Crisis« verschijnselen ?

Men heeft het meer gezegd: speciaal, doch niet uitsluitend in ons land en onze taal, betekent zedeloosheid bijna altijd tekortkomingen op sexueel gebied. Nochtans, de zedelijkheid betreft in het algemeen het menselijk gedrag en dus is het verraderlijk, dat men iemand, die ernstig faalt, bijv. op het gebied der naastenliefde of der rechtvaardigheid, niet zo gauw zedeloos noemt als iemand, die zich op sexueel gebied onbetamelijkheden veroorlooft. Is dan het sexueel gedrag zo centraal in het menselijk leven, dat de zonde bij uitstek de sexuele zonde zou zijn? Voor zover dat een kwestie van geloof is, kan men alleen maar zeggen, dat in elk geval het Evangelie er anders over denkt; Jezus’ centrale gebod is de liefde tot God èn de naastenliefde, en niet de kuisheid; en omgekeerd: zijn afkeuring van het Pharisees gedrag is meedogenloos; zijn omgang met gevallen vrouwen opmerkelijk mild.

Veel brave mensen klagen over de slechte tijden en over de verregaande zedeloosheid der moderne mensheid en ze bedoelen, dat vandaag zo vaak en zo openlijk het zevende gebod overtreden wordt. Ik laat daar, dat men ieder tijdperk der geschiedenis hetzelfde gezegd heeft, maar vraag veel meer de aandacht voor de vraag, wat er vandaag nu eigenlijk anders is dan vroeger, bijvoorbeeld in de XlXde eeuw. Erger of niet erger: ik weet het nog niet, maar anders? Ja! En dat andere zie ik allereerst in de openhartigheid. De literatuur is hier voorafgegaan. Wat vroeger een zedeloos boek heette (Klaasje Zevenster!) wordt tegenwoordig door kinderen op de Middelbare School zonder schroom gelezen. Onze grootouders zouden een kleur gekregen hebben, als ze in onze winkel-étalages en naar onze affiches gekeken of sommige van onze algemeen geprezen romans gelezen hadden, om nog te zwijgen over de veronderstelling, dat ze op een zomerse dag langs het strand gewandeld hadden. Als men een roman uit de oude tijd leest, lijkt het wel, of de liefde tussen man en vrouw als hoogste uiting de kus kent, in vele moderne romans heeft het de schijn, of deze liefde pas echt is als het divanbed wordt opengeslagen. Nu is de echtbreuk apotheose en slot van menige roman, vroeger was het een begrijpelijke zwakheid, waaraan de held zich ten slotte ontworstelde. Een zeker type vrouw werd vroeger beklaagd of verworpen, nu wordt ze vaak verheerlijkt of minstens verontschuldigd. Is het niet eerder een verschuiving in de waardering dan een verandering in de feiten? Men doet goed deze twee inleidende opmerkingen voor ogen te houden, als ik voor een volgend crisisverschijnsel de aandacht vraag. Het aantal voorlichtingsboeken is tegenwoordig legio, evenzo de boeken over sexuele problemen. Ik heb er hier drie voor me liggen, die, het zij nadrukkelijk gezegd geen van drieën in andere handen dan van volwassenen thuis horen en ook geen van drieën geschreven zijn vanuit traditioneel-Christelijke levensopvatting.

Het is heel moeilijk om over dit soort boeken hier ter plaatse een rechtvaardig oordeel uit te spreken en ik zal me dan ook beperken tot enkele algemene inleidende beschouwingen, want de zaak waar het over gaat, is belangrijk genoeg en ik zou wel wensen, dat van veranwoordelijke Christelijke zijde deze kwesties eens fris en opnieuw onder ogen werden gezien. Het staat niet helemaal vast, dat de opvattingen van het verleden samenvallen met een waarachtig bijbels oordeel. De burgerlijke waardering van liefde, huwelijk en sexualiteit is anders dan de Evangelische, ik wees daar straks al op, en wanneer bovengenoemde boeken daar soms storm tegen lopen, is het nog niet zeker, dat ze meteen al als anti-Christelijk gewaarmerkt mogen worden. In de burgerlijke wereld is sexuele onmatigheid de zonde bij uitstek; we zagen het reeds: dat is onchristelijk. In de burgerlijke wereld is kuisheid en preutsheid hetzelfde. Ook hier schuilt een contrast: van een burgerlijk standpunt uit, is de bijbel een zedeloos boek, alleen al omdat ze zo duidelijk de dingen bij hun naam noemt. In de burgerlijke wereld is sexuele beheersing een voorgewende vanzelfsprekendheid. Men doet net, alsof het zevende gebod voor een normaal, fatsoenlijk mens eigenlijk geen moeilijkheden biedt. Men erkent grif, dat zijn wang aanbieden aan zijn vijand bovenmenselijk is en dus niet verwacht kan worden, maar dat een man of vrouw een sterke begeerte heeft tegen de gevestigde zedelijkheidsopvattingen in, schijnt niet voor te komen. Ik geloof, dat het Evangelie ook hier de menselijke onvolkomenheid eerlijker taxeert.

Alle drie deze boeken zijn ernstig en men heeft m.i. het recht niet, zoals vaak gebeurt, bepaalde oplossingen, die in deze boeken aarzelend worden voorgesteld (bijv. geboorte-regeling) zonder meer te verklaren uit een gemis aan zedelijke ernst bij de schrijvers. Wat al deze vraagstukken theoretisch zo moeilijk maakt, is, dat biologie, psychologie, beschrijvende sociologie, en ethnologie een grote reeks nieuwe feiten hebben meegedeeld, waar onze voorouders geen vermoeden van hadden en die ons geslacht dwingen tot een hernieuwd formuleren van wat het menselijke gedrag in deze behoort te zijn. Van belang lijkt me hierbij, dat men scherp drie terreinen onderscheidt, waarvan men vaak gedacht heeft, dat ze samenvielen of althans behoorden samen te vallen. In de verhouding man heeft men te letten op de liefdesverhouding, de sexuele verhouding, de huwelijksverhouding. Men nam vroeger als vanzelfsprekend aan, dat deze drie samenvielen of althans normaal samen hoorden te vallen, ja, men onderscheidde ze nauwelijks. Niemand, zeker de schrijvers van deze boeken niet, zal ontkennen, dat het ideaal blijft, dat ze samenvallen, maar ze wijzen toch op het onderscheid. Ik noem enkele voorbeelden: er is een huwelijk mogelijk zonder echte wederzijdse liefde, maar het handhaaft zich krachtens een zekere

wederzijdse trouwhartige kameraadschap; er is echte liefdesverhouding mogelijk tussen man en vrouw, zonder dat er van een huwelijk sprake is. Nu heeft het sexuele leven betrekking op huwelijk en op liefde en de moeilijke vraag doet zich voor: hoe moet dit ingepast worden.

Een algemene strekking van alle drie deze boeken is, te waarschuwen tegen onderschatting van het sexuele. Terwijl een vroegere periode slechts van liefde en huwelijk sprak en hoogstens terloops en dan nog vaak in verband met het kind, als vrucht van hef de en huwelijk over het sexuele handelde, vertonen deze boeken de neiging, het sexuele leven als centraal en bijnazelfstandig voor te stellen. Men is gauw geneigd te zeggen, hoe gevaarlijk dit is; de schrijvers zelf waarschuwen hiertegen. Men is ook gauw klaar vast te stellen, dat dit wezenlijk onbijbels is, maar als dan aan ons gevraagd wordt: hoe is uw waardering van het sexuele leven en van sexuele practijken, dan is, vrees ik, het antwoord öf ontwijkend öf al te dogmatisch en vermijdt men de vraagstukken door naar een ideaal te wijzen, waar alle drie de levenskringen in elkaar verstrengeld zijn, een ideaal waarvan ieder wel de hoogheid erkennen zal, maar waarvan de algemene bereikbaarheid niet vast staat en waarbij het ook niet duidelijk is, hoe men vanuit dit ideaal de feitelijke levenspraktijk te beoordelen heeft.

A. C. Oerlemans, Man en Vrouw. Sexuele voorlichting voor moderne mensen. Uitgave G. W. Brenghel, Amsterdam, z.j. (1948?) 126 blz. ƒ3,90. In naam van het socialisme en de vooruitgang wordt hier gepleit tegen een te zwaar verbod op het sexueel beleven; zo wordt t.o.v. de onanie in de puberteit een houding van aanvaardend begrijpen als doorgangsstadium in de sexuele ontwikkeling bepleit; eveneens wordt geboorteregeling niet als redmiddel uit alle persoons- en gezinsmoeilijkheden ‘bepleit, maar wel als recht voor iedere man en vrouw om zelf te bepalen of en wanneer zij kinderen wensen; zo wordt een wederzijdse bevredigend sexuele verhouding als beslissend voor het huwelijk beschouwd; deze wordt verwerkelijkt in een duurzame liefdesverhouding en dus is Schr. tegen vrije liefde zowel als tegen de maatschappelijke eis tot monogamie.

Dr H. en A. Stone, Huwelijkshandboek. Wat maak ik van mijn huwelijk? Vertaald door dr C. van Emde Boas. Uitgeverij Engelhard, v. Embden & Co, Amsterdam 1948, 242 blz. ƒ 6,90.

Een boek in vraag-en-antwoord vorm, naar Nederlandse opvatting nogal duidelijk. Ook bier een welwillende houding t.o.v. onanie, hoge waardering van de sexuele techniek, een voorzichtige aanprijzing van het recht tot geboorteregeling. Dit 'boek is meer een practisch handboek over de gebieden, die een getrouwd mens dient te weten dan een gids op het gebied der zedelijke beoordeling.

Sexuele gewoonten. Beschouwingen naar aanleiding van het Kinsey-rapport onder redactie van Albert Deutsch, door verschillende medewerkers; vertaald door Leo Tirksma; uitgave Bigot en v. Rossum, Amsterdam, z.j. (1948?) 299 blz. ƒ 6,50.

Men vindt in dit boek de belangrijkste resultaten verwerkt van het beroemde Kinsey-rapport (betreft een grootscheepse statistische onderzoeking naar het sexueel gedrag van de man in Amerika, dat door Kinsey en zijn medewerkers is gehouden). Schrijvers van diverse overtuiging proberen de resultaten van dit rapport in te passen in hun theorieën. Zo ontstond een bundel interessante, maar elkaar vaak tegensprekende 'betogen over allerlei aspecten van het sexuele leven. Mij trok het meest de critiek van een psychiater op de methode. Dit klemt te meer, waar sommige medewerkers drastische conclusies trekken uit de gegevens. Ook hier weer een veelvuldig accentueren van het belang der sexualiteit in verband met liefde en huwelijk. Interessant zijn de reacties van een Protestant, een Katholiek en een Rabbijn.

Ten slotte: ik bedoelde slechts op deze boeken te wijzen. Zij stellen een ernstig vraagstuk aan de orde. Het valt niet te ontkennen: het oordeel over de sexuele gedragingen van de mens Is bezig te veranderen. Dit is van belang voor de individuele gewetensvorming, maar tevens voor de gemeenschap: ook de politiek heeft er mee te maken (denk bijv. aan de wetgeving). De eerste der 3 schrijvers argumenteert dan ook uit zijn socialistische 'bewogenheid. Als zodanig zijn deze boeken crisisverschijnselen. J. G. BOMHOPP.