RODE

' T~' 7 J CjhTtStCflCfl lïl

Dezer dagen zijn in Engeland een paar brochures verschenen, die althans in bepaalde kringen een zeker opzien hebben veroorzaakt: een groep van ongeveer 75 parlementsleden uit Lager- en Hogerhuis beide heeft ze uitgegeven, als getuigenis van het zeer wezenlijk verband dat er voor hen bestaat tussen hun Christelijk geloof en hun strijd in de socialistische Labour party; het eerste, getiteld: „In dit geloof leven wij” is voorzien van een korte inleiding van Sir Stafford Cripps, die zelf overtuigd tot deze groep behoort. De dingen liggen natuurlijk in Engeland heel anders dan bij ons een feit, dat nóch de r.k. kerk noch de gereformeerden in Nederland behoorlijk binnen hun gezichtskring kunnen krijgen: waarom kan in Engeland wel de r.k. arbeider met de andere arbeiders in eenzelfde vakbeweging voor lotsverbetering strijden en in Nederland niet? Waarom kunnen in Engeland wél christenen in niet-confessionele politieke partijen een plaats vinden, en is dat in dit landje „om des beginsels wil” verboden? De verhoudingen liggen in Nederland ook kerkelijk anders: wij hebben geen figuur gehad te vergelijken met aartsbisschop William Temple, die aan een oecumenische gezindheid een sterk sociaal radicalisme verbond. Nochtans: wat deze Engelsen beweegt, raakt ook ons, raakt de toekomst van Europa, waarin de Engelse socialisten nu eenmaal een grote rol zullen blijven spelen. Uit persoonlijke gesprekken met mensen van deze groep is mij gebleken, dat er meer achter zit dan doodgewone propaganda, al zou die n.m.m. het optreden van Christensocialisten volkomen rechtvaardigen. Een sterk motief nl. is deze dubbele overtuiging: ten eerste, dat het industrialisme de geestelijke inhouden der massa, in het bizonder der arbeiders, uitholt en kapot maakt, en uit zichzelf niets daarvoor in de plaats kan stellen, zodat een geestelijke verarming bij materiële vooruitgang optreedt, ten tweede, dat een alleen ‘politiek socialisme niet in staat is het vacuum te vullen en hier een taak rijst voor Christenen, in het bizonder voor diegenen, die mede in de socialistische strijd staan. Deze motieven nu gelden voor ons in Nederland even sterk als in Engeland, al is daar de industrialisatie verder voortgeschreden en dieper doorgedrongen dan hier. Men mag de nu gepubliceerde geschriften dan ook beschouwen als een beginpunt van een verdere activiteit.

Ik neem uit de eerste brochure enkele gedachten, mede ter overweging aan de Christenen, die het socialisme afwijzen, maar stellig ook aan „onze eigen mensen”, De voornaamste doeleinden van de aoor Christenen bedreven politiek zo lezen wij, in welke partij ook georganiseerd, zijn in de eerste plaats: maatregelen opdat voor ieder burger zijn verantwoordelijkheid in het politieke leven reëel kan zijn; in de tweede plaats om voor ieder het hoogst mogelijk-minimum aan welvaart, bescherming tegen armoede, een behoorlijke vrije tijd en een zodanige opvoeding, dat de vrije tijd ter levensverrijking wordt gebruikt, Maar dan springt voor den Christen één punt in het bizonder naar voren: naar mate hij zich dieper verbonden weet aan eigen politieke beginselen, des te meer zal hij bereid zijn in de integriteit (= de zuiverheid) te erkennen van degenen, die politiek anders kozen dan hij. Men heeft blijkbaar in Engeland op dit punt evenals wij in Nederland, bittere ervaringen; de schrijvers voegen toe: niets houdt meer positieve arbeid tegen dan het omzetten van emotionele kracht in vernielende wederzijdse bittere verwijten.

Sprekende over de mogelijkheid van Christelijke partijen, d.w.z. partijen, die voor een Christen aanvaardbaar zijn, betogen de schrijvers, dat de Labour Party zich als zodanig mag beschouwen. Niet omdat zij een christelijke belijdenis hanteert dat doet zij nl. niet maar omdat zij de kampioen is geweest voor de uitgebuite en ellendige massa, omdat haar stichters bezield zijn geweest door een religieuze hartstocht, die wel niet op een Christelijke leer was gegrond, maar nochtans een echo was van de goddelijke bewogenheid van Christus, waarbij verwezen wordt haar Math. 25:34- 40. De schrijvers voelen heel goed, dat een

beroep op de oorsprong en de oorspronkelijke motieven niet volstaan kan; de socialistische partij mag ook thans een christelijke partij heten, zo betogen zij verder, omdat zij onlosmakelijk planning, geleide economie, verbindt aan geestelijke vrijheid. Bij de uitwerking van dit punt worden een paar dingen gezegd, die n.m.m. even realistisch als inspirerend zijn. „Vrijheid” nl. wordt alleen werkelijk, wanneer de nationale hulpbronnen bewust worden ontgonnen ten bate van de gemeenschap, en düs onder leiding en verantwoordelijkheid der gemeenschap. Allerminst betekent deze leiding van het economische leven een onderdrukking van persoonlijk initiatief en persoonlijke verantwoordelijkheid: zonder deze kan ook een socialistische orde niet bestaan; alleen: zij wordt aangewend ten bate der gemeenschap.

Het meest heeft mij getroffen uit dit getuigenis der 75 rode Christen-politici de overtuiging, dat Christelijk leven zich moet kenbaar maken niet in de eerste plaats in propaganda en leerverbreiding, maar in burgerschap, in sociaal gedrag, in politiek handelen. Hier is een inzicht, waarmee wij ons sterk verbonden voelen, al zitten er wellicht konsekwenties aan, die ook wij niet scherp doorzien. Inderdaad: geloof is kracht, leven, omzetting van de verhouding van mens tot mens. Omdat God naar het woord van Kierkegaard „Existenzmitteilung” is, mededeling van leven, kracht, liefde, waardoor wij met ons hart kunnen leven. Omdat Christus een vlam, een vuurhaard, levende liefde is, die liefde ontsteekt in wie Hem geloven. Dat deze krachtmededeling óók zendingsdrang oproept, ligt in de zaak zelve besloten. Maar éérst toch: omzetting van eigen leven, van levensverhoudingen, óók van sociale en politieke. Daarom ook mogen wij vertrouwen, dat het vacuum door het industrialisme veroorzaakt in millioenen arbeiders (en anderen!) inderdaad gevuld kan worden... niet door theorie en zuivere leer in de eerste plaats, maar door toegewijd en öfferbereid leven, dat insluit solidariteit en broederlijke gemeenschap, evenzeer als gerechtigheid en wil tot strijd. Wij wensen onze makkers ginds een goede strijd, en hopen hier van hen te leren. W. B.

Vervolg van pag. 1

makkelijker benaderen, zo al niet ontmoeten, dan dat men het dood gewicht in beweging krijgt der politiek-onverschilUgen, hetzij die tot geen partij behoren, hetzij ze uit sleur of, uit redenen buiten de politiek, een partij steunen.

Laat me, in plaats van op de politiek af te geven, het eens nadrukkelijk zeggen: politieke gezindheid is een edele vorm van gemeenschapszorg, waaraan geen mens, levend in een democratisch land, zich zonder ernstige redenen mag onttrekken.

J. G. B.

Een misplaatste stunt

In een land als het onze, waar de principiële verschillen en veel, wat daarvoor doorgaat, zo diep zijn, dat vaak zelfs een gesprek over die geschillen niet mogelijk is, zijn toch altijd nog mensen te vinden, die menen het wel op een eenvoudiger wijze te kunnen doen dan door een getuigen ten gunste van het eigen standpunt.

Een typisch voorbeeld daarvan is het optreden van de heer Vermeulen in Genève. Ik behoef u het verhaal niet na te vertellen. De kranten staan er vol van en links en rechts zijn in rep en roer door de woorden van de heer Vermeulen. In het kort wil ik echter een overzicht geven van de gang van zaken, omdat het goed is, dat ook uit de kring, die het N.V.V. een warm hart toedraagt, een critisch geluid wordt gehoord. Een geluid, dat misschien aanleiding kan zijn de zaak nog eens rustig in eigen kring te overwegen, om daarna als het kan eerlijk te erkennen, dat dit optreden niet gelukkig is geweest. Dat laatste kan zonder het „gezicht” te verliezen, omdat ook van andere zijde onbekookte opmerkingen gemaakt zijn.

1. Vermeulen vertegenwoordigde in Genève de drie vakbonden en niet alleen het N.V.V. Van hem mocht dus verwacht worden, dat hij geen opmerkingen maakte, die ten minste één van deze bonden zou ergeren.

2. Vermeulen sprak in Genève en niet in Nederland. Het is een goede gewoonte om niet buiten de grenzen nationale geschillen te gaan uitvechten. Pas als er een soort scheidsgerecht internationaal zou bestaan over dit soort aangelegenheden (hetgeen nooit het geval zal zijn, zolang er sprake is van geestelijke vrijheid en godsdienstvrijheid), dan zou een klacht als door hem uitgesproken in Genève, mogelijk zijn. Nu was het slechts ten toon spreiden van „vuile was”, waarover nog een diepgaand meningsverschil bestaat of de was „vuil” is of niet.

3. Vermeulen verwijst naar de Nederlandse grondwet, naar het Handvest der Verenigde Naties en naar de Rechten van de Mens. Hij vergeet, dat er een geestelijke orde is, die uitgaat van de totali-