leiding van een zich naar voren dringend militair. Naar mate deze succes had met zijn bevrijdingsoorlog, nam hij ook politieke macht.

In beginsel is dit systeem van democratie nog gangbaar in Zuid-Amerika; men noemt het daar zo fraai: volksleiders van onderen op. Maar van partijprograms in Westerse zin is geen sprake. Het programma van Perón in Argentinië is even socialistisch, kapitalistisch als fascistisch. Maar de Argentijnse staatsman vergaart zijn aanhang niet uit een of andere politieke groep, want er valt moeilijk te spreken van partijen in onze zin des woords. Dit blijkt ook uit de nietszeggende benamingen van Republikeinen, Nationalisten, Nationaal-Democraten, terwijl aan de Liberalen en Socialisten wel enige andere bedoelingen ten grondslag gelegd mogen worden dan wij in West-Europa zouden verwachten. Om nog even te blijven in het land der „schone luchten” (= Buenos Aires), Perón heeft door vergaande sociale maatregelen (tè ver soms, zodat de arbeidslust gedaald is) speciaal de industriearbeiders aan zich gebonden, de descamisados, d.i. de hemdlozen. Daarentegen heeft hij de boeren sterk tegen zich in het harnas gejaagd door een onjuiste bejegening, waarop wij later nog wel eens zullen terugkomen.

De democratische opvattingen in Zuid-Amerika vinden ook weer aardige illustratie in Columbië, waar 5 Juni algemene verkiezingen werden gehouden. Dit land rondom de hoofdstad Bogota kent zich twee politieke groeperingen: Conservatieven en Liberalen. Deze laatste groep vormen de vooruitstrevenden, terwijl hun opvattingen toch beslist minder progressief zijn dan die van de V.V.D. in ons land; wat zou er dan een nuttig arbeidsveld in Zuid-Amerika liggen voor het socialisme. Door de algemene wereldstroming tegen de politiek en het staatsbestel van de Sowjet-Unie en tevens door de doorgaans conservatieve regeringen in Zuid-Amerika maakt het Communisme hier geen schijn van kans.

In Columbië nu is Ospina Perez sinds 1946 staatshoofd en leider van een conservatieve regering. Dit land gaat er prat op in een halve eeuw slechts zijn constitutioneel gekozen regeringen aan het bewind te hebben gehad. Maar dit is nog geen bewijs van democratie, zeker niet als bij de jongste verkiezingen blijkt dat Liberalen gedwongen werden thuis te blijven i.p.v. ter stembus te gaan. Daardoor was het mogelijk dat plaatsen waar van overlevering af overwegend Liberalen wonen, thans geen enkele liberale stem werd uitgebracht! Niettemin kregen de Liberalen 72 zetels van de 132 in de volksvertegenwoordiging tegen 60 Conservatieven.

Ospina Perez had in 1946 de wijsheid en de innerlijke moed gehad geen uitsluitend conservatieve regering te vormen en in zijn kabinet ook Liberalen op te nemen. Door de Februari-Maart-revolutie het vorig jaar, waarbij de jonge „linkse” Liberalen-leider Gaitan werd vermoord en die een einde maakte aan de Pan-Amerikaanse conferentie in Bogota, werd deze coalitie verbroken. |

West-Europa kan de toestand in Zuid-Amerika nog niet democratisch noemen. TIDEMAN

Echtpaar met twee kinderen, resp. 16 en 12 jaar, wensen voor de vacantieweek van 24 t/m 30 Juli HUN WONING TE DEN HAAG TE RUILEN. ’t Liefst in dorp op Veluwe. Brieven onder no. A 8330 bureau van dit blad.

Een film van de LO.-LK.P.

voor heel het volk

In opdracht van de Landelijke Organisatie der Knokploegen, de vereniging der gereformeerde verzetsstrijders, die in de oorlogsjaren voor vele duizenden duikadressen zorgden en overvallen op distributiekantoren pleegden, Ausweise en paspoorten vervalsten enz., heeft Max de Haas een film gemaakt, welke binnenkort in ons land vertoond zal worden.

De vierde verzetsfilm made in Holland: de vierde, na twee „grote” en één „kleine” rolprent; die korte film van Josefsohn over het studentenverzet was nog het meest aanvaardbaar; de twee andere alleen maar mislukkingen, die van stijlgevoel noch van originaliteit, van eenvoud noch van aanvoelingsvermogen getuigden. „Niet tevergeefs” luidde de titel van de door de Franse regisseur Gréville vervaardigde vergeefse film, welke pas enkele maanden haar première beleefde en na twee weken voorgoed van het programma der bioscopen verdween. In dit geval kon men het publiek geen ongelijk geven, dat weigerde dit belachelijk-provinciale „kunstwerk” te accepteren.

Had Nederland niet een verzetsfilm kunnen scheppen, die, typisch Nederlands gebeuren uitbeeldende, juist daarom van internationale betekenis had kunnen worden? Waarom hebben cineasten Walcheren, het Den Doolaards onderwerp, niet kunnen „ontdekken”? Maar ja, zelfs dit thema kan verknoeid worden, wanneer men alleen van cliché en pathos gebruik maakt, wanneer men acteurs de revue laat passeren, die braaf en toneelachtig hun lesje opzeggen. Dat het ook dnders kan, heeft Max de Haas met zijn „L.0.-L.K.P.”-film bewezen. Een opdracht van een bepaaide organisatie vervullen, werkt op de echte kunstenaar beperkend, benauwend. Je mag niet te ver gaan, je moet je (enigszins) aan je orders houden... En toch zag Max de Haas kans, in enkele delen stukken film te geven, zoals wij na de oorlog in een Nederlandse rolprent nog niet hebben aanschouwd. Het gros der medewerkers bestaat uit mensen die nog nooit op de planken van het toneel hebben gestaan; in hun eenvoud, met hun dialecten, met hun soms houterige bewegingen, bezitten zij het vermogen, onze ontroering op te wekken, méér dan rhetorische acteurs.

Het gegeven? Zo simpel mogelijk. Een boerderij in Capelle met onderduikers die illegaal werken, achtervolgd worden, zich van een spion ontdoen, gegrepen worden, ontvluchten, in een val lopen, op transport gesteld en gefusilleerd worden, nadat

pogingen van vrienden hen uit de gevangenis te bevrijden, mislukt zijn. Een alledaags verhaal uit die jaren. Eén en véél tragedies, waarvan de helden jonge, soms kinderlijk-onbezorgde mensen zijn, die verzet plegen, omdat zij dnders niet zouden kunnen leven. De Haas maakt gebruik van oude journaals; zijn montage is een enkele keer wat brokkelig; maar dat neemt niet weg, dat zijn film een goed geheel werd, waarin woorden van de „Führer”, commando’s van bewakers, Bekanntmachungen, het huilen van een onder gedoken kindje een meer dan alleen realistische, waarin zij een symbolische functie vervullen, in de taal der film. De Haas heeft oog voor de middelen die hem ten dienste staan, hij ziet het Hollandse landschap, die boerderij, die gewone jongens; hij ziet en schept: sfeer.

Het begint, in onze dagen, met een zitting van de Bijzondere Rechtbank, waar een der nazi-misdadigers terechtstaat, die antifascistische gevangenen neergeschoten heeft; hun namen worden door de rechter genoemd. En hun leven gaat de camera nu volgen tot het laatste schot dat een eind maakt aan dit leven. Wij horen de

schoten knallen, wij horen nog één keer hun namen oproepen en wij zien bomen die bij ieder schot, bij elk einde van een mensenleven deemoedig buigen, neen, méér dan buigen; een schok doet hen beven, bij ieder schot opnieuw.. . Er zijn nog enkele dergelijke momenten, poëtisch, simpel en natuur-lijk.

Al kan deze film niet „groot” worden genoemd, toch toont zij aan, wdt Max de Haas een, twee jaar geleden had kunnen bereiken, indien men hem in alle vrijheid de Nederlandse verzetsfilm had laten maken. Ddn had hij bijvoorbeeld ook minder angstvallig het belangrijke aandeel, dat communisten en socialisten in de strijd hebben gehad, moeten verzwijgen en nóg systematischer dan hem hier mogelijk is geweest, een gave filmcompositie kunnen opbouwen,

H. WIELEK