verliezen. AI het overige, d..w.z. al zijn aardse zekerheden, alles wat langzamerhand in zijn hart de plaats heeft ingenomen van de levende God: zijn rijkdommen, zijn roem van een vrij en onafhankelijk volk te zijn; zijn bodem, zijn dynastie en zelfs de Heilige Stad die het als onschendbaar beschouwde, ja zelfs de Tempel, het zichtbare teken van de tegenwoordigheid Gods. Israël moet terug naar „de woestijn”, naar die vreselijke eenzaamheid, waarin het, als het niets meer in eigendom bezit, zal leren alles van God alleen te ontvangen.”

Nu kan men zeggen, terecht natuurlijk, dat de profeten waarlijk niet aan Indonesië en Nederland hebben gedacht, en dat elke situatie in haar eigen aard moet worden onderkend. Toch meen ik, dat het profetisme, dat de Bijbel mede tot Bijbel maakt, naar de geest juist wordt verstaan door hen, die nu in Nederland en Indonesië zeggen: in de worsteling om de ziel van ons volk moeten wij bereid zijn onze gevestigde zekerheden te verliezen, opdat wij het waarachtige leven zullen vinden.

Maar zo zal men met de heer Van Oosten tegen voeren het gaat om de verhouding tot Christus, niet om het oplossen van politieke geschillen onder de mensen. Wat wil dat zeggen, „de verhouding tot Christus”, gescheiden van de politieke geschillen? Ik ga niet argumenteren met teksten, en neem alweer om niet het gevaar te iopen op ongeoorloofde wijze naar mij toe te trekken nog eenmaal een citaat uit het boek van Suzanne de Dietrich, blz. 246, waar zij spreekt over de gevolgen van het leven in Christus, aldus:

„Het leven „in Christus” sluit alle hoogmoed uit, alle eigen gerechtigheid, alle zoeken van zichzelf. Maar daar hoogmoed en eigen gerechtigheid de hoofdzonden zijn van het menselijk geslacht, zoeken zij steeds weer het hoofd op te steken en het gehele leven der Gemeente te bederven. Daarom leggen de apostelen altijd weer de nadruk op de nederigheid en de onderlinge liefde waardoor de Gemeente zich moet kenmerken. Zij houden haar de gestalte voor van Hem, die God zijnde, zichzelf vernederd heeft om een dienstknechtgestalte aan te nemen...” Zeker, in de Brieven van het N.T. gaat het naar de letter om de Gemeente; maar zou het, naar de Geest geen onzinnige consequentie zijn om te beweren: de onderlinge liefde, het bannen van hoogmoed, eigen gerechtigheid, egoisme geldt alleen voor Christenen onder elkaar, en niet voor onze houding tegenover de Joden, de Chinezen en Negers, de Duitsers en de Russen? Is het niet in de geest van de Bijbel gedacht, om te zeggen: wie in ’t krachtenveld van Christus terecht is gekomen, is daardoor anders geladen, anders gericht dan de wereldling, óók in zijn bedrijf, zijn school, zijn vakbond, zijn politiek... Hij kan heel wel tot een gemeenschappelijk gedrag komen met niet-Christenen; nochtans is zijn bron en laatste doel anders. Een scheiding tussen het specifiek godsdienstige en het sociale en politieke levensgedrag lijkt mij volstrekt on-evangelisch, on-bijbels, al zouden er nog zo zeel teksten worden aangevoerd.

Waarom ik de woorden van prof. Supomo met zo grote dankbaarheid aanhaalde? Omdat daar eindelijk weer eens iemand durfde doorstoten, dwars door politieke strijdpunten heen, naar de wezenlijke Bron der genezing: het breken met rationale hoogmoed, eigen gerechtigheid en zoeken van zichzelf... in het licht van de Dienstknechtgestalte. Dat het een Indonesisch Christen was die zo sprak, is voor de Indonesische Kerk een belofte... Dat wij in Nederland het zo moeilijk verstaan, een beschaming.

W. B.

Sociale toeslanJen in Indonesië

De voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, de heer M. Ruppert, heeft een bezoek aan Indonesië gebracht in opdracht van de Protestants Christelijke Arbeiders Internationale. De verkenningsarbeid van dr C. C. van Doorn was in een dusdanig stadium gekomen, dat nader contact gewenst was. Verschillende delen van de Archipel heeft de heer Ruppert bezocht. In verschillende a.r.-bladen werd een interview van een van de redacteuren van „Trouw” opgenomen. De heer Ruppert is er van overtuigd, dat in Indonesië een christelijk-sociale actie mogelijk is. Het is echter een zaak, die naar zijn inzicht slechts op lange termijn voor verwezenlijking vatbaar is. Op het ogenblik voelen de christenen in Indonesië nog weinig voor afzonderlijke christelijk-sociale organisaties. Zij willen de nationale eenheid bewaren en verzetten zich tegen de verdeeldheid.

Wij voor ons achten dit een verheugend verschijnsel, al kunneh wij begrijpen dat de voorstanders der christelijke vakbeweging een andere mening zijn toegedaan. Wij hopen, dat Indonesië voor „de antithese” bewaard blijft. Het is onze bedoeling echter niet, over deze kwestie een discussie te openen. Wij willen aan onze lezers doorgeven, wat de heer Ruppert over de sociale toestanden in Indonesië vertelde. Hij is er van geschrokken: „Deze toestanden kunnen in geen enkel opzicht de toets van de door de bijbel beheerste kritiek doorstaan”.

Allereerst is er de rassendiscriminatie. Officieel bestaat die niet meer, maar in «ie werkelijkheid van het leven speelt het koloniale systeem toch nog een belangrijke rol. Men kan dat overal en op elk uur van de dag waarnemen. Een K.P.M.-beambte, die een Europeaan hoffelijk te woord staat, verandert als bij toverslag, wanneer hij een Indonesiër tegenover zich heeft. Op een K.P.M.-boot kijkt men u vreemd aan, wanneer ge u als blanke in de ruimten begeeft.

waar de Indonesiërs vertoeven. Dat doet een Europeaan niet. Van belang is in de tweede plaats de loonvorming. Deze is gebaseerd op het principe van het aantal calorieën, dat een mens nodig heeft, om in het leven te blijven. Het „Dr Eykman Instituut” te Batavia rekent dat precies uit en noteert regionaal de prijzen van de hiertoe nodige artikelen. De optelsom van deze prijzen is het loon. Ethische normen worden niet aangelegd. De vraag, of een arbeider vrouw en kinderen te verzorgen heeft, komt niet aan de orde. En zijn enkele symptomen, die op een kentering wijzen. In de buurt van Batavia heeft de heer Ruppert verschillende batikkerijen bezocht. De omstandigheden, waaronder de vrouwen in deze batikkerijen werken, zijn eenvoudig niet aan te zien. Zij zijn allererbarmelijkst.

De woningtoestanden in Batavia zijn slecht. In het Europese gedeelte van de stad is veel verbeterd, maar in de massa-kampongs bitter weinig.

Vrijheid van vakorganisatie bestaat in Indonesië slechts zeer ten dele. De belemmeringen zijn van politieke en economische aard. Wie een vergadering wil houden, moet er vijf dagen tevoren aangifte van doen. De toestemming komt in de regel pas een dag tevoren. De vergaderingenworden altijd bij gewoond door een paar man van de V.I.D. (Vreemdelingen Inlichtingen Dienst). Deze noteren alles. Op elke vergadering, waar de heer Ruppert sprak, waren deze mannen aanwezig. De notulen moeten binnen twee dagen worden ingeleverd, om met het verslag van de ambtenaren vergeleken te worden. Onder zulke verhoudingen is vrijheid van meningsuiting een wassen neus.

De achtergrond van een en ander is de vrees voor het communisme, dat via Singapore Indonesië tracht binnen te dringen. Wie echter meent, aldus de heer Ruppert, met deze methode de communistische infil-

Jonge Duitsers bezoeken Nederland

De begrijpelijke haat- en wraakgevoelens, tijdens en na de oorlog ontstaan en aangekweekt, zijn een slechte basis voor de jeugd van heden, om er een toekomst op te bouwen.

Daarom verheugen wij ons dat het bureau, dat elk jaar de Vlamkampen organiseert, het initiatief heeft genomen, om evenals verleden jaar, een aantal jonge Duitsers voor een bezoek aan één van deze kampen uit te nodigen. Er zijn studenten bij en mijnwerkers, een predikant en een huisvrouw, een uitgever en enige visser jongens. De ervairing heeft geleerd, dat juist in zomerkampen de mooiste gelegenheid geschapen wordt, om elkaar te benaderen. En dat is vooral nodig met de jeugd uit,Duitsland, die o zo ver van ons af staat! In samenwerking met vrienden uit België, Engeland, Frankrijk en de Scandinavische landen, zullen wij als Nederlanders hen in onze Vlamkampen ontvangen. Daarvoor is geld, veel geld nodig. Door middel van onze oproep verleden jaar kon aan het kampbureau ƒ 800,— worden afgedragen als tegemoetkoming in de kosten. Dit jaar zouden wij ƒ 1000,— willen bijeenbrengen. Daarvoor vragen wij ook uw medewerking. Ds. J. J, Buskes zal graag de gelden in ont-

vangst nemen. Men kan hem een postwissel zenden (Oosterpark 45, Amsterdam-O.) of op zijn postgiro 113211 een bedrag storten. Dah, velen aan onze oproep gehoor mogen geven!

HENR. ROLAND HOLST-v. d. SCHALK M. WIBAUT-B. V. BERLEKOM

Van heler harte wil ik deze oproep van mevr. Roland Holst en mevr. Wibaut van een aanbeveling voor de lezers van „Tijd en Taak” vergezeld doen gaan. Vorig jaar maakte ik een Vlamkamp mee. Er waren vele Duitse vrienden. Een hele dag hebben wij gewijd aan het vraagstuk Duitsland-Nederland-Europa. Zowel voor de Nederlandse jongens en meisjes als voor de Duitse was deze dag een openbaring. De Vlam doet in dit opzicht vruchtbaar werk, waarvoor wij niet dankbaar genoeg kunnen zijn. Voor de toekomst van het socialisme zijn deze ontmoetingen in de Vlamkampen van zeer grote betekenis. Het zou mij een vreugde zijn, waneer ook uit de kring van „Tijd en Taak” dit prachtige werk financieel gesteund werd. Alle giften, die ik ontvang, zullen in ons blad verantwoord worden. J. J. BUSKES Jr