreedheid. Zie, hoe in kleine trekjes het monsterachtige van beulen en beulsknechten, van walgelijke Oberaufseherinnen, sadistische wijven, imbeciele Kommandanten wordt blootgelegd... hoe gründlich-wetenschappelijk de Germaanse heren en het blonde Fraulein het probleem hoe op de meest rationele methode zoveel mogelijk gevangenen te „likwideren”, met elkaar bespreken.

Sober aangeduid wordt veel, in beeld en dialoog; de massa-scènes doen aan de beste tijd van Eisenstein denken. Heel wat hoefde niet eens te worden verzonnen, de grotesk-gruwelijke werkelijkheid uit de Auschwitz-jaren wees de weg vanzelf; neem de schneidige muziek die het sterven der vrouwen begeleidt. Neem de eindeloos lange zalen met schoenen, speelgoed, kleren der vermoorden. Neem de Gestapotronies, die fluitend hun karweitjes opknappen. En rook stijgt uit de schoorstenen ...

Enkelen staan op, organiseren het verzet, kiezen, de folterdood voor ogen, de persoonlijke daad.

Leugenachtig was de Belgische „Buchenwalde”-film; misbruik werd met „onderdrukking en verzet” in andere voornamelijk in Amerika vervaardigde —films gemaakt, die profijt trokken uit het feit, dat dit onderwerp toen in het middelpunt van de openbare belangstelling stond. Een groot MEMENTO daarentegen is „De laatste etappe”. Dit werk, dat tot de paar meest belangrijke films van na de oorlog behoort, moet maanden achtereen door millioenen Nederlanders worden gezien; het zou van een aan lafheid grenzende traagheid getuigen, indien dit niet het geval was. H. WIELEK.