De nieuwe Belgische regering

Slechts de hoogst onwenselijke toestand van langdurige regeringloosheid heeft de Belgische Liberale partij er toe gebracht, met 70 tegen 51 stemmen te besluiten een coalitie aan te gaan met de Christelijke Volkspartij (C.V.P!.), niet uitsluiting der socialisten.

Ondanks de handhaving van de oude naam zijn de Belgische Liberalen meer naar de socialisten toegegroeid gedurende de oorlogstijd dan hun Nederlandse partijgenoten, die de oude naam wél afschaften. Nu ligt dit mede in de structuur van het Belgische partijwezen, waar godsdienst slechts in zoverre een rol speelt, dat de organisatie van de Rooms-Katholieke kerk zich achter de C.V.P. stelt, en een sterke Protestant-Christelijke groepering zoals bij ons ontbreekt (A.R. + Staatkundig Gereformeerden -j- C.H. maken 24 pet van het Parlement uit). De vierde en laatste politieke partij in België, de communisten, staan uiteraard buiten iedere samenwerking.

Ook in de Koningskwestie, het moeilijkste punt van samenwerking, staat de liberale partij nog steeds dichter bij socialisten dan bij katholieken. Geen dezer drie partijen door het langdurige geharrewar er over mag dit nog wel eens worden onderstreept —is tegen de monarchie op zichzelf, doch socialisten en liberalen (zij het de laatsten in mindere mate) hebben overwegende bezwaren tegen koning Leopold 111. Deze wenst en kan niet vorst zijn van één partij of van het Vlaamse volksdeel, dat reeds 63 pet der bevolking uitmaakt en overwegend Leopoldistisch is. Bij de besprekingen over de komende volksraadpleging noemde de Belgische Socialistische Partij (8.5. P.) een percentage van 66 pet overtuigd dat de Koning dit toch nooit haalt —, de liberalen daarentegen zouden met 60 pet genoegen willen nemen.

De 26 Juni j.l. gehouden verkiezingen hebben geen oplossing gebracht: geringere katholieke winst dan werd verwacht, waardoor in de Tweede Kamer geen abso-

lute meerderheid werd verkregen (wel in Senaat), flinke liberale winst, verlies voor socialisten en vooral communisten.

Slechts de liberalen kwamen sterk uit de verkiezingen, want ook al beheerst de C.V.P. bijna de helft der totale Belgische bevolking, zij zal toch steeds bij het regeren afhankelijk zijn van de steun ener coalitiegenoot. Hoe sterk de liberale positie geworden is, blijkt onevenredig uit hun acht ministerzetels tegen negen C.V.P.- functionnarissen; dit toont mede de afhankelijkheid der katholieken aan. Beter is de aardrijkskundige verdeling in het nieuwe ministerie: 7 Vlamingen, 5 Walen en 5 ministers uit Brussel. Verschillende figuren van formaat zitten thans in de regering; van C.V.P.-zijde allereerst de tactvolle formateur Eyskens, wie geen moeite teveel was om tot een basis voor een regering met socialisten te komen. Verder bleef o.a. Wigny en Duvieusart op resp. Koloniën en Economische Zaken, beiden belangrijke personen. Albert de Vleeschhauwer, vurig Leopoldist, komt op Binnenlandse Zaken de plaats van de socialist Vermeylen innemen;- hij was in de Londense periode minister van Koloniën. Van uitzonderlijk formaat is ook de minister van Verkeerswezen, Paul Segers, schepen van Antwerpen en onder-voorzitter van de C.V.P. En dan niet te vergeten Van Zeeland, die Spaak na tien jaar van Buitenlandse Zaken heeft verdreven.

Merkwaardig is dat Spaak en Van Zeeland in Straatsburg beide candidaat waren voor de functie van voorzitter van de Europese Raad. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken heeft echter ambtshalve zitting in het Comité van Ministers en kan dan niet tevens Raadsvoorzitter zijn. Doordat Van Zeeland 10 Augustus minister van Buitenlandse Zaken werd en dus van delegatielid tevens ernstig candidaat voor de voorzittersplaats der Europese Raadgevende Vergadering tot lid van het Comité van Ministers werd, maakte hij Spaak door de ontheffing uit deze laatste functie tot de

aangewezen voorzitter. Als hoedanig deze grote socialist unaniem werd gekozen.

De liberale ministers in de nieuwe Belgische regering worden aangevoerd door waarnemend premier Devèze, die tot grote vrees der Vlamingen op Defensie zit (gezien zijnWallonistische bevoordeling, zegt men in Noord-België). Van Glabbeke en De Waal Buisséret (resp. Volksgezondheid en gezin en Openbare Werken) zijn eveneens oude getrouwen. De nieuwe minister Rey (Wederopbouw) is de zoon van een Luikse predikant en staat goed aangeschreven.

Om van de bekwaamheden en ervaring van een Paul Henri Spaak gebruik te kunnen maken, werd deze benoemd tot minister van Staat. Trouwens, de socialisten zijn toch onmisbaar voor het bestuur van België. Het kan zeker in een land met een belangrijk aantal werklozen nimmer gunstig zijn dat naast een communistische oppositie ook een socialistische is. Daar tegenover staat dat er een vrij omvangrijke groep in de B.S.P. was, die de verkiezingsverliezen met oppositie wil trachten goed te maken; het zijn de lieden van: „geen compromissen meer, strijden voor ons eigen socialisme!”

Liberale demagogie komt ook hier om de hoek kijken. Met hun verkiezingsleuze: 25 pet belastingverlaging heeft de liberale partij groot succes geboekt; de nieuwe minister van Financiën, Liebaert, een liberale industrieel uit Gent, heeft in het laatste stadium der onderhandelingen als antwoord gegeven op een aanbod van formateur Eyskens (die zelf hoofd van een intern bezuinigings-coördinatie-ministerie wordt) om de belastingen met 15 pet te verlagen, dat het begrotingstekort van 7 milliard franc (è, 6,051 cent) het moeilijk maakt tot belastingverlaging over te gaan!!

Zeer reëel sprak de liberaal Devèze van een voorlopige regering. Wij verwachten voor 1950 weer een beroep op de socialisten om tot de regering toe te treden. TIDEMAN

Gesprek over het communisme

De bestrijding. Sternberg komt in zijn boekje „Hoe houden we de Russen tegen zonder oorlog?” tot de conclusie: Er is maar één af doende manier om het communisme in z’n Russische vorm te bestrijden. De Verenigde Staten moeten èn in Europa én in Azië meer progressief zijn dan de Russen. „Een verenigd, progressief, zelfstandig Europa is de beste basis om de Russen tegen te houden zonder oorlog.” (99).

Sternberg zegt maar heel terloops iets over de militaire verdedigingsmogelijkheden. Hij legt de nadruk, waar die gelegd moet worden: op de radicale veranderingen op oekonomies-sociaal terrein. Dat is een heel verschil met de P.v.d.A. Op het laatste congres is in de resolutie over het Atlantisch Pact hij wijze van amendement (Nederhorst) het volgende opgenomen: „Het congres ziet in het verdrag een noodzakelijk en eerste middel om een derde

wereldoorlog te voorkomen, maar verwacht van deze defensieve poging slechts dan indien dit gepaard gaat met een consequente vooruitstrevende politiek der betrokken ianden, waartoe een federatief Europa een belangrijke bijdrage kan vormen.”

Bij wijze van amendement wordt over de vooruitstrevende politiek gesproken. Daar ligt de zwakheid.

Wij denken, dat de beslissing ligt op het terrein: democratie of dictatuur. Maar de belangrijkste beslissing valt op het gebied van de oekonomies-sociale veranderingen. Moskou rekent met de verblinding van kapitalisten en democratische socialisten. Het kan rustig zijn kans af wachten: het communisme zijn grootste en sende kansen in tijden van maatschappeiijke crises. In de tijd vóór die crises werken alle nlet-communisten, door enorme bewapeningsuitgaven, er hard aan mee om de

voedingsbodem voor het communisme voor te bereiden. Want het geld, dat aan de militaire zaken wordt uitgegeven, komt noch het Socialisme noch de Democratie ten goede.

Wanneer mr Van der Goes van Naters in Het Vrije Volk van 4 Mei, zonder blikken of blozen zegt: „het amendement van Nederhorst heeft nóg duidelijker gemaakt, dat wij het Atlantisch Verdrag willen van ons socialistisch besef uit ” dan betekent dit, dat ook hij wat primair moet zijn als een amendement heeft geaccepteerd. Niet alleen het feit, dat dit geschiedde, maar nog meer dat dit feit op deze probleemloze wijze wordt gereleveerd, doet mij zeggen: we zijn toch wel heel erg in de war.

Een radicaal socialistische politiek, die ook tot de verbeelding der massa’s spreekt, het wékken van een bewust anti-militairistische verzetsgeest, het organiseren van de massa’s in bovengewelddadige verzetsmethoden dè,t zijn de vormen van een bestrijding, waardoor Democratie en Socialisme niet ondergaan, maar waardoor zij gered worden.

Gevaren. Het democratische socialisme zal bij zijn ontmaskerings-activiteit ook moeten wijzen op het gevaar, dat de positie van de Veilig-